Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 JULI 1961. - Wet tot wijziging van sommige bepalingen van Titel IV van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel en tot intrekking van de wet van 28 februari 1961 houdende aanvulling van artikel 75 van de gemeentewet.



Inhoudstafel:


Art. 1-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

 



Artikels:

Artikel 1. Artikel 84, §1, van de gemeentewet, gewijzigd bij de wet van 14 februari 1961, wordt door de onderstaande bepaling vervangen :"..."

Art.2. § 1. Bij ontstentenis van kaders, welke overeenkomstig artikel 84, § 1, der gemeentewet, zijn goedgekeurd en van aanwervings- en bevorderingsvoorwaarden, vastgesteld overeenkomstig hetzelfde artikel 84, § 1, kan het gemeentepersoneel tot een door de Koning vast te stellen datum aangeworven en bevorderd worden binnen de perken van de op 31 december 1960 van kracht zijnde kaders.
  § 2. Tot een door de Koning vast te stellen datum is de benoeming van de gemeentesecretarissen en van de plaatselijke gemeente-ontvangers gedaan, zonder dat benoemingsvoorwaarden overeenkomstig artikel 84, § 1, van de gemeentewet werden vastgesteld, aan de goedkeuring van de gouverneur onderworpen.
  Iedere beslissing houdende niet-goedkeuring moet met redenen zijn omkleed.

Art.3. Artikel 71, § 1, van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie,sociale vooruitgang en financieel herstel wordt door de volgende bepaling vervangen :"..."

Art.4. De woorden "door de Minister van Binnenlandse Zaken" in de plaats gesteld van "door de bestendige deputatie van de provinciale raad" in artikel 111,§ 1, lid 1, van de gemeentewet, "van de Minister van Binnenlandse Zaken" in artikel 122, lid 1, "door de Minister van Binnenlandse Zaken" in de plaats gesteld van de woorden "door de Gouverneur" in artikel 127bis, lid 1,(...) zoals die bepalingen gewijzigd werden bij artikel 71, §§ 2, 3, 4 en 5 der wet van 14 februari 1961, worden door de woorden "door de Gouverneur" vervangen.

Art.5. De tweede zin van artikel 72 van de wet van 14 februari 1961 wordt door de navolgende bepaling vervangen :"..."

Art.6. Artikel 73 van de wet van 14 februari 1961 wordt opgeheven.

Art.7. § 1. Bij ontstentenis van bezoldigingsregelingen of weddeschalen goedgekeurd overeenkomstig artikel 71, § 1, der wet van 14 februari 1961, blijven de provinciale en gemeentelijke bezoldigingsregelingen alsmede de weddeschalen van het provincie- en gemeentepersoneel, welke op 24 februari 1961 van kracht waren, uitvoerbaar.
  De Koning bepaalt in welke mate de bij die bezoldigingsregelingen vastgestelde weddeschalen en modaliteiten kunnen worden aangepast aan de sedert 1 januari 1960 in de bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries aangebrachte wijzigingen. De gemeenteraadsbeslissingen, waarbij die aanpassingen worden doorgevoerd, zijn aan de goedkeuring van de gouverneur onderworpen; elke beslissing tot niet-goedkeuring moet met redenen zijn omkleed.
  § 2. De toelagen en vergoedingen, van kracht op 24 februari 1961, blijven uitvoerbaar bij ontstentenis van nieuwe bepalingen genomen overeenkomstig artikel 72 van dezelfde wet.

Art.8. De niet-goedgekeurde beslissingen van de provinciale en gemeentelijke overheden welke sedert 25 februari 1961 tot de dag van de inwerkingtreding van deze wet zijn genomen en waarbij bezoldigingsregelingen worden vastgesteld of gewijzigd of die weddeschalen vaststellen buiten het toepassingsveld van de wet van 29 mei 1959, hebben geen enkele uitwerking.
  De niet-goedgekeurde beslissingen van de gemeenteoverheden, welke tijdens hetzelfde tijdvak inzake kaders en aanwervings- en bevorderingsvoorwaarden zijn genomen, blijven onderworpen aan de goedkeuring, bedoeld bij de wet van 14 februari 1961.

Art.9. <Zie codificatie (Nieuwe gemeentewet) KB 24-06-1988, B.St. 03-09-1988> De algemene bepalingen, door de Koning vast te stellen krachtens artikel 84, § 1, der gemeentewet en de artikelen 71, § 1, en 72 van de wet van 14 februari 1961 zomede die welke krachtens artikel 7, § 1, lid 2, van deze wet, dienen te worden genomen, worden vastgesteld na raadpleging van de vertegenwoordigers der meest representatieve organisaties van het provincie- en gemeentepersoneel.
  Hetzelfde geldt voor de voorwaarden door de Koning vast te stellen krachtens de artikelen 123, tweede lid, en 125, derde lid, van de gemeentewet, alsmede voor de door Hem krachtens artikel 130 derzelfde wet te nemen beslissingen.
  De modaliteiten van die raadpleging worden door de Koning geregeld.(De raadpleging bedoeld in het eerste en in het tweede lid wordt vervangen door de formaliteiten inzake onderhandeling en overleg voorgeschreven door de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel voor de personeelsleden op wie deze wet toepasselijk is verklaard.) <KB 1984-09-28/30,art. 92, 002>

Art. 10. De wet van 28 februari 1961 tot aanvulling van artikel 75 van de gemeentewet wordt ingetrokken.