15 MAART 1966. _ Koninklijk besluit betreffende de strafbepalingen die toepasselijk zijn in geval van niet-nakoming van de verbintenissen inzake gasvervoer.
Art. 1-5
Artikel 1. Onverminderd de vergoeding van de door hem veroorzaakte schade, is de houder van een gasvervoervergunning of -toelating in geval van niet-nakoming van de verbintenissen die uit de akte van vergunning of toelating voor hem voortspruiten, gehouden tot betaling van een som van 10 000 frank als boete.
Art.2. Wanneer het voorwerp van de tekortkoming onmiddellijk behoort te verdwijnen, wordt de houder van de vergunning of toelating bij een ter post aangetekende brief aangemaand binnen een bepaalde termijn aan deze tekortkoming een einde te maken.
Wordt binnen de gestelde termijn aan deze aanmaning geen gevolg gegeven of worden geen rechtvaardigingsgronden ingeroepen die voldoende worden geacht, dan wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt door de ambtenaren bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de wet van 12 april 1965.
Art.3. Voor iedere dag vertraging waarmede de tekortkoming wordt hersteld te rekenen vanaf de verzending van het afschrift van het proces-verbaal, is de betrokken houder van de vergunning of toelating een som van 5 000 frank verschuldigd.
Deze boete is verschuldigd tot de dag waarop aan de tekortkoming een einde is gemaakt, hetzij door de betrokkene, hetzij ambtshalve door de bestuursoverheid.1,De datum van het postmerk heeft bewijskracht voor de verzending van het afschrift van het proces-verbaal.
Art.4. Onderhavig besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 5. Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van onderhavig besluit.