9 MEI 1969. _ Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze van berekening van het vakantiegeld voor sommige bedienden tewerkgesteld in de grootwarenhuizen.
Art. 1-4
Artikel 1. Dit besluit is toepasselijk op de werkgevers en de bedienden, wier loon hetzij geheel, hetzij voor een gedeelte veranderlijk is, van de ondernemingen welke onder het Nationaal Paritair Comité voor de grootwarenhuizen ressorteren.
Art.2. De werkgever betaalt aan de bediende die met vakantie gaat :1° een gedeelte van het gewaarborgd maandelijks loon berekend naar verhouding van het aantal vakantiedagen;2° voor elke vakantiedag, een som gelijk aan het dagelijks gemiddelde van het verschil tussen het gedurende het vakantiedienstjaar verdiende loon en het gewaarborgd loon van hetzelfde dienstjaar.(De bijslag bedoeld in artikel 38,2° van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 maart 1989, wordt berekend op de som van :1° het loon dat de bediende gedurende de maand waarin hij met vakantie gaat werkelijk heeft verdiend;2° de onder 1° en 2° bepaalde bedragen.) <KB 1990-01-12/38, art. 1, 002; ED 01-01-1989>
Art.3. Dit besluit vervangt het koninklijk besluit van 3 augustus 1959 tot vaststelling van de wijze van berekening van het vakantiegeld voor sommige bedienden tewerkgesteld in de grootwarenhuizen.
Art. 4. Onze Minister van Sociale Voorzorg is belast met de uitvoering van dit besluit.