Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

23 JUNI 1966. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 19 van de wet van 13 juni 1966 betreffende de rust- en overlevingspensioenen voor arbeiders, bedienden, zeevarenden onder Belgische vlag, mijnwerkers en vrijwillig verzekerden. <opgeheven bij KB 21-12-1967, art. 90, §2, 31, doch blijft verder de pensioenen beheersen die daadwerkelijk en voor de eerste maal vóór 01-01-1968 ingaan>.



Inhoudstafel:


Art. 1-3, 3bis, 4, 4bis, 5-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Er wordt jaarlijks een vakantiegeld en een aanvullende toeslag bij het vakantiegeld toegekend: <KB 06-04-1978, art. 1>
  a) aan de gerechtigden op een rust- of overlevingspensioen toegekend in de zin van de wet van 21 mei 1955 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor arbeiders, van de wet van 12 juli 1957 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor bedienden, van de wet van 3 april 1962 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor arbeiders en bedienden, van het koninklijk besluit van 24 oktober 1936 houdende wijziging en samenordening van de statuten van de Hulp- en Voorzieningskas voor zeevarende onder Belgische vlag, zoals gewijzigd bij koninklijk besluit van 4 december 1956, en van het koninklijk besluit van 4 april 1962 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor zeevarenden onder Belgische vlag;
  b) aan de gerechtigden op een rust- of weduwenpensioen toegekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 mei 1958 tot vaststelling van het statuut van het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers inzake inrichting van de rust- en weduwenpensioenregeling;
  c) (opgeheven) <KB 6-04-1978, art. 1>

Art.2. Het vakantiegeld en de aanvullende toeslag worden toegekend, zonder dat de verplichting om in België te verblijven vereist is, op voorwaarde dat de bij artikel 1 bedoelde gerechtigden voor de maand mei van het lopend jaar werkelijk het rustpensioen, het overlevings- of weduwenpensioen genieten. <KB 06-04-1978, art. 2>

Art.3. <KB 06-04-1978, art. 3>
  § 1. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van het derde lid en van § 4 is het bedrag van het vakantiegeld vastgesteld op 1 724 F per jaar;
  _ voor de gerechtigden op een rustpensioen berekend tegen het bedrag bedoeld:
  1° in artikel 8, § 1, vierde lid, b, van de voornoemde wet van 21 mei 1955;
  2° in artikel 10, § 1, vierde lid, b, van de voornoemde wet van 12 juli 1957;
  3° in artikel 8, § 2, eerste lid, 2°, van het voornoemde koninklijk besluit van 28 mei 1958;4° in artikel 39, tweede lid, b, van het voornoemd koninklijk besluit van 24 oktober 1936.
  Onverminderd de toepassing van de bepalingen van het derde lid en van § 4, is het bedrag van het vakantiegeld vastgesteld op 1 034 F per jaar voor de andere dan in het eerste lid bedoelde gerechtigden op het rustpensioen en voor de weduwen in het genot van het overlevings- of weduwenpensioen.
  Het bedrag van het vakantiegeld verandert overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. Dat bedrag is gekoppeld aan het indexcijfer 114,20 der consumptieprijzen en wordt uitbetaald aan hetzelfde indexcijfer als dat van kracht tijdens de bij artikel 2 bedoelde refertemaand.
  § 2. Het bedrag van de aanvullende toeslag is, voor elk jaar, gelijk aan het verschil tussen, eensdeels een bedrag van 12 000 F of van 9 600 F naargelang het respectievelijk gaat om gerechtigden bedoeld in § 1, eerste lid of in § 1, tweede lid, onverminderd de toepassing van de bepalingen van het derde lid, en, anderdeels, het bedrag van het vakantiegeld.
  Het bedrag van de aldus bepaalde aanvullende toeslag wordt evenwel uitgekeerd naar rata van 25 pct. in 1978, 50 pct. in 1979 en 75 pct. in 1980. De aanvullende toeslag wordt samen met het vakantiegeld betaald en voor de eerste keer in 1978.
  De in het eerste lid, bedoelde bedragen van 12 000 F en 9 600 F schommelen overeenkomstig de bepalingen van de hogergenoemde wet van 2 augustus 1971; zij zijn aangepast aan de spilindex waaraan het vakantiegeld in mei 1978 is betaald en worden uitgekeerd tegen het indexcijfer dat van toepassing is tijdens de in artikel 2 bedoelde refertemaand.
  § 3. De feitelijk of van tafel en bed gescheiden echtgenoten die elk een gedeelte van het rustpensioen genieten, berekend op basis van het bedrag bedoeld in § 1, eerste lid, bekomen elk een gedeelte van het vakantiegeld en van de aanvullende toeslag, berekend op basis van de verhouding toegepast voor de toekenning van hun pensioengedeelte; indien zij een persoonlijk pensioen genieten, bekomen ze elk het vakantiegeld en de aanvullende toeslag, voorzien voor de in § 1, tweede lid, bedoelde gerechtigden.
  § 4. Het bedrag van het vakantiegeld en het bedrag van de aanvullende toeslag worden evenwel begrensd tot het maandbedrag van het pensioen ten laste van de regeling voor werknemers betaald tijdens diezelfde maand, indien dat maandbedrag lager is dan de bedragen, respectievelijk van het vakantiegeld en de aanvullende toeslag, berekend overeenkomstig de paragrafen 1 tot 3.

Art. 3bis. <KB 06-04-1978, art. 4> Wanneer twee echtgenoten elk een of meer pensioenen genieten ten laste van de regeling der werknemers, kan het bedrag van het vakantiegeld voor elk der echtgenoten datgene dat aan de in artikel 3, § 1, tweede lid bedoelde gerechtigden kan worden toegekend niet te boven gaan en kan het bedrag van de aanvullende toeslag voor elk der echtgenoten datgene dat aan deze rechthebbenden bij toepassing van het artikel 3, § 2 kan worden toegekend onverminderd de toepassing van het artikel 3, § 4, niet te boven gaan.
  In afwijking op het eerste lid wordt, wanneer een vakantiegeld en een aanvullende toeslag kan worden toegekend aan de echtgenoot op grond van het bedrag dat van toepassing is op de in het artikel 3, § 1, eerste lid, bedoelde gerechtigden en aan de echtgenote op basis van het bedrag toegepast op de in artikel 3, § 1, tweede lid, bedoelde gerechtigden, het bedrag van het vakantiegeld waarop de echtgenoot aanspraak kan maken verminderd met het bedrag van het vakantiegeld dat aan de echtgenote wordt toegekend zonder dat dit evenwel lager mag zijn dan het bedrag dat mag worden toegekend aan de in artikel 3, § 1, tweede lid, bedoelde rechthebbenden en het bedrag van de aanvullende toeslag waarop de echtgenoot aanspraak kan maken verminderd met het bedrag van de aanvullende toeslag dat aan de echtgenote wordt toegekend zonder dat dit evenwel lager mag zijn dan het bedrag dat mag worden toegekend aan die rechthebbenden in toepassing van het artikel 3, § 2, onverminderd de toepassing van het artikel 3, § 4.

Art.4. <KB 06-04-1978, art. 5> Het vakantiegeld en de aanvullende toeslag worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van de cumulatieregelen betreffende de sociale voorzieningen, noch voor de berekening van de bestaansmiddelen, die aan het toekennen van bepaalde voordelen voorafgaat.

Art. 4bis. <KB 06-04-1978, art. 6> In geval van toepassing van een internationale overeenkomst van sociale zekerheid of van de verordeningen van de Raad van de Europese gemeenschappen betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden, worden het vakantiegeld en de aanvullende toeslag herleid tot het maandbedrag van het in de loop der maand mei van het beschouwde jaar uitbetaald pensioen, wanneer dit maandbedrag respectievelijk lager is dan het bedrag van het vakantiegeld of dan het bedrag van de aanvullende toeslag.
  Wanneer nochtans dit werkelijk uitbetaald Belgisch pensioen, vermeerderd met de buitenlandse voordelen, niet hoger is dan het Belgisch pensioen dat zou toegekend zijn zonder toepassing van deze overeenkomst of verordeningen, vervangt laatstgenoemd pensioen het uitbetaald pensioen voor de toepassing van het eerste lid.
  Wanneer wegens het samengenieten van een Belgisch pensioen en een buitenlands pensioen van dezelfde aard, dit laatste van het Belgisch pensioen wordt afgetrokken, vervangt het Belgisch pensioen vóór toepassing van de vermindering het uitbetaald pensioen voor de toepassing van het eerste lid.

Art.5. Het vakantiegeld (en de aanvullende toeslag worden uitbetaald) door de instelling die de voor de in artikel 2 bedoelde referentiemaand verschuldigde pensioentermijnen uitkeert. <KB 06-04-1978, art. 7>
  (alineas opgeheven) <KB 09-04-1973, art. 3 en 4>

Art.6. (opgeheven) <KB 09-04-1973, art. 3 en 4>

Art.7. (opgeheven) <KB 09-04-1973, art. 3 en 4>

Art.8. Dit besluit treedt in werking de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 9. Onze Minister van Sociale Voorzorg is belast met de uitvoering van dit besluit.