Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

13 JULI 1962. - Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van varkensbrucellose.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Diagnose en aangifte.
Art. 2-5
HOOFDSTUK III. - Maatregelen in de besmettingshaard.
Art. 6-13
HOOFDSTUK IV. - Maatregelen in het besmet gebied.
Art. 14-16
HOOFDSTUK V. - Maatregelen in het verdacht gebied.
Art. 17
HOOFDSTUK VI. - Algemene maatregelen.
Art. 18-26



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  I. Besmettingshaard :
  de gebouwen, plaatsen, weiden en om het even welke plaatsen waar een of meer door varkensbrucellose aangetaste varkens worden gehouden, voor zover het bestaan van de besmettingshaard door de diergeneeskundige inspecteur bevestigd wordt.
  Deze laatste kan, naar gelang van de omstandigheden, de grenzen van de besmettingshaard wijzigen.
  Hij brengt zijn beslissing ter kennis van de bevoegde burgemeester.
  II. Door varkensbrucellose aangetaste dieren :
  1° de bij bloedonderzoek positief reagerende dieren;
  2° de brucella uitscheidende dieren;
  3° de zeugen die tot de varkensstapel van een niet-vrij bevonden bedrijf behoren en verwerpen hebben;
  4° de zeugen die behoren tot een niet-vrij bedrijf en ziektetekenen van blijvende of tijdelijke onvruchtbaarheid vertonen;
  5° de zeugen die onvruchtbaarheid of enige andere afwijking van de geslachtsorganen vertonen na gedekt te zijn door een positief reagerende of een kiemdragende beer.
  III. Van besmetting verdachte dieren :
  a) alle varkens die zich in een haard van varkensbrucellose bevinden;
  b) alle varkens die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hadden of konden hebben hetzij met aangetaste, hetzij met van besmetting verdachte dieren, hetzij met niet gekontroleerde beren, inzonderheid :
  de varkensstapel van een exploitant die een of meer beren houdt voor de openbare dekdienst, indien dit beslag niet vrij bevonden werd door de diergeneeskundige inspecteur en niet aan diens toezicht onderworpen blijft;
  de varkensstapel van een exploitant of houder die zeugen laat dekken door een beer die deel uitmaakt van een beslag dat niet door de diergeneeskundige inspecteur gekontroleerd en vrij bevonden is van varkensbrucellose;
  de varkens die zich in het door de diergeneeskundige inspecteur afgebakend besmet gebied bevinden;
  de fokvarkens die een aangetast bedrijf verlieten sedert minder dan dertig dagen op de datum der vaststelling van de haard.
  IV. Besmet gebied :
  De gebieden welke de diergeneeskundige inspecteur, ingeval hij het nodig acht, rond een haard van varkensbrucellose afbakent en waarin hij de burgemeester vordert de maatregelen voorgeschreven bij de artikelen 14, 15 en 16 toe te passen.
  V. Verdacht gebied :
  De door de Minister van Landbouw bepaalde gebieden.

HOOFDSTUK II. - Diagnose en aangifte.
Art.2. Elke eigenaar of houder van varkens die verwerping of blijvende of tijdelijke onvruchtbaarheid vaststelt bij dieren van beide geslachten, al dan niet gepaard met kreupelheid, gewrichtsontstekingen of zenuwstoornissen, en in het bijzonder met gelokaliseerde verlammingen, is verplicht :
  1° de dieren die ziektetekenen vertonen of vertoond hebben af te zonderen zodat elke betrekking met andere dieren uitgesloten is;
  2° zijn varkensstapel op eigen kosten en binnen de kortst mogelijke tijd te laten onderzoeken door een doctor in de veeartsenijkunde naar zijn keuze. Deze zal een bloedmonster nemen van alle fokvarkens van vier maanden en meer.

Art.3. Het is verboden doodgeboren biggen, verworpen vruchten en, in het algemeen, enigerlei stof afkomstig van dieren verdacht van varkensbrucellose, die niet onderzocht werden door een doctor in de veeartsenijkunde, te bedelven, te vernietigen of aan het vilbeluik te leveren.
  Deze bepaling is niet van toepassing op de bedrijven die wegens de aldaar vastgestelde gevallen van varkensbrucellose reeds onder het toezicht van de diergeneeskundige inspecteur zijn geplaatst.

Art.4. Ieder doctor in de veeartsenijkunde die ziektetekenen van brucellose bij een varken vaststelt, is verplicht overeenkomstig de onderrichtingen van de Minister van Landbouw onmiddellijk de stoffen af te nemen die noodzakelijk zijn voor de diagnose van de varkensbrucellose door het Nationaal Instituut voor Diergeneeskundig Onderzoek.

Art.5. De diergeneeskundige inspecteur kan, wanneer tekenen van varkensbrucellose voorhanden zijn en behoudens de wettelijke bepalingen betreffende de onschendbaarheid van de woning, alle plaatsen bezoeken, alle inlichtingen of verklaringen inwinnen en alle voor het opsporen van de haarden van varkensbrucellose of van de besmettingsbronnen dienstige monsters nemen of doen nemen.

HOOFDSTUK III. - Maatregelen in de besmettingshaard.
Art.6. Wanneer het bestaan van varkensbrucellose door de uitslag der ontledingen van het Nationaal Instituut voor diergeneeskundig onderzoek bevestigd wordt, waarschuwt de doctor in de veeartsenijkunde onmiddellijk de diergeneeskundige inspecteur door middel van de dienstkaart, overeenkomstig het door de Minister van Landbouw voorgeschreven model.

Art.7. De telling der in de besmettingshaard gehouden varkens wordt door de doctor in de veeartsenijkunde opgemaakt op de dienstkaart overeenkomstig het door de Minister van Landbouw bepaalde model en wordt de dag zelf aan de diergeneeskundige inspecteur van het ambtsgebied toegezonden.
  De houder is verplicht aangifte te doen van de fkvarkens die sedert dertig dagen in zijn bedrijf binnengebracht zijn, alsmede van hun herkomst.
  Hij is eveneens verplicht aangifte te doen van de fokvarkens die sedert dertig dagen zijn bedrijf hebben verlaten, alsmede hun bestemming.

Art.8. <KB 19-01-1976, art. 1> Een forfaitaire toelage van tweehonderd frank wordt toegekend aan de erkende doctors in de diergeneeskunde voor het inzenden van de in artikel 7 bedoelde dienstkaart, voor zover de haard van de varkensbrucellose door de inspecteur-dierenarts bevestigd wordt.

Art.9. De in een besmettingshaard gehouden varkens worden opgesloten in de gebouwen van het bedrijf of binnen een omheining zodat elke betrekking met andere dieren van de haard en met dieren of terreinen der aangrenzende bedrijven uitgesloten is.

Art.10. De toegang tot de haard van varkensbrucellose is verboden aan varkens die niet tot het bedrijf behoren, uitgezonderd voor de castraten van beide geslachten.

Art.11. De houder van aangetaste of verdachte dieren moet in de besmettingshaard alle door de diergeneeskundige inspecteur voorgeschreven reinigings- en ontsmettingsverrichtingen uitvoeren.

Art.12. <KB 26-10-1973, art. 1> De varkens uit een besmettingshaard mogen die haard slechts verlaten om, met een door de inspecteur-dierenarts afgeleverde toelating rechtstreeks naar een slachthuis te worden vervoerd en er onmiddellijk te worde geslacht.
  Die maatregelen blijven van toepassing gedurende ten minste zes weken na de officiële vaststelling van het laatste ziektegeval.

Art.13. <KB 26-10-1973, art. 1> Onverminderd de bepalingen van het artikel 12, 2° lid, heft de inspecteur-dierenarts de maatregelen in een besmettingshaard op hetzij nadat hij heeft vastgesteld dat geen varken nog klinische tekens van varkensbrucellose vertoont en dat alle fokvarkens van vier maanden oud of meer een agglutinatietiter lager dan 30 I.E. en een negatieve uitslag op de complementbindingsproef bij twee bloedonderzoeken, verricht met een tussenpoos van ten minste 30 dagen en ten hoogste 60 dagen, vertoont, hetzij tien dagen na afslachting van de varkensstapel en volledige ontsmetting van die haard.
  De Inspecteur-dierenarts brengt zijn beslissing ter kennis van de bevoegde burgemeester.
  De brucellose-vrije fokvarkens die na de opheffing van de maatregelen, op het bedrijf blijven worden drie maanden na die opheffing aan een nieuw serologisch onderzoek onderworpen.

HOOFDSTUK IV. - Maatregelen in het besmet gebied.
Art.14. Vanaf het ogenblik dat het besmette gebied door de diergeneeskundige inspecteur werd afgebakend, is het aldaar verboden :
  1° jaarmarkten, markten, prijskampen of het hoe dan ook bijeenbrengen van varkens te houden;
  2° beren rond te voeren.

Art.15. De diergeneeskundige inspecteur die krachtens artikel 1, § 4, tweede lid, een besmet gebied rond een haard van varkensbrucellose afbakent, mag het klinisch onderzoek en het bloedonderzoek der fokvarkens bevelen op die bedrijven die hij verdacht of bedreigd acht.
  Hij kan insgelijks de overdracht van fokdieren en de openbare dekdienst in het gebied verbieden gedurende de tijd die hij voor de onderzoekingen en bloedontledingen nodig acht.

Art.16. De toepassing en de opheffing van de maatregelen in het besmette gebied worden door de diergeneeskundige inspecteur ter kennis gebracht van de bevoegde burgemeester.

HOOFDSTUK V. - Maatregelen in het verdacht gebied.
Art.17. Indien de varkensbrucellose over een zo belangrijk gedeelte van het grondgebied verspreid is dat voorbehoedende maatregelen er gerechtvaardigd zijn, bakent de Minister van Landbouw, op voorstel van de diergeneeskundige inspectie, een verdacht gebied af en bepaalt welke maatregelen er moeten worden genomen.

HOOFDSTUK VI. - Algemene maatregelen.
Art.18. Ieder persoon die op een al dan niet officiële keuring of prijskamp varkens, uit een besmet of verdacht gebied, wenst aan te bieden, is verplicht aan de doctor in de veeartsenijkunde die met de gezondheidscontrole op de aldaar samengebrachte dieren is belast ingevolge de artikelen 18 en 19 van het koninklijk besluit van 20 september 1883, gewijzigd bij het besluit van de Regent van 12 mei 1950, een minder dan zestig dagen oud getuigschrift over te leggen en waarin wordt bevestigd dat alle in zijn bedrijf gehouden fokvarkens van meer dan vier maanden vrij van varkensbrucellose erkend zijn.
  Indien de belanghebbende dit getuigschrift niet overlegt, hebben zijn varkens geen toegang tot de varkensprijskamp of keuring.

Art.19. Ieder houder van een of meer tot de openbare dekdienst toegelaten beren is verplicht :
  1° zijn ganse varkensstapel aan een klinisch onderzoek te onderwerpen;
  2° al zijn beren van meer dan vier maanden te onderwerpen aan een klinisch onderzoek en een bloedonderzoek binnen twee maanden na het in werking treden van dit besluit.
  De diergeneeskundige inspecteur kan, telkens als hij het nodig acht, bevelen bloed af te namen van alle of van een gedeelte van de in het bedrijf gehouden varkens.

Art.20. De houders van tot de openbare dekdienst toegelaten beren zijn verplicht :
  1° de lijst op te maken van de eigenaars wier zeugen door hun beren gedekt werden met vermelding naast iedere naam en adres van de nummers der dekgetuigschriften overgenomen uit het boek, voorgeschreven bij de artikelen 12, 13 en 14 van het koninklijk besluit van 13 november 1959;
  2° op het eerste verzoek van de diergeneeskundige inspecteur de bij 1° hierboven voorgeschreven lijst en de in hun bezit zijnde stroken van de dekgetuigschriften over te leggen.

Art.21. De houders wier zeugen gedekt worden door beren tot de openbare dekdienst toegelaten, zijn verplicht alle dekgetuigschriften in hun bezit over te leggen op het eerste verzoek van de diergeneeskundige inspecteur en, bij ontstentenis van deze getuigschriften, de namen en adressen te geven van de houders van beren die op het bedrijf dienst hebben gedaan.

Art.22. Indien uit het ingestelde onderzoek blijkt dat de varkensstapel van de houder van een of meer tot de openbare dekdienst toegelaten beren besmet of vermoedelijk besmet is, verbiedt de diergeneeskundige inspecteur de openbare dekdienst en brengt deze maatregelen onmiddellijk ter kennis van de bevoegde veeteeltconsulent.

Art.23. Wanneer bevestigd wordt dat in de varkensstapel van een berenhouder een besmettingshaard is, moeten de beren die een positieve uitslag bij het bloedonderzoek gegeven hebben, geslacht of gekadatreerd worden onder toezicht van de diergeneeskundige inspecteur binnen tien dagen na de bevestiging van de haard.
  Het bedrijf en de voertuigen voor het vervoer van de beren die gediend hebben, worden ontsmet onder toezicht van de diergeneeskundige dienst.

Art.24. Wanneer de eigenaar of houder van varkens weiget de voorgeschreven verplichtingen na te leven, doet de burgemeester deze, op verzoek van de diergeneeskundige inspecteur, ambtshalve uitvoeren, op kosten van de betrokkene, onder bewaking van de plaatselijke politie of de Rijkswacht.

Art.25. Overtreding van het bepaalde in dit besluit wordt gestraft met de straffen bepaald bij de artikelen 4, 6 en 7 van de wet van 30 december 1882 op de diergeneeskundige politie der huisdieren en de schadelijke insecten.

Art. 26. Onze Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.