12 SEPTEMBER 1959. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 11 van de wet van 24 Mei 1959 tot verruiming van de mogelijkheden inzake de beroeps- en ambachtskredietverlening aan de middenstand. (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG 1990-04-05/37, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 09-04-1990, voor de dossiers betreffende aanvragen om waarborg die met ingang van 9 april 1990 bij het Comité van het Waarborgfonds voor het Waalse Gewest worden ingediend) (NOTA : opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1993-07-22/45, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 30-10-1993) (NOTA : opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij BESL 1997-06-12/37, art. 28, Inwerkingtreding : 09-08-1997) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf de versie die 09-04-1990 onmiddellijk voorafgaat en tekstbijwerking tot 25-07-1997)
HOOFDSTUK I. - MODALITEITEN VOOR HET ONDERZOEK VAN DE AANVRAGEN TOT WAARBORG.
Algemene bepalingen.
Art. 1
Tussenkomst in de verliezen geleden door de plaatselijke kredietmaatschappijen voor ambachtsgereedschap en door de maatschappijen voor onderlinge borgstelling.
Art. 2
HOOFDSTUK II. - MODALITEITEN VAN TOEZICHT OP DE KREDIETINSTELLINGEN EN OP DE PERSONEN OF ONDERNEMINGEN DIE DE VOORDELEN VAN HET WAARBORGFONDS GENIETEN.
Toezicht bij de kredietaanvrager.
Art. 3
Toezicht op de kredietinstellingen.
Art. 4
HOOFDSTUK III. - BEHEER VAN DE DOOR HET FONDS GEWAARBORGDE KREDIETEN.
Kredietovereenkomsten.
Art. 5-11
HOOFDSTUK IV. - VERANTWOORDELIJKHEDEN.
Art. 12-14
HOOFDSTUK I. - MODALITEITEN VOOR HET ONDERZOEK VAN DE AANVRAGEN TOT WAARBORG.
Algemene bepalingen.
Artikel 1. <Zie NOTA'S onder TITEL> § 1. De aanvragen tot waarborg worden door de kredietinstellingen bij het Comité van het Fonds ingediend op een formulier door het Comité vastgesteld en waarin de voorwaarden samengevat worden waartegen de kredietinstelling het inzicht heeft het krediet toe te staan alsmede de redenen die het verlenen van de waarborg tot de goede afloop verantwoorden. Hierbij wordt nog de documentatie gevoegd waar het Comité van het Fonds om verzoekt.
§ 2. Voor de kredieten waarvoor de voorafgaandelijke toelating van de Minister van Middenstand (in uitvoering van de artikelen 18 en 19 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering) vereist wordt, stuurt de kredietinstelling aan de Minister een aanvraag tot waarborg opgemaakt in dubbel exemplaar op een formulier vastgesteld door het Comité van het Fonds. Hierbij wordt de documentatie gevoegd waar de Minister en het Comité van het Fonds om verzoeken. <KB 10-10-1978, art. 3 § 2>
Indien de Minister of zijn afgevaardigde de toelating weigert, verwittigt hij onmiddellijk de kredietinstelling en het Comité van het Fonds.
Indien de Minister of zijn afgevaardigde de toelating verleent, maakt hij, samen met het volledig dossier, een exemplaar van de aanvraag tot waarborg en zijn toelating over aan het Comité van het Fonds.
§ 3. De kredietinstelling welke door het Comité van het Fonds gemachtigd werd rechtstreeks over het verlenen van de waarborg van het Fonds (in uitvoering van artikel 18, laatste lid van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering) te beslissen, brengt het verlenen van het krediet en het bedrag van de waarborg ter kennis van het Comité, binnen de acht dagen die op de ondertekening van de kredietovereenkomst volgen. Deze betekening gebeurt bij middel van een formulier vastgesteld door het Comité waarmede kan nagegaan worden of het krediet overeenstemt met de voorwaarden vereist door de wet, door onderhavig reglement, door het reglement van het Waarborgfonds en door de andere besluiten voorzien door voornoemde wet. <KB 10-10-1978, art. 3 § 2>
De kredietinstelling zal een ontvangstbewijs ontvangen waarbij, onder voorbehoud van de juistheid van de verstrekte inlichtingen, de waarborg van het Fonds bevestigd wordt.
§ 4. De Minister van Middenstand, zijn afgevaardigde of het Comité van het Fonds mogen alle inlichtingen vragen en doen overgaan tot om het even welk aanvullend onderzoek.
§ 5. Het verlenen van de waarborg door het Comité van het Fonds wordt vastgesteld door de ondertekening van een akte van borgstelling waarvan de formule door het Comité opgesteld wordt.
Tussenkomst in de verliezen geleden door de plaatselijke kredietmaatschappijen voor ambachtsgereedschap en door de maatschappijen voor onderlinge borgstelling.
Art.2. <Zie NOTA'S onder TITEL> § 1. (Het Fonds waarborgt van rechtswege de maatschappijen voor onderlinge borgstelling ten belope van de helft van het uiteindelijk verlies dat zij lijden op ieder aval :
a) dat 250 000 F niet overschrijdt en dat verleend werd vanaf 22 februari 1966, datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 6 januari 1966;
b) van 250 001 F tot 2 000 000 F toegekend vanaf de dag van de inwerkingstelling van onderhavig besluit op voorwaarde :
1. (dat de bepalingen van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, van artikel 6 van het ministerieel besluit van 4 september 1959 en van de artikelen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 11 en 12 van het reglement goedgekeurd bij ministerieel besluit van 23 september 1959 nageleefd zijn.) <KB 10-10-1978, art. 3 § 2>
2. dat het commissieloon voorzien in de artikelen 1 en 2 van het ministerieel besluit van 14 juli 1976 betaald wordt binnen de maand na het verstrijken van ieder trimester voor de bijdragen welke invorderbaar zijn geworden in de loop van dat trimester, en dit krachtens artikel 5, § 2, van het ministerieel besluit van 4 september 1959.
In geval van opeenvolgende borgtochten voor een zelfde persoon mag het totaal bedrag van de borgtochten gewaarborgd door het Waarborgfonds 2 000 000 F niet overtreffen.
Het Fonds komt niet tussen in de verliezen die de maatschappijen voor onderlinge borgstelling lijden op de verrichtingen die aan de voorwaarden hierboven niet beantwoorden, noch op deze waarvoor de bijdrage die genoemde maatschappijen aan het Waarborgfonds verschuldigd zijn, niet werd gestort.
De Minister van Middenstand, het Comité van het Fonds of hun afgevaardigden mogen te allen tijde zowel, bij de kredietaanvragers, als bij de kredietinstellingen en de maatschappijen voor onderlinge borgstelling, tot onderzoek en controle overgaan.
c) dat 320 000 F niet overschrijdt, toegekend vanaf de dag van de inwerkingstelling van onderhavig besluit voor zover :
1. het gaat om een nieuw krediet waarvan het bedrag 400 000 F niet overschrijdt;
2. het krediet is toegestaan in de vorm van een krediet op bepaalde termijn, waarvan de duur vijf jaar niet overschrijdt;
3. het krediet terugbetaalbaar is bij maandelijkse constante terugbetalingen.) <KB 25-08-1976, art. 1>
§ 2. Het Fonds waarborgt van ambtswege de helft van het uiteindelijk verlies geboekt door de plaatselijke kredietmaatschappijen voor ambachtsgereedschap op de kredieten toegestaan met tussenkomst van het waarborgfonds van hun federale maatschappij.
§ 3. Met uiteindelijk verlies wordt bedoeld het debetsaldo dat onbetaald blijft na de realisatie van de gevestigde waarborgen en na uitputting, naar het oordeel van het Comité van het Fonds, van alle realisatiemogelijkheden van de goederen van de schuldenaar, en na vermindering met het gedeelte van het verlies dat de Nationale Kas voor Beroepskrediet gebeurlijk voor haar rekening neemt. Het bewijs van het bedrag van dit uiteindelijk verlies moet geleverd worden overeenkomstig de voorschriften van het Comité.
§ 4. Om te genieten van de waarborg voorzien in § 1 moeten de maatschappijen voor onderlinge borgstelling en de locale kredietmaatschappijen voor ambachtsgereedschap, door bemiddeling van hun federale, binnen de tijdspanne en in de vormen voorgeschreven door het Comité, de lijst van de waarborgen of van de toegestane kredieten aan het Comité van het Fonds bezorgen.
HOOFDSTUK II. - MODALITEITEN VAN TOEZICHT OP DE KREDIETINSTELLINGEN EN OP DE PERSONEN OF ONDERNEMINGEN DIE DE VOORDELEN VAN HET WAARBORGFONDS GENIETEN.
Toezicht bij de kredietaanvrager.
Art.3. <Zie NOTA'S onder TITEL> De Minister van Middenstand, het Comité van het Fonds of hun afgevaardigden, mogen te allen tijde overgaan tot het nazicht van de boekhouding, van het beheer en van de toestand der natuurlijke of morele personen die een krediet aanvragen of verkregen hebben, dat geheel of gedeeltelijk door de waarborg van het Fonds gedekt wordt.
De krediet- en borgtochtovereenkomsten zullen deze machten vermelden en aan de Minister en aan het Comité van het Fonds of aan hun afgevaardigden het recht geven de uitslag van dit nazicht aan de kredietinstelling mede te delen.
Toezicht op de kredietinstellingen.
Art.4. <Zie NOTA'S onder TITEL> De Minister van Middenstand, het Comité van het Fonds of hun afgevaardigden mogen bij alle kredietinstellingen kennis, afschrift of fotocopie nemen van de dossiers, van de rekeningen en van al de documenten in verband met de gewaarborgde of de te waarborgen kredieten door het Fonds.
HOOFDSTUK III. - BEHEER VAN DE DOOR HET FONDS GEWAARBORGDE KREDIETEN.
Kredietovereenkomsten.
Art.5. <Zie NOTA'S onder TITEL> De overeenkomsten tussen de kredietinstelling en de personen die de waarborg van het Fonds genieten, zullen namelijk volgende clausules bevatten :
Behoudens schriftelijke toelating van het Comité van het Fonds ontzeggen zich de gekrediteerden het recht, zolang het Fonds van zijn waarborg niet zal ontslagen zijn :
1° wijzigingen te brengen aan de in de waarborgaanvraag voorziene bestemming van de gebouwen, van het gereedschap en van het handelsfonds die dank zij de tussenkomst van het Waarborgfonds verkregen of gewijzigd werden;
2° hun goederen te vervreemden of aan derden in waarborg te geven.
Deze bepaling beoogt echter niet de verkoop, vallende binnen de normale de beroepsbedrijvigheid van de gekrediteerden, noch de waarborgen verleend voor de zekerheid van kredietverrichtingen op korte termijn, zoals de in pandgeving van handelswissels en de warrant.
Behoudens strengere voorschriften opgelegd door het Comité van het Fonds in bepaalde gevallen, verbinden de gekrediteerden er zich toe regelmatig een geheel van geschriften en bescheiden te houden welke toelaten de actieve bestanddelen die voor hunne beroepsactiviteit zijn aangewend, de schulden die er mede verband houden en de batige of deficitaire uitslagen van die activiteit te bepalen. Zij verbinden zich deze geschriften en bescheiden ter beschikking te stellen van de afgevaardigden van de Minister of van het Comité van het Fonds en hen alle inlichtingen te verstrekken alsmede alle documenten die de vrijwaring van de belangen van het Fonds, de verantwoording van de aanwending van het krediet voor de voorziene doeleinden en de degelijke uitvoering van het goedgekeurde werkprogramma kunnen bevorderen.
De gekrediteerden moeten de afgevaardigden van het Comité van het Fonds en van de Minister van Middenstand toelaten de gebouwen te bezichtigen waarin de uitbating plaats heeft alsmede ieder gebouw dat in waarborg gegeven werd.
De gekrediteerden verbinden zich ertoe alle nieuwe aanwervingen van onroerende goederen mede te delen aan de instelling die het krediet toegestaan heeft en aan het Waarborgfonds.
De gekrediteerden gaan de verbintenis aan hypotheek te verlenen tot waarborg van het krediet op de onroerende goederen en de schepen die zij reeds bezitten of die zij naderhand verkrijgen, op het eerste verzoek van de kredietinstelling of van het Waarborgfonds, ten belope van een bedrag te bepalen door laatstgenoemde.
Onverminderd de andere bepalingen van verbreking in het contract voorzien, heeft de kredietinstelling het recht het krediet op te zeggen en de onmiddellijke terugbetaling te eisen in geval van onjuiste of onvolledige verklaring van de gekrediteerden waardoor de waarborg bekomen werd en, ingeval de voorschotten, welke door het Fonds gewaarborgd werden, aangewend werden voor andere doeleinden dan deze waardoor het verlenen van deze waarborg gewettigd werd.
Art.6. <Zie NOTA'S onder TITEL> <KB 27-10-1975, art. 1> De kredietinstelling moet er voor zorgen dat de voorschotten, welke door het Fonds gewaarborgd worden, dienen voor de doeleinden die het verlenen van deze waarborg gewettigd hebben. In dit verband zal de kredietinstelling de richtlijnen, voorgeschreven door het Comité van het Fonds, naleven. Elke betaling die door de kredietnemer gedaan wordt en voor gevolg heeft de verbintenissen van het Waarborgfonds te verminderen moet door de kredietinstelling onmiddellijk ter kennis gebracht worden van het Fonds. Wanneer een aflossing of intrest niet betaald is, drie maanden na de in de overeenkomst van kredietopening voorziene datum, moet de kredietinstelling de zaak aan het Comité van het Fonds voorleggen met de aangepaste voorstellen, uiterlijk vóór het verstrijken van de zevende maand die volgt op de in de overeenkomst voorziene vervaldag. Bij gemis vervalt de waarborg van het Fonds betreffende die vervaldag, behoudens andere beslissing van het Comité.
Art.7. <Zie NOTA'S onder TITEL> Iedere wijziging der oorspronkelijke voorwaarden voor de kredieten en inzonderheid het toestaan van uitstel van betaling en alle wijzigingen in de waarborgen, met uitzondering van de vooruitbetaalde aflossingen, van de inbreng van nieuwe waarborgen en van het toestaan van uitstel van betaling binnen de perken door het Comité vastgesteld, wordt door de kredietinstelling onderworpen aan de voorafgaande en schriftelijke goedkeuring van het Comité van het Fonds.
Art.8. <Zie NOTA'S onder TITEL> De kredietinstelling deelt aan het Comité van het Fonds iedere tekortkoming mede aan de voorschriften van de wet, van de reglementen en besluiten van uitvoering of van de kredietovereenkomsten die haar, na het verlenen van het krediet, ter kennis komen.
Art.9. <Zie NOTA'S onder TITEL> De kredieten door het Fonds gewaarborgd zullen in de boekhouding van de kredietinstelling het voorwerp uitmaken van een bijzondere rekening waardoor zij gemakkelijk onderscheiden worden van de andere rekeningen, die de kredietinstellingen houden.
Art.10. <Zie NOTA'S onder TITEL> Het Comité van het Fonds mag bij gemotiveerde beslissing niet vatbaar voor beroep, en aan de kredietinstelling en aan de gekrediteerden betekend, de gegeven waarborg intrekken, wanneer de voorwaarden voorzien voor het verkrijgen van deze waarborg niet vervuld geweest zijn, wanneer de kredietinstelling de maatregelen voorzien door het Comité betreffende de aanwending van het krediet voor de voorziene doeleinden niet getroffen heeft, wanneer de waarborg verkregen werd dank zij onjuiste verklaringen vanwege de kredietinstelling, wanneer laatstgenoemde de oorspronkelijke voorwaarden van het krediet wijzigt, derwijze dat de voorwaarden voor het verlenen van de waarborg van het Fonds niet meer vervuld zijn, of wanneer zij in gebreke blijft voor het betalen aan het Fonds van de bijdrage, uiterlijk een maand na de aanvraag die haar per aangetekende brief toegestuurd werd.
Art.11. <Zie NOTA'S onder TITEL> De kredietinstelling die een krediet gewaarborgd door het Fonds ontzegt, moet dit aan het Comité van het Fonds mededelen en hierbij de redenen van haar beslissing aangeven.
De kredietinstellingen vervolgen verder de terugbetalingen van de opgezegde kredieten en de verwezenlijking volgens het oordeel van het Comité van het Fonds, van de gevestigde waarborgen en van de goederen der gekrediteerden.
Wanneer er andere borgen of medeschuldenaars zijn, zal het Waarborgfonds slechts tussenkomen wanneer er een onbetaald saldo blijft na verwezenlijking volgens het oordeel van het Comité van het Fonds, van de goederen der gekrediteerden, van de zakelijke waarborgen, die door derden gevestigd werden, en van de goederen der borgen binnen de perken van hun verbintenissen.
Na afsluiting van het failliet of van de vereffening van de goederen van de schuldenaar stuurt de kredietinstelling aan het Waarborgfonds de aanvraag om tussenkomst voor het bedrag ten laste van het Fonds.
De kredietinstelling, die deze tussenkomst aanvraagt, stuurt aan het Comité van het Fonds het volledig dossier van de zaak en de rekeningen van de schuldenaar.
De maatschappij voor onderlinge borgstelling stuurt aan het Comité van het Fonds, benevens de aanvraag voor tussenkomst, het volledig dossier van de zaak alsmede de rekeningen van de schuldenaar gehouden bij haar en bij de kredietinstelling.
Wanneer, met kennis van zaken, een kredietinstelling zich door het Fonds een bedrag heeft laten terugbetalen dat hoger is dan het werkelijk door haar geleden en door het Fonds gedekte verlies, kan het Fonds niet alleen beslissen tot terugvordering van het onverschuldigd uitbetaald bedrag, maar bovendien ook de waarborg intrekken verleend aan dit alsook aan alle andere kredieten die door deze kredietinstelling worden toegestaan. De intrekking van de waarborg van het Fonds overeenkomstig onderhavige bepaling geeft de kredietinstelling niet het recht het krediet op te zeggen, noch de voorwaarden er van te wijzigen.
Elk geschil tussen het Comité van het Fonds en de Nationale Kas voor Beroepskrediet betreffende een door de Kas toegestaan en door het Fonds gewaarborgd krediet, wordt aan de Minister van Middenstand, voor beslissing, voorgelegd.
(Zohaast het risico van een tussenkomst gesignaleerd wordt mag het comité van het Fonds een provisie storten bij de kredietinstelling of bij de maatschappij voor onderlinge borgstelling. In dit geval zal de juiste afrekening van de tussenkomst van het Fonds opgemaakt worden wanneer het juiste bedrag van zijn tussenkomst gekend is en zal dan aanleiding geven 't zij tot betaling van een supplement 't zij tot een terugbetaling.
De storting van een provisie ontslaat het Waarborgfonds van de betaling van interesten op het bedrag van deze provisie vanaf de dag volgend op de storting ervan.) <KB 04-06-1964, art. 1>
HOOFDSTUK IV. - VERANTWOORDELIJKHEDEN.
Art.12. <Zie NOTA'S onder TITEL> De voorzitter en de effectieve leden alsmede hun plaatsvervangers gaan geen enkele persoonlijke verbintenis aan in verband met de verbintenissen van het Waarborgfonds.
Art.13. <Zie NOTA'S onder TITEL> Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 14. <Zie NOTA'S onder TITEL> Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Middenstand zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.