Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 DECEMBER 1967. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van de criteria van toekenning der tegemoetkomingen inzake sociale hulp op het gebied van de sociale reclassering van de minder-validen. (NOTA : Opgeheven voor de Franse Gemeenschap van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij BESL 1998-12-03/38, art. 14; Inwerkingtreding : 01-09-1998) (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG2013-07-04/32, art. 3 en 2, 51°, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2013) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-12-1990 en tekstbijwerking tot 30-08-2013)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - (Terugbetaling van de reis- en verblijfkosten gemaakt buiten de schoolopleiding, beroepsopleiding, omscholing en herscholing en het uitoefenen van een beroepsbezigheid) <M.B. 2-7-1975, art. 1>
Eerste afdeling. - Algemene criteria voor terugbetaling
Art. 1-3
Afdeling 2. - Bijzondere criteria voor de terugbetaling van de reiskosten
Art. 4-6
Afdeling 3. - Bijzondere criteria voor de terugbetaling van de verblijfkosten
Art. 7-9
Afdeling 4. - Gemeenschappelijke criteria voor de terugbetaling van de reis- en verblijfkosten
Art. 10-11
HOOFDSTUK Ibis. - <ingevoegd bij MB 02-07-1975, art. 2> Terugbetaling van de reiskosten gemaakt door de minder-valide om zich van zijn verblijfplaats naar de plaats van zijn werk, en omgekeerd, te begeven
Art. 11bis
HOOFDSTUK II. - Tegemoetkoming in de kosten voor beroepsopleiding, omscholing of herscholing, in het schoolgebied en in de kosten voor aankoop van leerboeken en didactisch materieel. <NOTA : wat het Franse taalgebied betreft, worden de woorden "en materieel" opgeheven bij BWG 1999-06-03/77, art. 17; Inwerkingtreding : 01-07-1999>
Eerste afdeling. - Criteria voor toekenning in het raam van de beroepsopleiding, omscholing of herscholing
Art. 12
Afdeling 2. - Criteria voor toekenning in het raam van de schoolopleiding
Art. 13-14
Afdeling 3. - Gemeenschappelijke criteria voor toekenning
Art. 15-16
HOOFDSTUK III,- Materiële hulp.
Art. 17-20
HOOFDSTUK IV. Leningen.
Art. 21-23
HOOFDSTUK V. Tegemoetkoming in de kosten voor geneeskundige honoraria gemaakt in beroep
Art. 24-25
HOOFDSTUK VI. (Gemeenschappelijke bepalingen aan de hoofdstukken I tot V) <M.B. 23-11-1970, art. 1>
Art. 26-27
HOOFDSTUK VIbis. <Ingevoegd bij MB 23-11-1970, art. 2> De tegemoetkoming in de kosten voor het Rode Kruis van België ten behoeve van de onderzoekingen en verspreiding van nuttige voorwerpen (gadgets) bestemd om het dagelijks leven van de minder-validen meer onafhankelijk te maken.
Art. 27bis
HOOFDSTUK VII. Slotbepaling.
Art. 28



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - (Terugbetaling van de reis- en verblijfkosten gemaakt buiten de schoolopleiding, beroepsopleiding, omscholing en herscholing en het uitoefenen van een beroepsbezigheid)
Eerste afdeling. - Algemene criteria voor terugbetaling
Artikel 1. De reis- en verblijfkosten, gemaakt door de minder-valide buiten het raam van zijn schoolopleiding en van zijn beroepsopleiding, omscholing
  of herscholing, worden hem, onder de bij dit hoofdstuk bepaalde voorwaarden, terugbetaald, wanneer deze kosten :
  1° het gevolg zijn van een maatregel tot onderzoek waartoe door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen of door een gewestelijke technische commissie is beslist;
  2° ter uitvoering van de beslissing houdende vaststelling van zijn omscholings- en sociale reclasseringsproces, worden gemaakt in het raam van de functionele revalidatie of van de apparatuur, van de voorlichting bij studie- of beroepskeuze of van een dienstaanbieding;
  3° het gevolg zijn van een maatregel tot onderzoek waartoe door de commissie van beroep is beslist, inzonderheid van een bevel tot persoonlijke verschijning;
  4° werden gemaakt, zonder een bevel tot persoonlijke verschijning voor de commissie van beroep, om de zitting bij te wonen, wanneer de commissie de beslissing waartegen beroep werd aangetekend, vernietigt.
  (NOTA : Voor de Vlaamse Gemeenschap, art. 1, 3° et 4° wordt opgeheven; <BVE 1991-07-24/33, art. 57, 006; Inwerkingtreding : 01-04-1992>)

Art.2. Buiten de gevallen waarin de reis of het verblijf prestaties betreffen waarvan de uitvoering in het buitenland toegelaten werd bij toepassing van artikel 72 van het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen, worden alleen de reizen en de verblijven in België in aanmerking genomen.

Art.3. Wanneer, in de gevallen bedoeld bij artikel 1, de minder-valide zich laat vergezellen van een derde persoon, wiens hulp om zich te verplaatsen of om zich uit te drukken door het Rijksfonds noodzakelijk wordt geacht wegens de aard of de ernst van zijn handicap, worden de reis- en verblijfkosten van deze persoon eveneens terugbetaald, onder de bij dit hoofdstuk bepaalde voorwaarden.

Afdeling 2. - Bijzondere criteria voor de terugbetaling van de reiskosten
Art.4. <MB 24-07-1978, art. 1> Voor de verplaatsingen gedaan door middel van een gemeenschappelijk vervoermiddel wordt de tegemoetkoming berekend in functie van de afstand en volgens het kilometertarief toegepast door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen voor de reizen in tweede klasse, zonder nochtans het bedrag te mogen overschrijden van het voordeligste vervoerbewijs voor het goedkoopste gemeenschappelijk vervoermiddel dat de effectieve verblijfplaats van de minder-valide verbindt met de plaats waarheen hij zich moet begeven.

Art.5. Wanneer het voordeligste vervoerbewijs een abonnement is, wordt het gedeelte van de prijs van dit abonnement, dat betrekking heeft op de dagen gedurende welke de minder-valide niet gereisd heeft, slechts terugbetaald, indien de afwezigheid behoorlijk wordt gerechtvaardigd en voor zover de belanghebbende de terugbetaling ervan niet kan bekomen van de betrokken vervoermaatschappij.

Art.6. <MB 24-07-1978, art. 2> § 1. De verplaatsingen van de minder-valide met een individueel of geïndividualiseerd vervoermiddel kunnen slechts aanleiding geven tot tegemoetkoming wanneer het Rijksfonds heeft erkend dat omwille van de aard en de ernst van zijn handicap de verplaatsingen door middel van een gemeenschappelijk vervoermiddel onmogelijk zijn of ernstige bezwaren met zich brengen.
  (NOTA : Voor de Vlaamse Gemeenschap, wordt § 1 als volgt aangevuld :
  "In afwijking van de bepalingen van vorig lid kunnen evenwel de kosten bedoeld in artikel 1, 1° en 2° van onderhavig besluit, en die niet worden gemaakt in het raam van de functionele revalidatie, slechts tot vergoeding aanleiding geven, indien zij de verplaatsingen van de minder-valide door middel van een persoonlijk, individueel of geïndividualiseerd vervoermiddel betreffen, op voorwaarde :
  1° dat de minder-valide zich met een rolwagen verplaatst;
  2° of dat hij zich verplaatst zonder vergezeld te zijn van een derde persoon, en dat uit een omstandig geneeskundig verslag blijkt dat verplaatsingen te voet van minstens 300 meter onmogelijk zijn wegens cardiorespiratoire of locomotorische aandoeningen.
  De verplaatsingen door middel van een individueel vervoermiddel die niet beantwoorden aan de voorwaarden van vorig lid, kunnen aanleiding geven tot een tegemoetkoming die berekend wordt alsof het om een verplaatsing met een gemeenschappelijk vervoermiddel zou gaan." <BVE 1990-03-07/38, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-03-1990; zie BVE 1990-03-07/38, art. 4>)
  (NOTA : Voor de Duitse Gemeenschap § 1 wordt aangevuld als volgt : " In afwijking van de bepalingen van vorig lid mogen echter de kosten bedoeld in artikel 1, 1° en 2° van het bovenvermeld besluit, die niet in het kader van de revalidatie zijn ontstaan, slechts tot een tegemoetkoming aanleiding geven wanneer deze kosten de verplaatsingen van de gehandicapten door middel van een persoonlijk of geïndividualiseerd vervoermiddel betreffen en dit op voorwaarde dat :
  1° de gehandicapte zich in een rolstoel verplaatst of;
  2° hij zich zonder begeleiding van een derde persoon verplaatst en uit een omstandig medisch attest blijkt dat verplaatsingen van 300 meter of minder te voet onmogelijk zijn wegens hart- en ademhalingsmoeilijkheden of bewegingsstoornissen. "; <BDG 1990-10-18/35, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1990>)
  (NOTA : Voor de Franse Gemeenschap wordt § 1 vervangen door de volgende bepaling : " § 1. De verplaatsingen met een individueel of geïndividualiseerd vervoermiddel geven aanleiding tot een tegemoetkoming berekend volgens de bij dit artikel bepaalde regels :
  1° wanneer de gehandicapte zich met een invalidenwagen verplaatst;
  2° wanneer de gehandicapte zich verplaatst zonder door een derde te worden begeleid en wanneer uit een omstandig geneeskundig verslag blijkt dat hij, als gevolg van hart- en ademhalingsstoornissen of van bewegingsstoornissen of van stoornissen die met voornoemde stoornissen kunnen worden gelijkgesteld door de raad van beheer, niet in staat is een afstand van ten minste 300 m te voet af te leggen.
  De verplaatsingen met een individueel of geïndividualiseerd vervoermiddel die aan de voorwaarden van dit artikel niet beantwoorden, kunnen aanleiding geven tot een tegemoetkoming die berekend wordt alsof het zou gaan om een verplaatsing met een gemeenschappelijk vervoermiddel.";<BFG 1990-10-25/45, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 04-02-1991>; De wijziging is niet van toepassing voor de gehandicapten aan wie, voor de datum waarop dit besluit in werking treedt, de verplaatsingen met een individueel of geïndividualiseerd vervoermiddel werden terugbetaald.)
  § 2. Voor de verplaatsingen gedaan door middel van een ander persoonlijk vervoermiddel dan een taxi, wordt de tegemoetkoming berekend in functie van de afstand en van het belastbaar vermogen van het gebruikte voertuig, zonder dat er rekening wordt gehouden met het belastbare vermogen dat 9 pk overschrijdt, en volgens de tarieven die voorkomen in kolom 4 van de tabel gevoegd in bijlage bij de algemene regeling inzake reiskosten.
  Wanneer de minder-valide vervoerd wordt door een derde, kunnen de verplaatsingskosten gemaakt door deze derde om de plaats van vertrek te bereiken en de minder-valide terug te halen, in aanmerking genomen worden onder dezelfde voorwaarden als in het eerste lid, in zoverre :
  1° de tijd die de derde moet wachten op de plaats van bestemming meer dan twee uren bedraagt;
  2° de verplaatsing de derde in staat stelt een tijdwinst te realiseren van minimum twee uren, waarbij de duur van de reis berekend wordt in functie van een gemiddelde uursnelheid van 60 kilometer;
  3° de verplaatsing een heen- en terugreis betreft van minder dan 120 kilometer.
  § 3. Voor de verplaatsingen gedaan per taxi, is de tegemoetkoming gelijk aan het tarief dat aan de minder-valide voor de rit aangerekend wordt.
  Dit bedrag mag echter de maximumprijs niet overschrijden, bepaald in het reglement dat de maximumprijzen voor het vervoer per taxi vaststelt.
  § 4. Wanneer de minder-valide een ziekenwagen heeft gebruikt en het Rijksfonds voor de betrokkene de noodzaak erkent dit vervoermiddel te gebruiken,is de tegemoetkoming gelijk aan het voor het vervoer gevorderde bedrag, zonder dat dit het bedrag mag overschrijden van de maximumprijs waarvan de terugbetaling verzekerd wordt door het Fonds voor dringende geneeskundige hulpverlening, in toepassing van de reglementering desbetreffende.
  § 5. Voor de verplaatsingen gedaan door middel van geïndividualiseerd vervoer, georganiseerd onder de vorm van collectieve ophaling, is de tegemoetkoming gelijk aan het bedrag van de prijs gevorderd van de minder-valide, zonder nochtans een bedrag te mogen overschrijden gelijk aan het kwotient van de deling van de kostprijs per dag voor de uitbetaling, in aanmerking genomen overeenkomstig het tweede lid van onderhavige paragraaf, door het aantal minder-validen waarvoor het gebruikte vervoermiddel voorzien is.
  De in aanmerking genomen kostprijs per dag voor de uitbating is ten hoogste gelijk aan het produkt van de vermenigvuldiging van de maximum kilometerprijs, door de reglementering, die de maximumprijzen voor het vervoer per taxi vaststelt, voorzien voor de grote rijtuigen, in de lokaliteiten waar het perimeterstelsel niet moet toegepast worden, met het aantal kilometers door het vervoermiddel per dag afgelegd om de ophaaldienst heen- en terug te verzekeren.
  De persoon die het geïndividualiseerd vervoer onder de vorm van collectieve ophaling organiseert, is er toe gehouden aan het Rijksfonds alle gegevens te verstrekken die hem gevraagd worden teneinde de kostprijs per dag voor de uitbating op te maken en na te kijken.
  In geen geval mogen de tegemoetkomingen verleend voor het totaal aantal minder-validen, in eenzelfde ophaalronde vervoerd, hoger liggen dan de som van de tegemoetkomingen die aan ieder van hen zouden verleend geweest zijn, moesten zij zich individueel per taxi verplaatst hebben.
  § 6. Voor de berekening van de afstanden binnen eenzelfde gemeente wordt rekening gehouden met de werkelijke afstand; voor de berekening van de afstanden tussen de gemeenten, worden diegene in aanmerking genomen die voorkomen in de officiële lijst van de wettelijk afstanden langs de gewone tussen alle Belgische gemeenten.
  Wanneer evenwel de werkelijke afstand 5 km afwijkt van de aldus vastgestelde afstand, wordt er rekening gehouden met de werkelijke afstand.
  Er wordt eveneens rekening gehouden met de werkelijke afstand voor de reizen buiten het grondgebied van het Rijk.

Afdeling 3. - Bijzondere criteria voor de terugbetaling van de verblijfkosten
Art.7. De minder-valide kan de terugbetaling bekomen van de verblijfkosten die hij gemaakt heeft, wanneer hij voldoet aan een van de volgende voorwaarden :
  1° dagelijks meer dan dertien uur van zijn werkelijke verblijfplaats verwijderd zijn;
  2° ernstige reismoeilijkheden hebben wegens de aard of de ernst van de handicap;
  3° verplicht zijn buiten zijn werkelijke verblijfplaats te vertoeven, met het oog op de uitvoering van de maatregelen tot onderzoek of van de beslissing, bedoeld bij artikel 1, 1°, 2° en 3°;
  4° zich in zodanige omstandigheden bevinden dat de dagelijkse reiskosten, vastgesteld overeenkomstig afdeling II, het dagelijks maximumbedrag van de terugbetaling van de verblijfkosten, bepaald bij artikel 8, zouden overtreffen.

Art.8. <MB 28-03-1972, art. 4> (Zie NOTA 1 onder TITEL)
  § 1. Het maximumbedrag van de terugbetaling van de verblijfkosten is vastgesteld op 148,5 F per dag.
  § 2. Dit bedrag wordt gekoppeld aan de spilindex 114,20 en wordt aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.

Art.9. De minder-valide die vooraf verantwoorde uitgaven heeft gedaan met het oog op een verblijf voor een bepaalde duur buiten zijn werkelijke verblijfplaats, kan de terugbetaling bekomen van de gedane kosten voor de dagen en halve dagen gedurende welke hij daar niet werkelijk verbleven heeft, op voorwaarde;
  1° dat de afwezigheid behoorlijk gerechtvaardigd is;
  2° dat hij alle nuttige maatregelen heeft getroffen om de kosten tot het strikte minimum te beperken;
  3° dat hij de terugbetaling ervan niet kan bekomen bij de inrichting waar hij verblijft.

Afdeling 4. - Gemeenschappelijke criteria voor de terugbetaling van de reis- en verblijfkosten
Art.10. De terugbetaling van de reiskosten en deze van de verblijfkosten mogen niet worden gecumuleerd voor een zelfde dag.
  Wanneer, evenwel, doorlopend verblijf moet gehouden worden buiten de werkelijke verblijfplaats, kan de minder-valide benevens de terugbetaling van zijn verblijfkosten, de terugbetaling bekomen van een reis heen en terug per week.

Art.11. De bedragen van de terugbetalingen van de reis- en verblijfkosten, vastgesteld bij toepassing van dit hoofdstuk, worden in elk geval, verminderd met het bedrag van de andere wettelijke of reglementaire tegemoetkomingen welke de minder-valide ter zake mocht genieten.

HOOFDSTUK Ibis. - Terugbetaling van de reiskosten gemaakt door de minder-valide om zich van zijn verblijfplaats naar de plaats van zijn werk, en omgekeerd, te begeven
Art. 11bis.§ 1. De minder-valide kan een tegemoetkoming bekomen in de kosten gemaakt om zich van zijn verblijfplaats naar de plaats van zijn werk, en omgekeerd, te begeven, naar rata van één reis heen en terug per dag, op voorwaarde dat het Rijksfonds erkend heeft dat hij wegens de aard of de ernst van zijn handicap, hetzij onmogelijk gebruik kan maken van een gemeenschappelijk vervoermiddel zonder vergezeld te zijn van een derde persoon, hetzij verplicht is gebruik te maken van een individueel vervoermiddel.
  (NOTA : Voor de Duitse Gemeenschap § 1 wordt door volgende bepaling vervangen : " § 1. De gehandicapte kan een tegemoetkoming bekomen in de reiskosten gemaakt om zich van zijn verblijfplaats naar de plaats van zijn werk, en omgekeerd, te begeven, naar rata van één reis heen en terug, op voorwaarde dat :
  1° ofwel het Rijksfonds erkend heeft dat hij wegens de aard of de ernst van zijn handicap zonder begeleiding van een derde persoon onmogelijk gebruik kan maken van een gemeenschappelijk vervoermiddel;
  2° ofwel het gebruik van een persoonlijk vervoermiddel noodzakelijk is omdat hij zich in een rolstoel of zonder begeleiding van een derde persoon verplaatst en uit een omstandig medisch attest blijkt dat extra verplaatsingen van meer dan 300 meter te voet onmogelijk zijn wegens hart- en ademhalingsmoeilijkheden of bewegingsstoornissen."; <BDG 1990-10-18/35, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1990>)
  (NOTA : Voor de Franse Gemeenschap in § 1 worden de woorden " , hetzij verplicht is gebruik te maken van een individueel vervoermiddel " vervangen door de woorden : " , hetzij verplicht is gebruik te maken van een individueel vervoermiddel, omdat hij :
  1° zich met een invalidenwagen verplaatst;
  2° zich verplaatst zonder door een derde te worden begeleid en uit een omstandig geneeskundig verslag blijkt dat hij, als gevolg van hart- en ademhalingsstoornissen of van bewegingsstoornissen of van stoornissen die met voornoemde stoornissen kunnen worden gelijkgesteld door de raad van beheer, niet in staat is een afstand van ten minste 300 m te voet af te leggen."; <BFG 1990-10-25/45, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 04-02-1991>; de wijziging is niet van toepassing voor de gehandicapten aan wie, voor de datum waarop dit buisluit in werking treedt, de verplaatsingen met een individueel of geïndividualiseerd vervoermiddel werden terugbetaald.)
  § 2. De tegemoetkoming van het Rijksfonds is gelijk aan de helft van de meerkosten gemaakt door de minder-valide tenoverstaan van deze die een valide werknemer in dezelfde omstandigheden zou hebben gemaakt.
  § 3. Het bedrag van de meerkosten bedoeld in § 2 wordt vastgesteld als volgt :
  a) wanneer de minder-valide onmogelijk gebruik kan maken van een gemeenschappelijk vervoermiddel zonder vergezeld te zijn van een derde persoon : de reiskosten gemaakt voor deze derde persoon berekend overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 4 en 5, verminderd met een forfaitair bedrag van 400 F per maand of 100 F per week; de werknemer die op dezelfde plaats tewerkgesteld is als de minder-valide mag niet als derde persoon beschouwd worden;
  b) wanneer de minder-valide verplicht is gebruik te maken van een individueel vervoermiddel : de reiskosten berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, verminderd met :
  1° de reiskosten door gemeenschappelijk vervoermiddel die zouden gemaakt zijn indien betrokkene niet minder-valide was, na aftrek van de wettelijke reglementaire of conventionele tegemoetkomingen die hadden moeten verleend worden door de werkgever, indien de minder-valide had kunnen gebruik maken van een dergelijk vervoermiddel,
  2° de wettelijke, reglementaire of conventionele tegemoetkomingen verleend door de werkgever voor de kosten gemaakt voor het gebruik van een individueel vervoermiddel,
  3° een forfaitair bedrag van 400 F per maand of 100 F per week.
  § 4. De tegemoetkoming van het Rijksfonds wordt slechts verleend in zoverre de helft van de meerkosten, zoals omschreven in § 3, tenminste 200 F per maand of 50 F per week bedraagt.
  (NOTA : Artikel 11bis geldig voor de Vlaamse Gemeenschap :
  Art. 11bis. <Opgeheven door BVR 2008-07-18/04, art. 56, 014; Inwerkingtreding : 01-10-2008>
  (NOTA 1 : Hoofdstuk 1bis zoals gewijzigd bij de Franse Gemeenschap wordt voor de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest opgeheven door <BESL 1997-03-13/43, art. 25; Inwerkingtreding : 01-01-1997>)
  (NOTA 2 : Hoofdstuk 1bis zoals gewijzigd bij de Franse Gemeenschap wordt voor het Waalse Gewest opgeheven door <BWG 1998-11-05/35, art. 89; Inwerkingtreding : 01-01-1999>)

HOOFDSTUK II. - Tegemoetkoming in de kosten voor beroepsopleiding, omscholing of herscholing, in het schoolgebied en in de kosten voor aankoop van leerboeken en didactisch materieel.
Eerste afdeling. - Criteria voor toekenning in het raam van de beroepsopleiding, omscholing of herscholing
Art.12. De minder-valide die overeenkomstig de beslissing houdende vaststelling van zijn omscholings- en sociale reclasseringsproces, een beroepsopleiding, omscholing of herscholing bedoeld bij artikel 56, § 2, van voornoemd koninklijk besluit van 5 juli 1963 doormaakt, geniet een tegemoetkoming in de kosten voor beroepsopleiding, omscholing of herscholing alsmede in de kosten voor aankoop van leerboeken of didactisch materieel.
  (NOTA : art. 12 opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap door BVR 1997-04-22/43, art. 18; Inwerkingtreding : 01-01-1997)
  (NOTA : art. 12 opgeheven voor de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door BESL 1997-09-25/47, art. 3; Inwerkingtreding : 01-07-1997)
  <NOTA : wat het Franse taalgebied betreft, worden de woorden "en materieel" opgeheven bij BWG 1999-06-03/77, art. 17; Inwerkingtreding : 01-07-1999>

Afdeling 2. - Criteria voor toekenning in het raam van de schoolopleiding
Art.13.De minder-valide die, overeenkomstig de beslissing houdende vaststelling van zijn omscholings- en sociale reclasseringsproces, een onderwijs op het hoger niveau, bedoeld bij artikel 56, § 1, 2°, van voornoemd koninklijk besluit van 5 juli 1963, volgt en die wegens zijn handicap geen studiebeurs heeft kunnen bekomen van het Nationaal Studiefonds, geniet een tegemoetkoming in het schoolgeld, alsmede in de kosten voor aankoop van leerboeken of didactisch materieel.
   <NOTA : Voor de Vlaamse Gemeenschap wordt art. 13 opgeheven; BVR 1994-07-20/43, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 06-10-1994>
   <NOTA : wat het Franse taalgebied betreft, worden de woorden "en materieel" opgeheven bij BWG 1999-06-03/77, art. 17; Inwerkingtreding : 01-07-1999>
  (NOTA : Artikel 13 opgeheven voor het Waals Gewest bij <BWG 2008-11-27/35, art. 2, 1°, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2009>)

Art.14. De minder-valide die, overeenkomstig de beslissing houdende vaststelling van zijn omscholings- en sociale reclasseringsproces, een onderwijs op het niveau van het middelbaar, technisch, normaal, kunst- of hoger onderwijs, bedoeld bij artikel 56, § 1, 2°, van voornoemd koninklijk besluit van 5 juli 1963, volgt en die, wegens zijn handicap, voor de aankoop van leerboeken of didactisch materieel bijkomende kosten moet maken ten opzichte van degene, gemaakt door een valide persoon, geniet een tegemoetkoming in de gemaakte bijkomende kosten, wanneer deze een abnormaal hoog bedrag bereiken.
  <NOTA : Voor de Vlaamse Gemeenschap wordt art. 14 opgeheven; BVR 1994-07-20/43, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 06-10-1994>
  <NOTA : wat het Franse taalgebied betreft, worden de woorden "en materieel" opgeheven bij BWG 1999-06-03/77, art. 17; Inwerkingtreding : 01-07-1999>

Afdeling 3. - Gemeenschappelijke criteria voor toekenning
Art.15.§ 1. De kosten voor beroepsopleiding, omscholing of herscholing en het schoolgeld welke in aanmerking genomen worden, omvatten in geen geval de kosten van internaat, verblijf, onderhoud, behandeling noch alle andere gelijkaardige kosten.
   <NOTA : Voor de Vlaamse Gemeenschap, in art. 15, § 1, worden de woorden "en het schoolgeld" geschrapt; BVR 1994-07-20/43, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 06-10-1994>
   § 2. Het in aanmerking genomen didactisch materieel omvat niet alleen de schoolbenodigdheden doch eveneens de technische apparaten die de minder-valide nodig heeft om met vrucht de aangevatte schoolopleiding of beroepsopleiding, omscholing of herscholing te kunnen volgen.
   <NOTA : Voor de Vlaamse Gemeenschap, in art. 15, § 2, worden de woorden "schoolopleiding of" geschrapt; BVR 1994-07-20/43, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 06-10-1994>
   <NOTA : art. 15 opgeheven voor de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door BESL 1997-09-25/47, art. 3; Inwerkingtreding : 01-07-1997>
   <NOTA : Artikel 15, § 2, wordt opgeheven voor wat betreft het Franse taalgebied bij BWG 1999-06-03/77, art. 17; Inwerkingtreding : 01-07-1999>
  (NOTA : Artikel 15 opgeheven voor het Waals Gewest bij <BWG 2008-11-27/35, art. 2,2°, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2009>)

Art.16.De tegemoetkoming dekt het geheel van de kosten, bedoeld in de afdelingen I en II, op voorwaarde :
  1° dat deze kosten noodzakelijk zijn gelet op de schoolopleiding of op de beroepsopleiding, omscholing of herscholing die de minder-valide aangevat heeft, overeenkomstig de beslissing houdende vaststelling van zijn omscholings- en sociale reclasseringsproces;
  (NOTA : art. 16, 1° opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap door BVR 1997-04-22/43, art. 18; Inwerkingtreding : 01-01-1997)
  2° dat deze kosten een normaal bedrag niet overschrijden.
  (NOTA : Voor de Vlaamse Gemeenschap, wordt in artikel 16 waarvan de tegenwoordige tekst § 1 zal vormen, een § 2 ingevoegd luidend als volgt:
  "In afwijking van de bepalingen van § 1 wordt de tegemoetkoming beperkt tot 10 000 F per schooljaar voor de minder-valide die een hoger onderwijs buiten universiteit volgt en tot 25 000 F per academiejaar voor de minder-valide die een onderwijs op universitair niveau volgt.
  Bij de berekening van deze maximum bedragen wordt geen rekening gehouden met de bijkomende kosten die een minder-valide wegens zijn handicap moet maken ten opzichte van deze, gemaakt door een valide persoon.
  De in het eerste lid vastgestelde bedragen kunnen worden herzien door de raad van beheer van het Rijksfonds, rekening houdend met de evolutie van het inschrijvingsgeld voor het onderwijs op hoger niveau." <BVE 1990-03-07/40, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1990>)
  <NOTA : Voor de Vlaamse Gemeenschap, in art. 16, § 1, worden de woorden "op de schoolopleiding of" geschrapt; art. 16, § 2 wordt opgeheven; BVR 1994-07-20/43, art. 1 en 2, 008; Inwerkingtreding : 06-10-1994>
  (NOTA : Voor de Duitse Gemeenschap in artikel 16 waarvan de huidige tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd die luidt als volgt : " § 2. In afwijking van de bepalingen van § 1 wordt de tegemoetkoming beperkt tot een maximum van 10 000 frank per schooljaar voor de gehandicapte die een niet-universitair post-secundair onderwijs volgt of tot 25 000 frank per academisch jaar voor de gehandicapte die een universitair hoger onderwijs volgt, wanneer deze onderwijsvormen met een beroepsopleiding gelijkgesteld worden krachtens de bepalingen van artikel 56, § 2, 1°, van het bovenvermeld koninklijk besluit van 5 juli 1963.
  Bijkomende kosten die rechtstreeks voortvloeien uit het handicap en hierdoor bijkomende uitgaven vormen ten opzichte van degene die een valide persoon in identieke omstandigheden moet doen, worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van deze maximale bedragen.
  De bedragen bedoeld in het eerste lid mogen door de raad van beheer van de Rijksdienst worden herzien, inzonderheid op grond van de evolutie van de gemiddelde kosten van het schoolgeld en van het inschrijvingsgeld voor studies in het hoger onderwijs."; <BDG 1990-10-18/35, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1990>)
  (NOTA : art. 16 opgeheven voor de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door BESL 1997-09-25/47, art. 3; Inwerkingtreding : 01-07-1997)

  Art. 16. (WAALS GEWEST)
  [1 De tegemoetkoming dekt alle kosten waarvan sprake in artikel 14 van dit hoofdstuk op voorwaarde :
   1° dat die kosten noodzakelijk zijn met betrekking tot de schoolopvoeding of tot de opleiding, professionele heraanpassing of reëducatie van de mindervalide in overeenstemming met de beslissing waarbij zijn heraanpassings- of sociale herclasseringsproces wordt vastgesteld;
   2° dat het bedrag van die kosten een normale kostprijs niet overstijgt.]1
  ----------
  (1)<BWG 2008-11-27/35, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

HOOFDSTUK III,- Materiële hulp.      
Art.17. <NOTA : Opgeheven voor wat betreft het Franse taalgebied bij BWG 1999-06-03/77, art. 17; Inwerkingtreding : 01-07-1999> Een materiële hulp kan verleend worden aan de minder-valide die, met het oog op zijn omscholing en sociale reclassering en in het raam van de beslissing houdende vaststelling van het desbetreffende proces, kosten maakt die geen aanleiding kunnen geven tot vergoeding of tegemoetkoming krachtens andere bepalingen van de wet van 16 april 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen en van haar uitvoeringsbesluiten.

Art.18. <NOTA : Opgeheven voor wat betreft het Franse taalgebied bij BWG 1999-06-03/77, art. 17; Inwerkingtreding : 01-07-1999> De materiële hulp kan aan de minder-valide slechts verleend worden voor :
  1° kosten die noodzakelijk zijn voor zijn omscholing of zijn professionele inschakeling;
  2° kosten die, hoewel zij eenvoudig nuttig zijn voor zijn omscholing of zijn professionele inschakeling, niettemin noodzakelijk zijn uit hoofde van zijn handicap zelf en hierdoor bijkomende uitgaven vormen ten opzichte van degene die een valide persoon in identieke omstandigheden moet doen.

Art.19. <Opgeheven voor de Duitstalige Gemeenschap bij DDG 1998-06-29/30, art. 62, § 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-1998> <NOTA : Opgeheven voor wat betreft het Franse taalgebied bij BWG 1999-06-03/77, art. 17; Inwerkingtreding : 01-07-1999> De materiële hulp kan de gemaakte kosten geheel of gedeeltelijk dekken.

Art.20. <NOTA : Opgeheven voor wat betreft het Franse taalgebied bij BWG 1999-06-03/77, art. 17; Inwerkingtreding : 01-07-1999> De beslissingen betreffende de materiële hulp worden genomen rekening houdend met de bijzonderheden van elk geval, inzonderheid de belangrijkheid en de aard van de gemaakte kosten, de graad van noodzakelijkheid en het normaal bedrag ervan en, eventueel, de belangrijkheid van de inkomsten van de betrokken minder-validen.

HOOFDSTUK IV. _ Leningen.
Art.21. Een lening kan worden gewaarborgd of toegestaan aan de minder-valide om zijn beroepsopleiding, omscholing of herscholing of zijn sociale reclassering te kunnen verwerven, zoals deze bepaald zijn in de beslissing houdende vaststelling van zijn omscholings- en sociale reclasseringsproces.

  Art. 21. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  (Opgeheven) <BVR 2003-12-12/45, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 17-02-2004>

  Art. 21. (WAALSE GEWEST)
  (Opgeheven) <BWG 2004-02-04/41, art. 16, 012; Inwerkingtreding : 18-05-2004>

Art.22. De lening kan slechts worden gewaarborgd of toegestaan voor zover :
  1° zij de enige mogelijkheid uitmaakt om de overwogen beroepsopleiding, omscholing of herscholing of de sociale reclassering te verwerven;
  2° de uitgave die zij moet dekken rechtstreeks of onrechtstreeks haar oorzaak vindt in de handicap van de betrokkene.

  Art. 22. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  (Opgeheven) <BVR 2003-12-12/45, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 17-02-2004>

  Art. 22. (WAALSE GEWEST)
  (Opgeheven) <BWG 2004-02-04/41, art. 16, 012; Inwerkingtreding : 18-05-2004>

Art.23. Binnen de perken van artikel 22 is het waarborgen of toestaan van leningen onderworpen aan de voorwaarden, vastgesteld ter uitvoering van artikel 85, eerste lid, 1°, b, van voornoemd koninklijk besluit van 5 juli 1963, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1965.

  Art. 23. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  (Opgeheven) <BVR 2003-12-12/45, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 17-02-2004>

  Art. 23. (WAALSE GEWEST)
  (Opgeheven) <BWG 2004-02-04/41, art. 16, 012; Inwerkingtreding : 18-05-2004>

HOOFDSTUK V. _ Tegemoetkoming in de kosten voor geneeskundige honoraria gemaakt in beroep
Art.24. De minder-valide die van de commissie van beroep de hervorming bekomt van een beslissing van het Rijksfonds, heeft recht op de terugbetaling van de kosten voor geneeskundige honoraria die hij, met het oog op de verdediging van zijn belangen voor de commissie, gemaakt heeft voor de volgende verstrekkingen :
  1° tegenwoordigheid van een geneesheer bij een door de commissie bevolen geneeskundig onderzoek;
  2° opmaken van geneeskundige documenten, die aan de commissie worden voorgelegd;
  3° tegenwoordigheid van een geneesheer op de zitting om de beroeper bij te staan;
  4° tegenwoordigheid van een geneesheer op de zitting, om de beroeper te vertegenwoordigen, wanneer het een betwisting van geneeskundige aard betreft.

  Art. 24. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  (Opgeheven) <BVE 1991-07-24/33, art. 57, 006; Inwerkingtreding : 01-04-1992>)

  Art. 24. (WAALSE GEWEST)
  (Opgeheven) <BWG 2004-02-04/41, art. 16, 012; Inwerkingtreding : 18-05-2004>

Art.25. Het bedrag van de terugbetaling mag niet meer belopen dan 200 fr. per zitting van de commissie, waarvoor één of meer van de bij artikel 24 bedoelde geneeskundige verstrekkingen werden uitgevoerd.

  Art. 25. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  (Opgeheven) <BVE 1991-07-24/33, art. 57, 006; Inwerkingtreding : 01-04-1992>

  Art. 25. (WAALSE GEWEST)
  (Opgeheven) <BWG 2004-02-04/41, art. 16, 012; Inwerkingtreding : 18-05-2004>

HOOFDSTUK VI. _ (Gemeenschappelijke bepalingen aan de hoofdstukken I tot V)
Art.26. De minder-valide is verplicht aan het Rijksfonds alle inlichtingen en documenten te bezorgen die hem worden gevraagd met het oog op het onderzoek van de aanvragen betreffende de toekenning van de tegemoetkomingen inzake sociale hulp bedoeld bij dit besluit.

  Art. 26. (WAALSE GEWEST)
  (Opgeheven) <BWG 2004-02-04/41, art. 16, 012; Inwerkingtreding : 18-05-2004>

  Art. 26. (VLAAMSE OVERHEID)
  De minder-valide is verplicht aan (het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of, voor de toepassing van hoofdstuk Ibis, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding) alle inlichtingen en documenten te bezorgen die hem worden gevraagd met het oog op het onderzoek van de aanvragen betreffende de toekenning van de tegemoetkomingen inzake sociale hulp bedoeld bij dit besluit. <BVR 2006-11-17/52, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-04-2006>

Art.27. De bedragen van de tegemoetkomingen, verleend krachtens dit besluit, worden in elk geval verminderd met het bedrag van de tegemoetkomingen die de minder-valide geniet of kan genieten krachtens andere wettelijke of reglementaire bepalingen dan die betreffende de sociale reclassering van de minder-validen.

  Art. 27. (WAALSE GEWEST)
  (Opgeheven) <BWG 2004-02-04/41, art. 16, 012; Inwerkingtreding : 18-05-2004>

HOOFDSTUK VIbis. _ De tegemoetkoming in de kosten voor het Rode Kruis van België ten behoeve van de onderzoekingen en verspreiding van nuttige voorwerpen (gadgets) bestemd om het dagelijks leven van de minder-validen meer onafhankelijk te maken.
Art. 27bis. § 1. Aan het Rode Kruis van België kan een tegemoetkoming in de kosten die het gemaakt heeft, ter gelegenheid van de onderzoekingen en de verspreiding van nuttige voorwerpen (gadgets) bestemd om het dagelijks leven van de minder-validen meer onafhankelijk te maken, verleend worden.
  Het bedrag van de tegemoetkoming is vastgesteld op een jaarlijks vooropgesteld bedrag van F 190 000.
  § 2. Het Rode Kruis maakt en verwezenlijkt zijn programma's van onderzoekingen en van verspreiding in nauwe samenwerking met de universitaire centra of diensten voor revalidatie, die bij deze opdracht betrokken zijn.
  § 3. Het Rode Kruis is ertoe gehouden, aan het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen, gedurende de eerste maand van ieder burgerlijk kwartaal, een verslag over te maken met een beschrijving van, enerzijds, het gedurende het kwartaal uit te voeren programma, en, anderzijds, de balans van de gedurende het voorafgaande kwartaal uitgewerkte activiteiten.
  Dit verslag moet door ten minste vier universiteitsprofessoren, erkend voor hun bevoegdheid inzake revalidatie en ieder behorend tot een verschillende Belgische universiteit, medeondertekend worden.
  § 4. De tegemoetkoming wordt per kwartaal per vierde uitgekeerd na overlegging van het verslag bedoeld bij § 3.

  Art. 27. (WAALSE GEWEST)
  (Opgeheven) <BWG 2004-02-04/41, art. 16, 012; Inwerkingtreding : 18-05-2004>

HOOFDSTUK VII. _ Slotbepaling.
Art. 28. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.