Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

26 SEPTEMBER 1966. _ Koninklijk besluit betreffende de schiethamers. (NOTA : Opgeheven bij <KB2008-08-12/66, art. 15, 1°, 002; Inwerkingtreding : 29-12-2009>) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1984 en tekstbijwerking tot 01-10-2008).



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. Inleidende bepalingen.
Definities.
Art. 1
Algemene bepalingen.
Art. 2
HOOFDSTUK II. Vervaardiging.
Reactiekracht en geluid.
Art. 3
Splinterkap.
Art. 4
Het afschieten.
Art. 5
HOOFDSTUK III. Leveringen.
Splinterkap.
Art. 6
Pennen.
Art. 7
Aanwijzingen.
Art. 8
Koffertje.
Art. 9
HOOFDSTUK IV. Gebruik en onderhoud.
Pennen.
Art. 10
Patronen.
Art. 11
Laden.
Art. 12
Ontladen.
Art. 13
Gebruiksvoorwaarden.
Art. 14
Ontploffingsgevaar.
Art. 15
Gebruiker.
Art. 16
Individuele beschermingsmiddelen.
Art. 17
Gevaar voor derden.
Art. 18
Onderhoud.
Art. 19
Plunjerschiethamers.
Art. 20
HOOFDSTUK V. Keuring.
Algemene bepalingen.
Art. 21
Typekeuring.
Art. 22
HOOFDSTUK VI. Slotbepalingen.
Art. 23-26



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

  2008011357 



Artikels:

HOOFDSTUK I. _ Inleidende bepalingen.
Definities.
Artikel 1. 1.1. Onder schiethamer wordt verstaan ieder werktuig waarbij de drijfkracht geheel of gedeeltelijk wordt geleverd door een explosieve lading en dat toelaat pennen, stiften of dergelijke voorwerpen in daartoe geschikte materialen te drijven.
  1.2. Men onderscheidt:
  a) schiethamers waarbij de drijfkracht rechtstreeks op de pen, stift of dergelijk voorwerp wordt overgebracht;
  b) schiethamers waarbij de drijfkracht onrechtstreeks op de pen, stift of dergelijk voorwerp wordt overgebracht door middel van een tussenliggende plunjer die beperkt is in zijn langsbeweging, plunjerschiethamers genoemd.

Algemene bepalingen.
Art.2. 2.1. Dit reglement is niet van toepassing op de toestellen die bestemd zijn voor het doden van dieren.
  2.2. Op iedere schiethamer moeten de naam van de fabrikant of het fabrieksmerk, de typeaanduiding, het serienummer en het bouwjaar vermeld zijn.
  2.3. Op iedere schiethamer moet een plaats beschikbaar zijn voor het aanbrengen van het goedkeuringsmerk en het nummer van het certificaat van goedkeuring bedoeld in artikel 22.2. Deze aanduiding en die vermeld in artikel 2.2 moeten duidelijk en onuitwisbaar zijn.

HOOFDSTUK II. _ Vervaardiging.
Reactiekracht en geluid.
Art.3. Iedere schiethamer moet zodanig zijn vervaardigd dat de reactiekracht en het geluid van de explosie noch hinderlijk noch gevaarlijk zijn voor de gebruiker.

Splinterkap.
Art.4. 4.1. Iedere schiethamer moet zodanig zijn vervaardigd dat hij slechts kan afgeschoten worden indien hij van een splinterkap is voorzien.
  4.2. De splinterkap moet vervaardigd zijn uit materialen die bestand zijn tegen ketsende en wegschietende voorwerpen.
  4.3. Op de splinterkap moeten merktekens zijn aangebracht die de hartlijn van de loop duidelijk aangeven.
  4.4. De splinterkap moet loodrecht op de loop zijn aangebracht. Zij moet zodanig zijn vervaardigd en bevestigd dat de rand ervan geheel aansluit op het oppervlak waartegen zij moet worden geplaatst, dit ten einde terugketsende pennen, splinters en soortgelijke voorwerpen tegen te houden.
  4.5. De afstand tussen de buitenrand van de splinterkap en de hartlijn van de loop mag niet minder dan 50 mm bedragen.
  4.6. In afwijking van de bepalingen van artikel 4.5., mag de afstand van de hartlijn van de loop tot de buitenrand van de splinterkap, aan één zijde minder dan 50 mm bedragen wanneer men moet schieten in een ingesloten hoek, mits de bepalingen van artikel 4.4. nageleefd worden.

Het afschieten.
Art.5. 5.1. Iedere schiethamer moet zodanig zijn vervaardigd dat het niet mogelijk is deze in de vrije ruimte af te vuren zonder gebruik te maken van bijzondere hulpmiddelen.
  5.2. Iedere schiethamer moet zodanig zijn vervaardigd dat de gebruiker het afschieten slechts kan teweegbrengen wanneer de loop of de loop voorzien van een splinterkap met een kracht van ten minste 5 kg tegen het werkoppervlak is aangedrukt.
  5.3. Iedere schiethamer moet zodanig zijn vervaardigd dat de gebruiker het afschieten slechts kan teweegbrengen wanneer de hoek gevormd tussen de hartlijn van de loop en de loodlijn op het werkvlak gelijk is aan of minder dan 7 graden.
  5.4. Iedere schiethamer moet zodanig zijn vervaardigd dat het onopzettelijk afgaan van een schot onmogelijk is.

HOOFDSTUK III. _ Leveringen.
Splinterkap.
Art.6. Iedere schiethamer moet vergezeld zijn van de bij artikel 4.5., bedoelde splinterkap en indien nodig van de splinterkappen dienende voor het bevestigen van bijzondere profielen of voor het uitvoeren van bijzondere werken.

Pennen.
Art.7. Op de verpakking van de pennen of dergelijke voorwerpen dienen de naam van de fabrikant, het fabrieksmerk en de afmetingen van de pennen of een verwijzing dienaangaande te worden vermeld.

Aanwijzingen.
Art.8. Bij iedere schiethamer moeten worden geleverd de nodige bedienings- en onderhoudsvoorschriften, waarin namelijk moet worden vermeld:
  a) welke pennen of dergelijke voorwerpen en welke patronen moeten gebruikt worden;
  b) een schema dat de verschillende onderdelen van de schiethamer vermeldt;
  c) een opsomming van de onderdelen die de gebruiker zelf mag vervangen.
  Die voorschriften moeten de bepalingen van de artikelen 10 tot 19 overnemen en in de drie nationale talen gesteld zijn) <KB 15-10-1973>

Koffertje.
Art.9. Iedere schiethamer moet in een stevig koffertje geleverd worden dat verschillende vakken bevat bestemd om de schiethamer, de onderhouds- en bedieningsvoorschriften, de splinterkap(pen), de pennen, de patronen, het onderhoudsmaterieel en een veiligheidsbril ordelijk op te bergen. Het koffertje moet met behulp van een sleutel afgesloten kunnen worden.

HOOFDSTUK IV. _ Gebruik en onderhoud.
Pennen.
Art.10. De pennen en dergelijke voorwerpen welke zijn bestemd om in schiethamers te worden gebruikt moeten speciaal tot dit doel vervaardigd zijn. De kwaliteit van de gebruikte materialen moet voor dit gebruik geschikt zijn.

Patronen.
Art.11. 11.1. Het is verboden in een schiethamer patronen te gebruiken welke niet overeenstemmen met de aanwijzingen van de fabrikant van het toestel.
  11.2. De patronen moeten bewaard worden in een zak of een speciaal daarvoor bestemde metalen doos die geen andere voorwerpen mag bevatten.
  11.3. Op de verpakking waarin de patronen geleverd worden moeten zijn aangegeven de naam van de fabrikant of het fabrieksmerk, het kaliber en de kleuraanduidingen van de patronen zoals bepaald in artikel 11.4.
  11.4. Op de onderzijde van de huls van de patronen moet het kenteken van de fabrikant voorkomen. De patronen moeten door een kleuraanduiding gekenmerkt zijn, overeenkomstig de volgende tabel;
  zwart: de sterkste lading;
  rood: zeer sterke lading;
  blauw: sterke lading;
  geel: middelmatige lading;
  groen: zwakke lading;
  wit: zwakste lading.

Laden.
Art.12. 12.1. Bij het laden van een schiethamer mag de patroon niet met geweld in de hamer worden gedrukt noch door middel van een uitwendig werktuig.
  12.2. Een schiethamer mag slechts onmiddellijk vóór het gebruik worden geladen. Alvorens hij neergelegd of opgeborgen wordt moet hij ontladen worden.

Ontladen.
Art.13. 13.1. Een schiethamer die niet gebruikt wordt, mag niet geladen blijven.
  13.2. Een schiethamer die niet gebruikt wordt moet ontladen opgeborgen worden in een koffertje dat met behulp van een sleutel kan afgesloten worden, zoals vermeld in artikel 9.
  13.3. Indien een patroon niet tot ontsteking komt, moet de gebruiker de schiethamer tegen het te beschieten oppervlak aangedrukt houden en in deze stand opnieuw afschieten. Indien het schot bij de tweede poging niet afgaat, moet hij de schiethamer gedurende ten minste 15 seconden tegen het te beschieten oppervlak aangedrukt houden. Vervolgens moet hij minstens nog twee minuten wachten alvorens de patroon te verwijderen. Gedurende die twee minuten moet hij de schiethamer in een zodanige stand houden dat elk ongeval onmogelijk is.
  De patronen die niet tot ontsteking gekomen zijn, mogen niet opnieuw gebruikt worden en moeten aan de leverancier of aan de politie worden overhandigd.

Gebruiksvoorwaarden.
Art.14. 14.1. Vóór de aanvang van ieder nieuw bevestigingswerk moet de gebruiker:
  a) zich rekenschap geven van de omstandigheden waaronder de schiethamer zal worden gebruikt en de meest geschikte sterkte van de lading van de te gebruiken patronen vaststellen;
  b) op de schiethamer een splinterkap plaatsen waarvan het profiel is aangepast aan het beschoten oppervlak.
  14.2. Bij het schieten moet de schiethamer zoveel mogelijk loodrecht op het werkvlak worden gehouden.
  14.3. De pennen en soortgelijke voorwerpen mogen niet worden ingedreven in brosse of harde materialen.
  14.4. De pennen en soortgelijke voorwerpen mogen niet worden ingedreven in constructies waarbij gevaar bestaat dat er doorheen geschoten wordt, tenzij bijzondere voorzorgen zijn getroffen die dit gevaar tegengaan.
  14.5. De pennen en soortgelijke voorwerpen mogen niet worden ingedreven in beton of metselwerk op minder dan 10 cm afstand van de vrije kant, tenzij bijzondere voorzorgen zijn getroffen om het gevaar dat hierin schuilt tegen te gaan.
  Indien het beton of het metselwerk met een pleisterlaag is bedekt, moet genoemde afstand vergroot worden met ten minste tweemaal de dikte van de pleisterlaag.
  14.6. De pennen en soortgelijke voorwerpen mogen niet worden ingedreven in reeds bestaande gaten.
  14.7. De pennen en soortgelijke voorwerpen mogen niet worden ingedreven op een plaats waar reeds eerder een pen werd ingeschoten die daarbij afbrak of losgeraakte noch op een plaats waar het materiaal is afgebrokkeld. De nieuwe pen moet op een afstand van tenminste 5 cm van deze plaats worden aangebracht.
  14.8. In plafonds of wanden van stukwerk mogen geen pennen of soortgelijke voorwerpen ingedreven worden, tenzij op de schiethamer een splinterkap aanwezig is waarvan de afstand van de rand van de kap tot het hart van de loop ten minste 90 mm bedraagt of op de splinterkap een stalen plaat van ten minste 2 mm dik is aangebracht die aan deze voorwaarde voldoet. Deze plaat moet geheel aanliggen tegen het werkvlak. Nochtans, wanneer men pennen of soortgelijke voorwerpen op minder dan 90 mm van een ingesloten hoek moet indrijven, mag bovengenoemde splinterkap of plaat een afgeknot gedeelte bezitten waarvan de afstand tot het hart van de loop kleiner is dan 90 mm.
  14.9. De splinterkappen bedoeld bij de artikelen 4.6 en 14.8 en de stalen plaat bedoeld bij artikel 14.8 waarbij de afstand van het hart van de loop tot de rand respectievelijk minder bedraagt dan 50 of 90 mm mogen uitsluitend worden gebruikt op plaatsen waar aan de zijde van het afgeknotte gedeelte van de splinterkap of de stalen plaat een voldoende afscherming wordt verkregen, bij voorbeeld door de aanwezigheid van een haaks op het werkvlak gelegen muur.

Ontploffingsgevaar.
Art.15. Een schiethamer mag niet worden gebruikt op een plaats die gevaar kan opleveren van brand of ontploffing.

Gebruiker.
Art.16. 16.1. Het gebruik van een schiethamer is verboden aan personen jonger dan achttien jaar.
  16.2. De gebruiker moet kennis hebben genomen van de aanwijzing van de fabrikant en de in acht te nemen veiligheidsvoorschriften. Hij moet volledig op de hoogte zijn van de werking van de schiethamer. Met het oog op het reinigen van de schiethamer moet hij hem kunnen uit elkaar nemen en weer in elkaar zetten.

Individuele beschermingsmiddelen.
Art.17. De gebruiker en zij die bij de werkzaamheden met de schiethamer zijn betrokken, moeten tijdens het werk dragen:
  a) een veiligheidsbril van een geschikt model, voorzien van zijschotten of een scherm van een geschikt model;
  b) een veiligheidshelm;
  c) zo nodig oorbeschermers.

Gevaar voor derden.
Art.18. 18.1. Alvorens zich van de schiethamer te bedienen, moet de gebruiker zich er van gewissen dat geen ander persoon dan degene die bij de werkzaamheden betrokken zijn, in de onmiddellijke nabijheid van de plaats waar de vasthechting wordt gedaan, aanwezig is.
  18.2. Tijdens het laden en het ontladen van een schiethamer en het verwijderen van een patroon die niet tot ontsteking is gekomen, moet de loop van de schiethamer zodanig worden gehouden, dat het gevaar getroffen te worden of andere personen te treffen, uitgesloten is.
  18.3. Een schiethamer mag nimmer op personen worden gericht.

Onderhoud.
Art.19. 19.1. Hij die een schiethamer bezit, aflevert, gebruikt of tentoonstelt, is verplicht hem in goede staat te onderhouden.
  19.2. De voorschriften van de fabrikant betreffende het onderhoud moeten nauwkeurig worden nageleefd. Gedurende de tijd dat de schiethamer gebruikt wordt, moet hij ten minste dagelijks gereinigd worden. Hij moet vóór het reinigen worden ontladen. Elk gebrek van werking moet zo spoedig mogelijk door een vakkundig persoon worden hersteld, voordat het werktuig opnieuw wordt gebruikt.
  19.3. De gebruikers mogen geen andere herstellings- of veranderingswerkzaamheid van de schiethamer verrichten dan het eenvoudig vervangen van de onderdelen die in de gebruiksaanwijzing uitdrukkelijk worden vermeld als verwisselbare onderdelen en op voorwaarde dat het originele onderdelen betreft.
  Alle andere reparaties moeten door de fabrikant of door een vakkundig persoon worden uitgevoerd.
  19.4. De schiethamers moeten, naargelang de gebruiksomstandigheden, periodisch maar tenminste éénmaal per jaar nagezien worden door de fabrikant of een vakkundig persoon.

Plunjerschiethamers.
Art.20. De bepalingen van de artikelen 4, 5.2, 5.3, 6, 14.1b, 14.4, 14.5, 14.6, 14.7, 14.8, 14.9, 17b en 18.1, gelden niet voor de plunjerschiethamers waarbij de kinetische energie van de pen bij het verlaten van de loop niet meer dan 2,5 kgm bedraagt.

HOOFDSTUK V. _ Keuring.
Algemene bepalingen.
Art.21. 21.1. De schiethamers en de splinterkappen bedoeld in artikel 6 moeten worden gekeurd door de Administratie van de arbeidsveiligheid van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
  21.2. De aanvrager moet een schiethamer ter beschikking van deze Administratie stellen. Bij deze schiethamer moeten worden gevoegd de in artikel 6 bedoelde splinterkappen alsmede een voldoend aantal pennen en patronen van verschillend kaliber, overeenkomstig de aanwijzingen van de fabrikant.
  21.3. De aanvraag moet vergezeld gaan van een constructieplan van de schiethamer en van de beschrijving van de veiligheidstoestellen, alsmede van de aanwijzingen bedoeld in artikel 8.

Typekeuring.
Art.22. 22.1. De keuring van een schiethamer en van de in artikel 6 bedoelde splinterkappen geschiedt door de keuring van een type exemplaar.
  22.2. Indien de Administratie van de arbeidsveiligheid vaststelt dat het type exemplaar van een schiethamer voldoet aan de bepalingen van de hoofdstukken I en II van dit reglement:
  a) levert deze administratie een certificaat van goedkeuring af volgens een door Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid vastgesteld model;
  b) wordt het nummer van het onder a) bedoelde certificaat ingeslagen op de plaats bedoeld in artikel 2.3, met behulp van cijfers van minstens 5 mm hoogte. Hetzelfde geschiedt met een goedkeuringsmerk waarvan het model is vastgesteld door Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid.
  22.3. De fabrikant of de importeur slaat, met behulp van cijfers van ten minste 5 mm hoogte op de bij artikel 2.3 bepaalde plaats, op iedere aan het goedgekeurde type exemplaar identieke schiethamer, het nummer van het bij artikel 22.2 onder a) bedoelde certificaat in. Hetzelfde geschiedt met een merk van overeenkomst waarvan het model is vastgesteld door Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid.
  22.4. De Administratie van de arbeidsveiligheid heeft het recht een type exemplaar en de bijhorigheden te bewaren voorzien bij artikel 21.2, alsmede de documenten voorzien bij artikel 21.3.

HOOFDSTUK VI. _ Slotbepalingen.
Art.23. Het is verboden schiethamers in te voeren, te koop aan te bieden, af te staan, zij het onder kosteloze titel, te leveren na reparatie, te verhuren, uit te lenen of te gebruiken, die niet beantwoorden aan de bepalingen van dit besluit.

Art.24. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid kan, bij gemotiveerd besluit, van de naleving van de door dit besluit opgelegde verplichtingen ontslaan.

Art.25. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de zevende maand volgend op deze waarin het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 26. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.