Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

6 MAART 1968. _ Koninklijk besluit tot vaststelling van de modaliteiten en voorwaarden van erkenning van de geneesheren-specialisten in de revalidatie, inzake sociale reclassering van de minder-validen.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I Erkenningsvoorwaarden.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II Erkenningsregels.
Art. 3-13
HOOFDSTUK III Slotbepaling.
Art. 14



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

 



Artikels:

HOOFDSTUK I _ Erkenningsvoorwaarden.
Artikel 1. Om als geneesheer-specialist in de revalidatie erkend te worden, moet aan de onderstaande voorwaarden worden voldaan:
  1° sedert ten minste vijf jaar houder zijn van het diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde, uitgereikt door een Belgische universiteit, of een vrijstelling of gelijkstelling van diploma genieten onder de voorwaarden bepaald door de wet;
  2° de toelating hebben bekomen om de geneeskunde in België uit te oefenen;
  3° bovendien, zolang het post-universitaire onderwijs in deze specialiteit niet wettelijk georganiseerd is:
  a) hetzij, ter voldoening aan de wetgeving betreffende de verzekering tegen ziekte en invaliditeit, erkend zijn door de Minister van Volksgezondheid als geneesheer-specialist in een van de volgende specialiteiten: heelkunde, neurochirurgie, plastische heelkunde, heelkunde op het abdomen, heelkunde op de thorax, bloedvatenheelkunde, oftalmologie, neus-, keel- en oorgeneeskunde, orthopedie, stomatologie, dermatovenereologie, inwendige geneeskunde, pneumologie, gastro-enterologie, pediatrie, cardiologie, neuro-psychiatrie, reumatologie, fysiotherapie, obstetrische gynecologie, urologie;
  Hetzij de graad of de titel van licentiaat, of een daarmede gelijkgesteld diploma, in een universiteit te hebben bekomen, ten blijke van hun specialisatie in een van de volgende takken: arbeidsgeneeskunde, hygiëne, lichamelijke opvoeding, psychologie, psychologische wetenschappen, toegepaste psychologie of beroepsoriëntering;
  b) een stage hebben gedaan die voldoet aan de criteria die in gemeen overleg werden bepaald door de commissie voor erkenning van geneesheren-specialisten in de revalidatie en door de commissie van beroep voor de geneesheren-specialisten in de revalidatie die respectief door de artikels 4 en 8 van dit besluit zijn opgericht.
  Die criteria, die kunnen verschillen naargelang van de onder a vermelde specialiteiten, worden aan de goedkeuring van de Koning onderworpen;
  c) de verbintenis aangaan de revalidatie uit te oefenen volgens criteria die door bovengenoemde commissies in gemeen overleg worden bepaald en door de Koning goedgekeurd.

Art.2. In afwijking van artikel 1, 3°, kunnen de geneesheren, die hun diploma vóór 1 januari 1955 hebben behaald, en die bij het indienen van hun aanvraag, sedert vijf jaar zonder onderbreking de revalidatie beoefenen en het bewijs leveren van bekendheid en bevoegdheid in die studierichting, als geneesheer-specialist in de revalidatie erkend worden.
  Voor de staving van de bekendheid en de bevoegdheid zullen meer wetenschappelijke titels en werken, alsook waargenomen functies in aanmerking genomen worden.
  De erkenning is onderworpen aan de voorwaarde dat de aanvrager de verbintenis aangaat de revalidatie uit te oefenen volgens de onder artikel 1, 3°, c, bedoelde criteria.

HOOFDSTUK II _ Erkenningsregels.
Art.3. De geneesheren die als geneesheer-specialist in de revalidatie wensen erkend te worden sturen daartoe, bij een ter post aangetekende brief, hun verzoek tot erkenning aan de Minister van Volksgezondheid.

Art.4. Bij de Minister van Volksgezondheid wordt een commissie voor erkenning van geneesheren-specialisten in de revalidatie opgericht.
  Die commissie bestaat uit een nederlandstalige en uit een franstalige kamer, die beide aan de Minister een met redenen omkleed advies moeten uitbrengen omtrent de erkenning van geneesheren als geneesheer-specialist in de revalidatie.
  De nederlandstalige kamer en de franstalige kamer behandelen respectief de aanvragen waarover uitspraak moet worden gedaan, volgens de wet van 2 augustus 1963, op het gebruik van de talen in bestuurszaken, hetzij in het Nederlands, hetzij in het Frans.
  Op verzoek van een der kamers moet de erkenningscommissie in algemene vergadering bijeengeroepen worden om te beraadslagen over vraagstukken betreffende de erkenningscriteria en het behoud van de eenheid in de rechtspraak.
  De kamers en de algemene vergadering worden door de Minister of door diens afgevaardigde samengeroepen.
  Onder de aanwezigen neemt het oudste lid in jaren het voorzitterschap van de commissie waar.
  De in algemene vergadering bijeengekomen erkenningscommissie, stelt haar huishoudelijk reglement op, dat aan de goedkeuring van de Minister van Volksgezondheid onderworpen wordt.

Art.5. § 1. Elke kamer bestaat uit zeven vaste leden en uit evenveel plaatsvervangers.
  Die leden worden voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar benoemd door de Minister van Volksgezondheid, op advies van de raad van beheer van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen en van de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, onder de dubbel zo talrijke kandidaten als er te begeven mandaten zijn en die door de representatieve organisaties van de specialisten die de revalidatie beoefenen voorgedragen worden.
  § 2. Onder de aanwezigen neemt het oudste lid van de Kamer het voorzitterschap waar.
  § 3. De functie van secretaris wordt waargenomen door een ambtenaar, die de Minister van Volksgezondheid aanwijst.

Art.6. De kamer kan slechts een advies uitbrengen indien twee derde van haar vaste of plaatsvervangende leden aanwezig zijn. Zij doet uitspraak bij gewone meerderheid van de stemmen; bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.

Art.7. De Kamer deelt haar advies mede aan de Minister van Volksgezondheid. Zij notificeert het de betrokken geneesheer bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs.

Art.8. Bij de Minister van Volksgezondheid wordt een Commissie van beroep voor geneesheren-specialisten in de revalidatie opgericht.
  Zij neemt kennis van de beroepen die de betrokken geneesheren tegen de adviezen van de Kamer kunnen instellen. Die beroepen moeten worden ingesteld binnen vijftien dagen na de ontvangst van het advies.
  Gaat de Minister niet akkoord met het gunstig advies van de Kamer dan maakt hij, binnen dezelfde termijn van vijftien dagen, de zaak aanhangig bij de Commissie van beroep, en stelt op de bij artikel 7 bepaalde wijze de betrokkene hiervan in kennis, met aanduiding van de redenen op grond waarvan hij meent het advies van de Kamer niet te kunnen volgen. De betrokken geneesheer kan binnen vijftien dagen na deze kennisgeving zijn verweermiddelen bij de Commissie van beroep laten gelden.

Art.9. § 1. Het voorzitterschap van de Commissie van beroep voor geneesheren-specialisten in de revalidatie wordt een doctor in de genees-, heel- en verloskunde, ambtenaar bij het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, opgedragen.
  Die Commissie bestaat uit een Nederlandstalige en een Franstalige kamer, die hun advies geven over de zaken die in eerste instantie in het Nederlands, respectief in het Frans werden behandeld.
  Elke kamer is samengesteld uit:
  1° een voorzitter, doctor in de genees-, heel- en verloskunde, gekozen uit een lijst van twee kandidaten, respectief voorgedragen door de Koninklijke Vlaamse Academie voor Geneeskunde van België, voor de Nederlandstalige kamer, en door de "Académie royale de médecine de Belgique", voor de Franstalige kamer;
  2° een doctor in de genees-, heel- en verloskunde, gekozen uit een lijst van twee kandidaten, voorgedragen door de Hoge Raad van de Orde der Geneesheren;
  3° twee doctors in de genees-, heel- en verloskunde, gekozen uit een lijst van kandidaten, voorgedragen door de representatieve organisaties van de geneesheren-specialisten in de revalidatie; elke organisatie draagt twee kandidaten voor;
  4° drie doctors in de genees-, heel- en verloskunde, respectief voorgedragen door de Universiteiten te Gent, Brussel en Leuven voor de Nederlandstalige kamer, en door de Universiteiten te Luik, Brussel en Leuven voor de Franstalige kamer;
  5° een doctor in de genees-, heel- en verloskunde, aangewezen door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid onder de ambtenaren van zijn departement;
  6° een doctor in de genees-, heel- en verloskunde, aangewezen door de Minister van Volksgezondheid onder de ambtenaren van zijn departement;
  7° een doctor in de genees-, heel- en verloskunde, aangewezen door de Minister van Sociale Voorzorg.
  De voorzitter van de Commissie van beroep, alsook de voorzitters en de leden van de kamers, bedoeld onder 1° tot 4°, worden door de Minister van Volksgezondheid voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar benoemd.
  Voor de onder 1° tot 4° bedoelde leden wordt een plaatsvervanger aangewezen die gelijktijdig met hen en op dezelfde wijze als zij worden benoemd.
  § 2. De functies van secretaris en van adjunct-secretaris worden uitgeoefend door ambtenaren die door de Minister van Volksgezondheid aangewezen worden.
  § 3. Op initiatief van de voorzitter van de Commissie van beroep of op verzoek van een van de kamers, moet de Commissie van beroep in algemene vergadering worden bijeengeroepen voor alle vraagstukken van algemene aard, en inzonderheid om te beraadslagen over vraagstukken die betrekking hebben op de eenheid van rechtspraak en op de erkenningscriteria.
  § 4. De kamers van de Commissie van beroep kunnen slechts een advies uitbrengen indien twee derde van hun leden aanwezig zijn. Zij doen uitspraak bij gewone meerderheid van de stemmen; bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
  § 5. De in algemene vergadering bijeengekomen Commissie van beroep stelt haar huishoudelijk reglement op, dat aan de goedkeuring van de Minister van Volksgezondheid onderworpen wordt.

Art.10. Elke kamer van de Commissie van beroep deelt haar met redenen omkleed advies mede aan de Minister van Volksgezondheid.
  Bij gemotiveerde beslissing doet de Minister uitspraak over de erkenning. Die beslissing wordt bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs aan de betrokkene meegedeeld.

Art.11. Wanneer de onder de artikelen 1 en 2 bedoelde voorwaarden niet meer vervuld zijn, kan de Minister de erkenning intrekken.
  In dat geval vindt onderstaande gang van zaken plaats:
  Vooraleer de erkenning in te trekken, geeft de Minister van Volksgezondheid aan de betrokkene zijn inzicht te kennen en vraagt het advies van de bevoegde kamer van de erkenningscommissie. Dat advies wordt aan de Minister en aan betrokkene genotificeerd onder de in artikel 7 bepaalde voorwaarden; beroep kan ertegen worden aangetekend en adviezen kunnen erover worden ingewonnen, zoals bepaald in artikel 8. De in artikel 10 voorgeschreven regels moeten worden toegepast.

Art.12. De geneesheer die van de overeenkomstig dit besluit verleende erkenning wenst af te zien, moet de Minister van Volksgezondheid hierover inlichten.

Art.13. De leden van de erkenningscommissie en van de commissie van beroep kunnen aanspraak maken op:
  1. een presentiegeld overeenkomstig het besluit van de Regent van 15 juli 1946 gewijzigd door het koninklijk besluit van 5 januari 1960, dat het bedrag van de presentiegelden en de kosten bepaalt welke uitgekeerd worden aan de leden van de vaste commissie die van het departement van Volksgezondheid en van het Gezin afhangen. Leden-ambtenaren kunnen daarop slechts aanspraak maken wanneer het bijwonen van de zittingen geregeld prestaties buiten hun normale diensturen tot gevolg heeft;
  2. de terugbetaling van de reiskosten overeenkomstig het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten;
  3. de vergoeding van de verblijfkosten, overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries.
  Voor de toepassing van het eerste lid worden de leden niet-ambtenaren gelijkgesteld met de ambtenaren die een graad bezitten die in de rangen 15, 16 of 17 is ingedeeld.

HOOFDSTUK III _ Slotbepaling.
Art. 14. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit belast.