Details



Externe links:

Justel
Reflex



Titel:

17 MAART 1965. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor toekenning, door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen, van een tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten welke worden gedragen door de personen die minder-validen tewerkstellen.



Inhoudstafel:


Art. 1-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Gedurende een periode van ten minste vier weken en ten hoogste tweeënvijftig weken zo het een werkman betreft, en van ten minste een maand en ten hoogste twaalf maanden zo het een bediende betreft, kan door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen een financiële tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten worden toegekend aan de werkgevers die een arbeidsovereenkomst voor werklieden of een arbeidsovereenkomst voor bedienden hebben aangegaan met een minder-valide.
  Deze bepaling is evenwel niet van toepassing op de publiekrechterlijke personen, noch op de beschermde werkplaatsen.

Art.2. Onder loon wordt verstaan, het minimumloon vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst, bij al dan niet algemeen verbindend veklaarde beslissing van het paritair comité of, bij gebreke hiervan door het gebruik.
  Onder sociale lasten wordt verstaan, de werkgeversbijdragen die verschuldigd zijn krachtens de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de arbeiders.

Art.3. De financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld bij artikel 1, worden slechts toegekend voor een minder-valide die geen enkele beroepsactiviteit heeft uitgeoefend gedurende de zes maanden die zijn indienstneming voorafgaan en wiens omscholings- en sociale reclasseringsproces, vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen, besluit tot een plaatsing met tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten.
  "Voor de toepassing van het voorgaand lid worden de periode van beroepsopleiding, omscholing of herscholing bedoeld bij artikel 56, §2, van het voornoemd koninklijk besluit van 5 juli 1963 en de periode van arbeid in een beschermde werkplaats, gelijkgesteld met een periode van beroepsinactiviteit."

Art.4. De financiële tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten bedraagt :
  1° voor de minder-validen die de voorwaarden vervullen bepaald bij artikel 3 :
  a) 20 pct., indien de tewerkstelling minder dan zesentwintig weken of zes maanden duurt, naargelang het een werkman of een bediende betreft;
  b) 25 pct., indien de tewerkstelling ten minste zesentwintig weken of zes maanden duurt;
  c) 30 pct., indien de tewerkstelling ten minste tweeënvijftig weken of een jaar duurt;
  2° voor de sub 1° bedoelde minder-validen die op het tijdstip van de indienstneming 55 of 40 jaar zijn naargelang het een werkman of een bediende betreft, respectievelijk 25 pct., 30 pct. en 35 pct., naargelang de duur van de tewerkstelling bepaald in 1°, a, b en c;
  3° voor de sub 2° bedoelde minder-validen die bovendien sedert meer dan drie jaar geen beroepsactiviteit meer hebben uitgeoefend, respectievelijk 30 pct., 35 pct. en 40 pct., naargelang de duur van de tewerkstelling bepaald in 1°, a,b en c.

Art.5. De aanvraag tot het bekomen van de tegemoetkoming wordt bij een ter post aangetekende brief ingediend bij het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen.

Art.6. De administrateur-directeur beslist over de toekenning van de tegemoetkoming en stelt de maximumduur ervan vast.
  De uitbetaling geschiedt door het Rijksfonds na het verstrijken van elk burgerlijk trimester, tegen overlegging van de door hem gevergde bewijsstukken.

Art.7. Voor een duur van twee jaar mag bij afwijking van het bij artikel 3, eerste lid, bepaalde, beide bij dit besluit bedoelde financiële tegemoetkoming worden toegekend voor de minder-validen wier omscholings- en sociale reclasseringsproces niet werd vastgesteld, in zover zij bij het Rijksfonds voor sociale reclassering der minder-validen een aanvraag om inschrijving hebben ingediend.

Art. 8. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1965.
  <Dit besluit werd opgeheven bij artikel 11,1° van het KB 23-01-1968 maar blijft nochtans van toepassing voor de aanvragen om tegemoetkoming ingediend vóór de inwerkingtreding van vernoemd besluit.>