Details



Externe links:

Justel
Reflex

Overzicht pdf



Titel:

5 MEI 1958. - Wet tot bevordering van de financiering van de voorraden van de steenkolenmijnen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-05-2019 en tekstbijwerking tot 14-05-2019)



Inhoudstafel:


Art. 1-13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

 



Artikels:

Artikel 1. De Minister die het mijnwezen in zijn bevoegdheid heeft kan voor de voorraden kolen en cokes opgeslagen in de steenkolenbedrijven warrants uitgeven, zonder dat genoemde bedrijven zich materieel van deze voorraden ontdoen.
  De cokesvoorraden waarvoor warrants kunnen uitgegeven worden zijn de voorraden in de cokesfabrieken van de mijnen of deze welke voor rekening van steenkolenbedrijven tegen een maakloon bereid werden.
  De Koning bepaalt de voorwaarden waarin en de modaliteiten volgens welke deze warrants " kolenwarrants " genaamd, uitgegeven worden;

Art.2. De goederen waarvoor warrants uitgegeven zijn blijven het pand van de houder van de kolenwarrant tot bij de terugbetaling van de hoofdsom, de interesten en de onkosten van de voorschotten welke zij waarborgen.

Art.3. De kolenwarrant kan door een endossement overgedragen worden; dit laatste moet gedagtekend en ondertekend zijn.
  Al de personen die een warrant geëndosseerd hebben zijn hoofdelijk borg tegenover de houder.

Art.4. De onderneming die een kolenwarrant in omloop gebracht heeft wordt, door het feit, zelf bewaarder van de gewarrante goederen. Zij heeft evenwel het recht ze met de instemming van de Minister te verkopen in de voorwaarden bepaald in de met de houder van de warrant afgesloten overeenkomst. Deze overeenkomst mag tegen de volgende houders ingeroepen worden.
  Worden de gewarrante goederen verkocht, dan gaat het voorkeurrecht van de houder in de mate van zijn voorschotten over op de volledige opbrengst van de verkoop of op een gedeelte ervan. De houder bezit een rechtstreekse vordering tegen de koper voor de betaling van de prijs en kan zich verzetten tegen de betaling van deze laatste aan de verkoper; het verzet kan geschieden door middel van een aangetekende brief aan de koper.

Art.5. De ambtenaren of instellingen aangeduid door de Minister die het mijnwezen in zijn bevoegdheid heeft zullen op de kolenwarrants de omvang van de gewarrante voorraden aangeven, de soorten kolen of cokes waaruit zij bestaan, en de prijs per ton van iedere soort volgens de prijzenschaal die op het tijdstip waarop de warrant opgesteld wordt van kracht is. De op deze grondslagen berekende waarde van de voorraad zal gebeurlijk verbeterd worden door rekening te houden met de prijscorrecties voor as- en of watergehalte en met de mogelijke kwaliteitsverminderingen van de in pand gegeven produkten.
  Dit getuigschrift zal voor de houder van de warrant als titel gelden voor de samenstelling en de waarde van de gewarrante goederen.

Art.6. De artikelen 13 tot en met 17, 20, 21, § 1, 23, 24 en 25 van de wet van 18 November 1862 houdende instelling van het warrantstelsel zijn op de kolenwarrant toepasselijk.

Art.7. (Het voorrecht van de houder van de warrant wordt openbaar gemaakt door inschrijving in een register dat hiervoor gehouden wordt op het kantoor der hypotheken in het ressort waarvan de gemeente gelegen is, waar zich de bedrijfszetel bevindt van de steenkolenonderneming, die op de warrant aangeduid is als opslagplaats van de voorraad.) <W 31-12-1958, art. 1, BS 21-01-1959>.
  Om de inschrijving te doen, biedt de houder, zelf of door bemiddeling van een derde, het origineel van de warrant aan, alsmede een eensluidend verklaard afschrift, dat op het bureau van de hypotheekbewaring zal bewaard blijven.
  De bewaarder schrijft in het register :
  1° de benaming of de firmanaam en de maatschappelijke zetel van het steenkolenbedrijf;
  2° de datum waarop de warrant uitgegeven werd;
  3° de gegevens vermeld in het getuigschrift afgeleverd overeenkomstig artikel 5;
  4° de vermeldingen van de warrant bepaald in het koninklijk besluit genomen krachtens het artikel 1, derde lid.
  De bewaarder brengt op het origineel van de warrant een verklaring aan, waaruit blijkt dat hij de inschrijving gedaan heeft; hij vermeldt de datum ervan, het boekdeel en het volgnummer.
  Het verzuim van een of meer van de hierboven opgelegde pleegvormen zal slechts nietigheid meebrengen wanneer derden erdoor benadeeld worden.

Art.8. De inschrijvingen worden doorgehaald of verminderd in de voorwaarden bepaald in de artikelen 92 tot en met 95 van de hypotheekwet.
  De doorhaling of de vermindering kan evenwel door de bewaarder verricht worden krachtens een onderhandse akte opgesteld in twee originele eksemplaren en op vertoon van het origineel van de warrant.
  De bewaarder vermeldt de gehele of gedeeltelijke doorhaling van de inschrijving op de warrant.

Art.9. De regelmatig genomen inschrijving ontslaat de houder van de warrant van het verzet voorzien in artikel 609 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering.

Art.10. <W 31-12-1958, art. 2, BS 21-01-1959> In artikel 14 van het besluit van de Regent van 26 Juni 1947 houdende het wetboek der zegelrechten, bekrachtigd bij artikel 1 der wet van 14 Juli 1951, wordt het 2° vervangen door hetgeen volgt :
  " 2° de op een warrant, andere dan een kolenwarrant, geschreven melding tot vaststelling van een schuldbekentenis van geldsom in voordeel van de houder van de titel. "

Art.11. De bedrieglijke verplaatsing van de gewarrante goederen of van een gedeelte ervan of de vervreemding ervan in strijd met de voorwaarden bepaald in de overeenkomst die overeenkomstig artikel 4 met de houder van de warrant gesloten werd, worden gestraft met de straffen bepaald in artikel 491 van het Strafwetboek.
  Al de bepalingen van boek I van het Strafwetboek, zonder uitzondering van hoofdstek VII en artikel 85, zijn op dit misdrijf toepasselijk.

Art.12. <Ingevoegd bij W 31-12-1958, art. 3, BS 21-01-1959> Onder de voorwaarden welke bij een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit te bepalen zijn, kan de Staat zijn waarborg aan de door openbare kredietinstellingen op een kolenwarrant verleende voorschotten hechten.

Art. 13. <Ingevoegd bij W 31-12-1958, art. 3, BS 21-01-1959> Volgende woorden worden toegevoegd aan artikel 30 van het koninklijk besluit nr 64 van 30 November 1939, houdende het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, gewijzigd door artikel 11 der wet van 23 Augustus 1948 : " of met kredietverrichtingen gedaan onder het voordeel der wet tot bevordering van de financiering van de voorraden van de steenkolenmijnen. "
  Deze bepaling heeft uitwerking op 1 Augustus 1958.