Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

29 APRIL 1965. - [Koninklijk besluit betreffende de valorisatie van de voordelen in natura toegekend aan de conciërges van de federale overheidsdiensten, van de programmatorische federale overheidsdiensten en van de diensten die ervan afhangen] (KB 2002-09-05/37, art. 158; Inwerkingtreding : onbepaald , zie KB 2002-09-05/37, art. 242)(NOTA : Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor wat betreft de ambtenaren op wie dit statuut van toepassing is bij BESL 1999-05-06/52, art. 406, 12°; Inwerkingtreding : 01-07-1999)(NOTA : Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor wat betreft de ambtenaren op wie dit statuut van toepassing is bij BESL 2001-07-19/84, art. 416, 13°, Inwerkingtreding : 01-03-2001; BESL 2001-07-19/84 werd ingetrokken bij BESL 2002-09-26/43, art. 465, Inwerkingtreding : 01-03-2001)(NOTA : Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor wat betreft de ambtenaren op wie dit statuut van toepassing is bij BESL 2002-09-26/43, art. 416, 13°; Inwerkingtreding : 01-03-2001)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-12-2006 en tekstbijwerking tot 13-12-2006)



Inhoudstafel:


Art. 1-3, 3bis, 4-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1999031214  2001031324  2002031554 



Artikels:

Artikel 1. Voor de berekening van het rusten overlevingspensioen wordt de tegenwaarde van de door huisbewaarders van de federale overheidsdiensten, van de programmatorische federale overheidsdiensten en van de diensten die ervan afhangen genoten voordelen in natura, zoals die bepaald zijn in artikel 5 van het besluit van de Regent van 30 november 1950 betreffende de huisvesting van sommige categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel, vastgesteld op 12,5 t.h. van het gemiddelde tussen het minimumen het maximumbedrag van weddenschaal DA1 verbonden aan de graad van administratief medewerker. (KB 2002-09-05/37, art. 159; Inwerkingtreding : onbepaald , zie KB 2002-09-05/37, art. 242)

Art.2.De Staat neemt te zijnen laste de afhoudingen of bijdragen, welke door de belanghebbenden uit hoofde van hun functie van concierge verschuldigd zijn, hetzij aan [1 de Pensioendienst voor de overheidssector]1, hetzij aan de Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid.
  Voor de berekening van die afhoudingen of bijdragen volgt het bedrag van de in artikel 1 vermelde tegenwaarde de schommelingen van het algemeen indexcijfer van de kleinhandelsprijzen van het Rijk, overeenkomstig de regelen bepaald in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
  ----------
  (1)<KB 2006-12-03/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2006>

Art.3. Worden opgeheven al de vroegere verordeningsbepalingen betreffende hetzelfde onderwerp, met name :
  1° het koninklijk besluit van 18 september 1953 houdende vaststelling van de representatieve waarde van de voordelen in natura toegekend aan de concierges van het Ministerie van Binnenlandse Zaken;
  2° het koninklijk besluit van 14 maart 1955 betreffende valorisatie der aan de huisbewaarders toegekende voordelen in natura (Ministerie van Openbaar Onderwijs);
  3° het koninklijk besluit van 15 maart 1956 houdende vaststelling van de representatieve waarde der voordelen in natura welke door de huisbewaarders van het Ministerie van Landbouw kosteloos genoten worden;
  4° het koninklijk besluit van 18 maart 1958 betreffende de valorisatie van de voordelen in natura toegekend aan de huisbewaarders van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel;
  5° het koninklijk besluit van 4 juni 1958 houdende vaststelling van de representatieve waarde der voordelen in natura welke kosteloos genoten worden door de huisbewaarders van het Ministerie van Koloniën;
  6° het koninklijk besluit van 16 maart 1960 houdende vaststelling van de tegenwaarde der voordelen in natura die kosteloos genoten worden door de concierges van het Ministerie van Openbare Werken en van Wederopbouw;
  7° het koninklijk besluit van 15 mei 1961 houdende vaststelling van de tegenwaarde der voordelen in natura die kosteloos genoten worden door de concierges van het Ministerie van Sociale Voorzorg.

Art. 3bis. Bij overgangsmaatregel blijft de voor de toepassing van artikel 1 in aanmerking te nemen weddeschaal, voor de concierges die ten laatste op 31 december1975 in dienst waren, die welke aan de graad van bodekamerbewaarder verbonden was vóór 1 januari 1976.

Art.4. Dit besluit treedt in werking de eerste van de maand die volgt op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 5. Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

  Gegeven te Brussel, 29 april 1965.