19 DECEMBER 1967. - Ministerieel besluit betreffende de modaliteiten van indiening en aflevering van de aanvragen om arbeidsvergunningen en arbeidskaarten voor werknemers van vreemde nationaliteit. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1984 en tekstbijwerking tot 17-03-1998)
HOOFDSTUK I. Arbeidsvergunning.
AFDELING 1. Indiening van de aanvraag om arbeidsvergunning.
Art. 1-8
AFDELING II. Aflevering van de arbeidsvergunning.
Art. 9, 9bis
HOOFDSTUK II. Arbeidskaart.
AFDELING I. Indiening van de aanvraag om arbeidskaart.
Art. 10-11
AFDELING II. Aflevering van de arbeidskaart.
Art. 12-18
HOOFDSTUK III. Voorlopige tewerkstelling. <Nota : aan de gewestelijke administraties>
Art. 19-20
HOOFDSTUK IV. Weigering en intrekking van de arbeidsvergunning en van de arbeidskaart.
Art. 21-22, N
HOOFDSTUK I. _ Arbeidsvergunning.
AFDELING 1. _ Indiening van de aanvraag om arbeidsvergunning.
Artikel 1. De toelating tot tewerkstelling van een werknemer van vreemde nationaliteit bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967 betreffende de tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit, moet door de werkgever vooraf aangevraagd worden door middel van een formulier opgesteld in drie exemplaren.
Dit formulier wordt afgeleverd door de gewestelijke bureaus van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening.
De behoorlijk ingevulde aanvraag om arbeidsvergunning wordt ingediend bij het gewestelijk bureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening van de plaats waar de werknemer moet tewerkgesteld worden.
Een fiscaal zegel van 100 frank moet gehecht en geannuleerd worden op twee exemplaren van het formulier; deze belasting valt ten laste van de werkgever.
(De aanvraag om arbeidsvergunning gaat, in voorkomend geval, vergezeld van het geneeskundig getuigschrift, een exemplaar van de overeenkomst, het inlichtingsblad en de documenten bepaald bij of krachtens de artikelen 2,2bis,3 en 4 van het koninklijk besluit van 6 november 1967 betreffende de toekenning en de intrekking van de arbeidsvergunningen en de arbeidskaarten voor werknemers van vreemde nationaliteit,gewijzigd bij koninklijk besluit van 5 mei 1970.) <M.B. 6 mei 1970, enig artikel.>
Art.2. § 1. In afwijking van artikel 1, tweede lid, wordt het aanvraagformulier om de arbeidsvergunning door de Administratie van de werkgelegenheid van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid afgeleverd wanneer het gaat om: <Nota : de gewestelijke administratus bevoegd voor de toekenning van de arbeidskaarten>
1° stagiairs bedoeld in artikel 17 van het koninklijk besluit van 6 november 1967;
2° meisjes die naar België komen met het doel hun taalkennis te verrijken en hun persoonlijke vorming te verbeteren, bedoeld in artikel 18 van hetzelfde besluit;
3° monteerders-specialisten bedoeld in artikel 21 van hetzelfde besluit;
4° schouwspelartiesten en muzikanten.
§ 2. In afwijking van artikel 1, derde lid, wordt de aanvraag om arbeidsvergunning ingediend bij:
1° de "Administratie van de werkgelegenheid van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid" wanneer het gaat om personen bedoeld in § 1; <Nota : de gewestelijke administraties>
2° het bevoegd gewestelijk secretariaat voor het leerlingwezen wanneer het gaat om leerlingen bedoeld in artikel 19 van het koninklijk besluit van 6 november 1967.
Art.3. Wanneer de werkgever niet in België gevestigd is, moet de aanvraag om arbeidsvergunning ingediend worden door een mandataris die op regelmatige wijze in België verblijft.
Wanneer het gaat om aanwerving van monteerders-specialisten bedoeld in artikel 21 van het koninklijk besluit van 6 november 1967 is de mandataris de werkgever in wiens installaties de montage, het op gang brengen of de herstelling moeten uitgevoerd worden.
Art.4. <MB 1998-02-11/31, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 17-03-1998> De aanvraag om arbeidsvergunning betreffende een stagiair, bedoeld in artikel 17 van het koninklijk besluit van 6 november 1967, moet benevens de documenten bedoeld in artikel 1, laatste lid, vergezeld gaan van een eensluidend verklaard afschrift van het diploma bedoeld in § 1 van bovengenoemd artikel 17, van een geschrift waarin de verbintenis wordt vastgelegd die bepaald wordt in § 2, 2° van hetzelfde artikel, van een exemplaar van de stageovereenkomst, de vertaling van deze overeenkomst en het opleidingsprogramma bedoeld in § 3, 3° en 4° van hetzelfde artikel.
Art.5. De aanvraag om arbeidsvergunning betreffende een meisje dat naar België komt om haar taalkennis te verrijken en haar persoonlijke vorming te verbeteren,bedoeld in artikel 18 van het koninklijk besluit van 6 november 1967, moet, benevens de documenten bedoeld in artikel 1, laatste lid, vergezeld gaan van:
1° een document waaruit blijkt dat betrokkene hetzij cursussen volgt in een instelling die één der landstalen onderwijst hetzij een basiskennis bezit van één dezer talen;
2° een overeenkomst, overeenkomstig het model dat door de Administratie van de werkgelegenheid van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid wordt afgeleverd;
3° een geschrift dat de verbintenis, bedoeld in artikel 18, eerste lid, 2°, van dit besluit inhoudt.
Art.6. De aanvraag om arbeidsvergunning betreffende monteerders-specialisten bedoeld in artikel 21 van het koninklijk besluit van 6 november 1967 moet vergezeld gaan van een afschrift van de overeenkomst die de zending van monteerders heeft voorzien of de redenen opgeeft die hun tewerkstelling noodzakelijk maken.
(De aanvraag om arbeidsvergunning betreffende een werknemer die door een arbeidsovereenkomst met een in het buitenland gevestigde onderneming verbonden blijft en een specifieke beroepsopleiding in een Belgisch bedrijf zoals bedoeld in artikel 21, 2° van het koninklijk besluit van 6 november 1967, komt volgen, moet vergezeld gaan van een exemplaar van het commercieel contract gesloten tussen het Belgisch bedrijf en de buitenlandse firma.) <MB 1998-02-11/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 17-03-1998>
Art.7. <MB 1993-03-19/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 15-04-1993> De aanvraag voor een arbeidsvergunning betreffende een schouwspelartiest moet, benevens de documenten bedoeld in artikel 1, laatste lid, vergezeld gaan van een exemplaar van de arbeidsovereenkomst, ondertekend door de beide partijen dat de vermeldingen en bepalingen bevat die omschreven staan in de bijlage van dit besluit, en van een recente foto van de artiest.
Wanneer het een cabaretartiest betreft, moet de aanvraag ook nog vergezeld gaan van een ten laste van de werkgever door een beëdigd vertaler gemaakte vertaling, in de moedertaal van de artiest, van de overeenkomst bedoeld in het eerste lid.
Art.8. De vernieuwing van de arbeidsvergunning moet volgens de modaliteiten bepaald bij de artikelen 1 tot 7 worden aangevraagd.
AFDELING II. _ Aflevering van de arbeidsvergunning.
Art.9. De arbeidsvergunning wordt vastgesteld door de terugzending aan de werkgever van een der aanvraagformulieren van de arbeidsvergunning, ingevuld en getekend door een van de "ambtenaren" of beambten aangewezen krachtens artikel 13 van het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967. <Nota : ambtenaren van de gewestelijke administraties>
Art. 9bis. <Ingevoegd bij MB 1993-03-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 15-04-1993> Wanneer het de tewerkstelling betreft van een cabaretartiest die niet regelmatig in België verblijft, levert de bevoegde gewestelijke administratie niet alleen een arbeidsvergunning maar ook een eensluidend verklaard afschrift daarvan af aan de gemeentelijke administratie van de plaats waar de artiest in België zal tewerkgesteld worden.
De gemeentelijke administratie bezorgt de arbeidsvergunning en het eensluidend verklaard afschrift aan de werkgever.
De werkgever maakt het eensluidend verklaard afschrift over aan de werknemer.
HOOFDSTUK II. _ Arbeidskaart.
AFDELING I. _ Indiening van de aanvraag om arbeidskaart.
Art.10. Bij toepassing van artikel 1 van het koninklijk besluit van 6 november 1967, heeft de toekenning aan de werkgever van de arbeidsvergunning van ambtswege de toekenning aan de betrokken werknemer van de arbeidskaart, bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967 tot gevolg.
Nochtans kan de werknemer die gerechtigd is de arbeidskaart A, bedoeld in artikel 12, 1°, "of de arbeidskaart E.E.G." bedoeld in artikel 26 van het koninklijk besluit van 6 november 1967 te bekomen en voor zover hij in het land verblijft, zelf een aanvraag om arbeidskaart indienen door middel van een formulier opgesteld in drie exemplaren en afgeleverd door de gewestelijke bureaus van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening. <Nota : zonder voorwerp geworden>
De behoorlijk ingevulde aanvraag om arbeidskaart wordt ingediend bij het gewestelijk bureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening van de verblijfplaats van de werknemer. Zij gaat vergezeld van het inlichtingsblad bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 6 november 1967 en, in voorkomend geval, van het geneeskundig getuigschrift bedoeld in artikel 2 van hetzelfde besluit.
Art.11. De werknemer die aanspraak maakt op een arbeidskaart C, bedoeld in artikel 12, 3°, van het koninklijk besluit van 6 november 1967, moet een aanvraag om arbeidskaart indienen door middel van een formulier opgesteld in drie exemplaren en afgeleverd door de gewestelijke bureaus van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening.
De behoorlijk ingevulde aanvraag om een arbeidskaart wordt ingediend bij het gewestelijk bureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening van de verblijfplaats van de werknemer. Zij gaat vergezeld van het inlichtingsblad bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 6 november 1967 en, in voorkomend geval, van het geneeskundig getuigschrift bedoeld in artikel 2 van hetzelfde besluit.
De vernieuwing van de arbeidskaart C wordt aangevraagd op de in de voorgaande leden bepaalde wijze.
AFDELING II. _ Aflevering van de arbeidskaart.
Art.12. De toelating aan de werknemer om arbeid te verrichten wordt vastgesteld door een arbeidskaart toegekend door "de Minister van Tewerkstelling en Arbeid" en afgeleverd in de voorwaarden bepaald in de artikelen 13,14 en 15. <Nota : door de gewestelijke ministers van Tewerkstelling>
Art.13. De arbeidskaart wordt afgeleverd door tussenkomst van het gemeentebestuur:
1° van de verblijfplaats van de werknemer,indien deze op regelmatige wijze in België verblijft;
2° van de verblijfplaats van de werkgever of van de zetel van de onderneming indien de werknemer niet op regelmatige wijze in België verblijft.
Art.14. <MB 1993-03-19/31, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 15-04-1993> § 1. De arbeidskaart wordt afgeleverd aan de werknemer, als deze op regelmatige wijze in België verblijft, en aan de werkgever, om aan de werknemer overhandigd te worden, als deze laatste niet op regelmatige wijze in België verblijft.
Wanneer het een cabaretartiest betreft, wordt de arbeidskaart altijd persoonlijk aan de werknemer overhandigd.
§ 2. Wanneer het een cabaretartiest betreft, levert het gemeentebestuur van de plaats van tewerkstelling in België op hetzelfde ogenblik als de arbeidskaart ook nog :
- een exemplaar van de arbeidsovereenkomst;
- de vertaling bedoeld in artikel 7;
- een brochure met nuttige informatie over de opvang- en begeleidingsmogelijkheden voor de slachtoffers van de mensenhandel.
De drie documenten bedoeld in het vorige lid worden samen met de arbeidskaart aan de betrokken gemeentelijke administratie afgeleverd door de bevoegde gewestelijke administratie.
Art.15. "De Administratie van de werkgelegenheid van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid" notificeert de toekenning of de vernieuwing van de arbeidsvergunning of van de arbeidskaart aan het gemeentebestuur dat bevoegd is voor de aflevering van de arbeidskaart. Terzelfdertijd stuurt zij aan het gemeentebestuur een formulier van arbeidskaart en duidt zij het bedrag aan van de belasting, bepaald bij artikel 16 van het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967, waaraan die arbeidskaart onderworpen is. <Nota : de gewestelijke administraties>
Art.16. <Nota : zonder voorwerp geworden> De belasting bepaald in artikel 16 van het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967 wordt voldaan door de aanbrenging op de arbeidskaart, op de daartoe bestemde plaats, van de bovenste helft van fiscale zegels en op het vak, bestemd voor het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid van de onderste helft van dezelfde zegels. Deze fiscale zegels moeten door het gemeentebestuur geannuleerd worden.
Art.17. <Nota : zonder voorwerp geworden> Zodra de arbeidskaart werd afgeleverd, stuurt het gemeentebestuur het laatste vak van de arbeidskaart, behoorlijk ingevuld, terug aan de Administratie van de werkgelegenheid van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
Art.18. In geval van verlies, vernietiging of beschadiging door het gebruik van de arbeidskaart, moet de vervanging ervan "aan de Administratie van de werkgelegenheid van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid" aangevraagd worden.
HOOFDSTUK III. _ Voorlopige tewerkstelling.
Art.19. <MB 15-07-1969, art. 1.> Onverminderd de bepalingen van artikel 5 van het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967, mag de voorlopige tewerkstelling geschieden alvorens een arbeidsvergunning bekomen werd, wanneer het gaat om:
1° een werknemer die recht heeft op een arbeidskaart van onbeperkte duur;
2° een werknemer waarvoor, krachtens artikel 5, tweede lid, van het koninklijk besluit van 6 november 1967 geen rekening gehouden wordt met de nationale arbeidsmarkt;
3° een werknemer die op regelmatige wijze in België verblijft en die voorgesteld wordt door een plaatsingsbureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening.
De voorlopige tewerkstelling mag enkel geschieden op voorwaarde dat de aanvraag om arbeidsvergunning binnen de drie werkdagen wordt ingediend.
Art.20. <MB 15-07-1969, art. 2.> Onverminderd de bepalingen van artikel 5 van het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967, mag voorlopig arbeid verrichten alvorens een arbeidskaart te hebben bekomen:
1° de werknemer die recht heeft op een arbeidskaart van onbeperkte duur;
2° de werknemer die krachtens artikel 5, tweede lid, van het koninklijk besluit van 6 november 1967 een arbeidskaart kan bekomen zonder rekening te houden met de nationale arbeidsmarkt;
3° de werknemer die op regelmatige wijze in België verblijft en die voorgesteld wordt door een plaatsingsbureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening.
In de gevallen bedoeld in de artikelen 10 en 11, moet de werknemer de aanvraag om arbeidskaart indienen binnen de drie werkdagen die volgen op de aanvang van zijn arbeidsprestaties.
HOOFDSTUK IV. _ Weigering en intrekking van de arbeidsvergunning en van de arbeidskaart.
Art.21. De beslissingen tot weigering of intrekking van de arbeidsvergunning en van de arbeidskaart worden bij ter post aangetekende brief genotificeerd aan de werkgever en aan de werknemer indien deze laatste het recht op beroep bezit bepaald in artikel 18 van het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967.Deze beslissingen worden medegedeeld aan de Administratie van de openbare veiligheid van het Ministerie van Justitie.
Art.22. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 1967.
Art. N. <Ingevoegd bij MB 1993-03-19/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 15-04-1993> Vermeldingen en bepalingen die in de arbeidsovereenkomst voor bedienden van schouwspelartiesten van vreemde nationaliteit moeten voorkomen.
1.
a) Naam van de werkgever of de onderneming (organisator van het schouwspel).
b) Zetel van de onderneming.
c) Plaats waar de voorstelling plaats heeft.
d) Het immatriculatienummer van de werkgever bij de R.S.Z.
2.
a) Naam en voornaam van de artiest.
b) Geboorteplaats en -datum.
c) Nationaliteit.
d) Burgerlijke staat : (ongehuwd, gehuwd, weduwnaar, gescheiden).
e) Verblijf- of woonplaats in het buitenland.
f) Verblijfplaats in België.
3. De overeenkomst gaat in op .....
en eindigt op .....
of : aantal, data en plaatsen van optreden waarvoor de artiest werd aangeworven.
4. Korte beschrijving van de door de artiest te leveren prestaties.
Gepresteerde uren per dag en hun verdeling.
Gepresteerde dagen per week en hun verdeling.
5. Het brutobedrag van het dag-, week- of maandloon en berekeningswijze van het loon (percentage, gage).
Plaats, betaalwijze en -periode van het loon in België.
6. De werkgever staat in voor de toepassing van alle sociale wetten. Evenals voor de Belgische artiest die in België in hetzelfde bedrijf tewerkgesteld wordt gelden voor de artiest van vreemde nationaliteit dezelfde voordelen en verplichtingen die volgen uit de sociale wetgeving en met name deze uit de collectieve arbeidsovereenkomsten.
7. De reiskosten vanaf de verblijfplaats van de artiest in het buitenland tot de plaats van optreden komen voor rekening van de werkgever, tenzij de artiest bij zijn aankomst door eigen schuld niet optreedt.
De kosten van het afgeven van de arbeidskaart die voor de tewerkstelling van de artiest in België nodig is, worden eveneens door de werkgever gedragen.
8. Bij sluiting van de onderneming tijdens de jaarlijkse vakantie of bij overmacht moet de werkgever aan de werknemer een vergoeding betalen die gelijk is aan het bedrag van de werkloosheidsvergoeding waarop hij aanspraak zou kunnen maken indien hij recht had op de werkloosheidsverzekering voor de dagen waarvoor hij geen vakantiegeld of werkloosheidsvergoeding ten laste van de werkloosheidsverzekering genoot.
9. De werkgever verbindt er zich toe, bij ziekte van de artiest die, zodra hij in België aankomt, medische en apothekershulp alsmede eventueel zijn opneming in een ziekenhuis te garanderen.
Als de ziekte langer dan één maand duurt, zijn de in het vorige lid bepaalde verstrekkingen alleen dan verschuldigd als de artiest echt tewerkgesteld is geweest.
Bij ziekte die een arbeidsongeschiktheid tot gevolg heeft is de artiest met een woongelegenheid die aan de werkgever toebehoort, vrijgesteld van het betalen van de huur voor zover hij geen gewaarborgde vergoeding geniet.
De voorgaande bepalingen gelden maar totdat de artiest op de prestaties van de ziekte- en invaliditeitsverzekering gerechtigd is en op voorwaarde dat hij in België verblijft.
10. Indien de artiest een blijvende invaliditeit van meer dan 66 percent als gevolg van een arbeidsongeval oploopt, worden hijzelf en eventueel zijn echtgenote en zijn kinderen ten laste die met hem onder één dak wonen en die vergunning hebben om in België te verblijven, desgewenst op kosten van de werkgever gerepatrieerd tot op de plaats waar de artiest werd aangeworven. Als voorwaarde geldt dat die repatriëring uiterlijk één maand na het eens worden van de partijen over het percentage van de bijkomende ongeschiktheid of het eindvonnis van de bevoegde rechtsmacht geschiedt.
11. Indien de artiest ten gevolge van een arbeidsongeval overlijdt, worden zijn echtgenote en zijn kinderen ten laste die met hem onder één dak wonen en die vergunning hebben om in België te verblijven, desgewenst op kosten van de werkgever gerepatrieerd tot op de plaats waar de artiest werd aangeworven.
12. De werkgever moet bij beëindiging van de overeenkomst om een aan de werkgever toe te rekenen dringende reden of bij ongegronde beëindiging van de overeenkomst door de werkgever vóór het verstrijken van de in punt 3 vastgestelde termijn, de kosten betalen van de repatriëring van de artiest vanaf de werkplaats tot zijn woon- of verblijfplaats in het buitenland, tenzij de artiest door een andere werkgever overeenkomstig de wetgeving betreffende de tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit in dienst is of wordt genomen. Overeenkomsten die voor een duur van twaalf maanden of meer worden gesloten, moeten verplicht een van de punten 12 of 13 bevatten; overeenkomsten die voor een duur van minder dan twaalf maanden worden gesloten, moeten alleen punt 13 verplicht bevatten, met uitsluiting van punt 12.
13. Wanneer de overeenkomst, om welke reden ook, beëindigd wordt, wordt de artiest op kosten van de werkgever gerepatrieerd vanaf de werkplaats tot zijn woon- of verblijfplaats in het buitenland. Overeenkomsten die voor een duur van twaalf maanden of meer worden gesloten, moeten verplicht een van de punten 12 of 13 bevatten; overeenkomsten die voor een duur van minder dan twaalf maanden worden gesloten, moeten alleen punt 13 verplicht bevatten, met uitsluiting van punt 12.
14. De werkgever verbindt er zich toe de alleenwonende artiest op diens verzoek een passende woongelegenheid te bezorgen waarvoor een in de streek gebruikelijke huurprijs wordt betaald en die aan de gezondheidsvoorschriften van de Belgische wetgeving voldoet.
15. De werkgever neemt de op het gebied van veiligheid en arbeidshygiëne van toepassing zijnde wettelijke en reglementaire voorschriften in acht.
16. Indien, na het verstrijken van de in punt 3 voorziene periode, beide partijen de overeenkomst verder zetten, worden ze verondersteld de verbintenis voor een termijn van onbepaalde duur te willen hernieuwen.
17. De artiest erkent een exemplaar van deze overeenkomst evenals een exemplaar van de bedrijfsarbeidsreglementering ontvangen te hebben :
- de taal te verstaan waarin zij is opgesteld; Schrappen wat niet van toepassing is.
- een vertaling in een door hem verstane taal te hebben ontvangen. Schrappen wat niet van toepassing is.