Details





Titel:

10 JUNI 1964. - Wet op het openbaar aantrekken van spaargelden. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 09-06-1989 et mise à jour au 27-05-2003)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-06-1989 en tekstbijwerking tot 01-07-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. OVER DE CONTROLE OP BEPAALDE ONDERNEMINGEN DIE VAN HET PUBLIEK TERUGBETAALBARE FONDSEN ONTVANGEN.
Art. 1-2, 2bis, 3-5, 5bis, 6-9, 9bis, 9ter, 10-12
HOOFDSTUK II. STRAFBEPALINGEN.
Art. 13-18
HOOFDSTUK III. INTREKKENDE EN OVERGANGSBESCHIKKINGEN VERKLARENDE EN DIVERSE BESCHIKKINGEN.
Art. 19-22
HOOFDSTUK IV. INWERKINGTREDING EN GELDIGHEIDSDUUR VAN DE WET.
Art. 23



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. _ OVER DE CONTROLE OP BEPAALDE ONDERNEMINGEN DIE VAN HET PUBLIEK TERUGBETAALBARE FONDSEN ONTVANGEN.
Artikel 1. (opgeheven) <W 1993-03-22/34, art. 153, 007; Inwerkingtreding : 19-04-1993>

Art.2. (opgeheven) <W 1993-03-22/34, art. 153, 007; Inwerkingtreding : 19-04-1993>

Art. 2bis. (opgeheven) <W 1993-03-22/34, art. 153, 007; Inwerkingtreding : 19-04-1993>

Art.3. (opgeheven) <W 1993-03-22/34, art. 153, 007; Inwerkingtreding : 19-04-1993>

Art.4. (opgeheven) <W 1993-03-22/34, art. 153, 007; Inwerkingtreding : 19-04-1993>

Art.5. (opgeheven) <W 1993-03-22/34, art. 153, 007; Inwerkingtreding : 19-04-1993>

Art. 5bis. (opgeheven) <W 1993-03-22/34, art. 153, 007; Inwerkingtreding : 19-04-1993>

Art.6. (opgeheven) <W 1993-03-22/34, art. 153, 007; Inwerkingtreding : 19-04-1993>

Art.7. (opgeheven) <W 30-06-1975, art. 62>

Art.8. (opgeheven) <W 1993-03-22/34, art. 153, 007; Inwerkingtreding : 19-04-1993>

Art.9. (opgeheven) <W 1993-03-22/34, art. 153, 007; Inwerkingtreding : 19-04-1993>

Art. 9bis. (opgeheven) <W 1993-03-22/34, art. 153, 007; Inwerkingtreding : 19-04-1993>

Art. 9ter. (opgeheven) <W 1993-03-22/34, art. 153, 007; Inwerkingtreding : 19-04-1993>

Art.10. (opgeheven) <W 08-08-1980, art. 105>

Art.11. (opgeheven) <W 1993-03-22/34, art. 153, 007; Inwerkingtreding : 19-04-1993>

Art.12. (opgeheven) <W 1993-03-22/34, art. 153, 007; Inwerkingtreding : 19-04-1993>

HOOFDSTUK II. _ STRAFBEPALINGEN.
Art.13. (opgeheven) <W 1993-03-22/34, art. 153, 007; Inwerkingtreding : 19-04-1993>

Art.14. (opgeheven) <W 1993-03-22/34, art. 153, 007; Inwerkingtreding : 19-04-1993>

Art.15. (opgeheven) <W 1993-03-22/34, art. 153, 007; Inwerkingtreding : 19-04-1993>

Art.16. (opgeheven) <W 1993-03-22/34, art. 153, 007; Inwerkingtreding : 19-04-1993>

Art.17. (opgeheven) <W 1993-03-22/34, art. 153, 007; Inwerkingtreding : 19-04-1993>

Art.18. (opgeheven) <W 1993-03-22/34, art. 153, 007; Inwerkingtreding : 19-04-1993>

HOOFDSTUK III. _ INTREKKENDE EN OVERGANGSBESCHIKKINGEN VERKLARENDE EN DIVERSE BESCHIKKINGEN.
Art.19. § 1. <opheffingsbepaling>
  § 2. <wijzigingsbepaling>

Art.20. Wanneer de Bankcommissie krachtens artikel 2 de ondernemingen inschrijft die, bij het van kracht worden van onderhavige wet, fondsen bedoeld in artikel 1 ontvangen hebben of ontvangen, bepaalt ze de termijnen binnen welke deze ondernemingen zich schikken naar de verplichtingen voortvloeiend uit hoofdstuk I.

Art.21.§ 1. De ondernemingen die, bij het van kracht worden van onderhavige wet, fondsen van het publiek aanhouden bedoeld bij artikel 15, moeten deze fondsen terugbetalen volgens de hierondervermelde modaliteiten :
  1° als deze fondsen terugbetaalbaar zijn op termijn, bij het verstrijken van deze termijn die, desgevallend, niet kan worden verlengd, onder meer door stilzwijgende hernieuwing, boven de zesde maand na het van kracht worden van onderhavige wet;
  2° als deze fondsen terugbetaalbaar zijn mits opzegging, bij het verstrijken van deze opzegging die, als ze niet werd neergelegd binnen de drie maand na het van kracht worden van onderhavige wet, van rechtswege zal ingaan bij het verstrijken van deze termijn;
  3° als deze fondsen terugbetaalbaar zijn op zicht, uiterlijk zes maand na het van kracht worden van onderhavige wet.
  Wanneer speciale omstandigheden zulks verantwoorden mag de Bankcommissie op de voorwaarden en voor een periode door haar vastgesteld, de in vorige alinea bepaalde termijn verlengen.
  § 2. Tijdens een periode van zes maanden, te rekenen van bij het van kracht worden van onderhavige wet, mag de Bankcommissie, op de voorwaarden en voor de periode door haar bepaald, van de door § 1 voorgeschreven terugbetalingen ontslaan de in deze paragraaf bedoelde ondernemingen die hun inschrijving hebben gevraagd op de lijst voorzien bij artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 185 d.d. 9 juli 1935 of op de lijst voorzien bij artikel 2 van onderhavige wet, of de machtiging voorzien bij artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 42 van 15 december 1934.
  Tijdens dezelfde periode mag ze de in de vorige alinea bedoelde ondernemingen toelaten, volgens modaliteiten door haar goedgekeurd, fondsen van het publiek, bedoeld bij artikel 15, te blijven ontvangen.
  § 3. De ondernemingen die vrijstelling van terugbetaling of toelating tot fondsenopneming voorzien in § 2 bekomen hebben, doch die de inschrijving of toelating voorzien in alinea 1 van § 2 niet hebben bekomen, moeten deze fondsen terugbetalen volgens de modaliteiten bepaald in § 1; de bij die paragraaf voorziene termiijnen gaan in, volgens het geval, bij het verstrijken van deze vrijstelling of deze toelating.
  § 4. De [1 schadebedingen]1 ingelast in de overeenkomsten van fondsenopening en die betrekking hebben op de terugbetaling van deze fondsen worden als ongeschreven beschouwd wanneer die terugbetaling door onderhavig artikel wordt opgelegd.
  ----------
  (1)<W 2022-04-28/25, art. 31, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.22. (Opgeheven) <W 2003-04-22/49, art. 30, 011; Inwerkingtreding : 01-06-2003>

HOOFDSTUK IV. _ INWERKINGTREDING EN GELDIGHEIDSDUUR VAN DE WET.
Art. 23. Onderhavige wet wordt van kracht tien dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
  (lid 2 opgeheven) <W 07-03-1973, enig art.>