Details



Externe links:

Justel
Reflex



Titel:

5 JANUARI 1957. - Koninklijk besluit tot bepaling van de toekenningsvoorwaarden en van de omvang der rechten van de benadeelden tegenover het gemeenschappelijk waarborgfonds, bedoeld bij de wet van 1 Juli 1956 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen.



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Het gemeenschappelijk waarborgfonds wordt in de plaats van de verplichtingen van de aansprakelijke dader gesteld, voor de vergoeding van de schade voortvloeiende uit lichamelijke letsels, in België veroorzaakt door motorrijtuigen die krachtens de wet van 1 Juli 1956 moeten verzekerd zijn, wanneer het betrokken rijtuig niet verzekerd is overeenkomstig de bepalingen van die wet of wanneer iemand zich door diefstal of geweldpleging van het rijtuig heeft meester gemaakt.
  Het gemeenschappelijk waarborgfonds is onder dezelfde voorwaarden tot vergoeding gehouden, wanneer is komen vast te staan dat het ongeval veroorzaakt is door een niet geïdentificeerd motorrijtuig.

Art.2. Het gemeenschappelijk waarborgfonds is niet gehouden tot vergoeding van de schade veroorzaakt door motorrijtuigen bedoeld in artikel 14 van de wet van 1 Juli 1956, wanneer van de vrijstelling is gebruik gemaakt.

Art.3. Het gemeenschappelijk waarborgfonds vergoedt alleen de schade die voortvloeit uit lichamelijke letsels.
  Wanneer het een arbeidsongeval betreft of een ongeval overkomen op de weg van en naar het werk en de aansprakelijke persoon iemand anders is dan het ondernemingshoofd, is de vergoeding voor de materiële schade, voortvloeiende uit lichamelijke letsels, door het gemeenschappelijk waarborgfonds enkel verschuldigd in zover die vergoeding de schadeloosstelling overschrijdt die aan de benadeelde toekomt krachtens de wetgeving op de arbeidsongevallen. Dezelfde regel wordt toegepast wanneer ingevolge een ongeval aan de benadeelde schadeloosstelling toekomt krachtens de wetgeving op de verzekering tegen ziekte en invaliditeit.

Art.4. Het gemeenschappelijk waarborgfonds is niet tot vergoeding gehouden tegenover :
  1° de eigenaar, de houder of de bestuurder van het niet verzekerde motorrijtuig dat de schade heeft veroorzaakt;
  2° de personen bedoeld in artikel 18, § 1, tweede lid, van de wet van 1 Juli 1956, indien de eigenaar of de houder van het motorrijtuig dat de schade heeft veroorzaakt, een vennootschap, een vereniging of een inrichting met rechtspersoonlijkheid is;
  3° de echtgenoot van de personen bedoeld in de vorige nummers, alsmede hun bloed- en aanverwanten in de rechte linie, mits dezen hij hen inwonen en door hen worden onderhouden;
  4° de personen die tegen de aansprakelijke dader geen andere vordering hebben dan die welke hun is toegekend door de wetgeving op de arbeidsongevallen of op de ongevallen overkomen op de weg van en naar het werk.

Art.5. Behoudens overmacht kunnen de benadeelden alleen dan het gemeenschappelijk waarborgfonds aanspreken, indien de politieoverheid kennis heeft gekregen van het ongeval binnen dertig dagen nadat het zich heeft voorgedaan.
  Op straffe van verval van recht moeten de benadeelden binnen de termijn van één jaar te rekenen van de dag van het ongeval, dit ongeval aan het gemeenschappelijk waarborgfonds aangeven en binnen drie jaar dit fonds in gebreke stellen om zijn verplichtingen na te komen.

Art.6. Het gemeenschappelijk waarborgfonds is tegenover de benadeelden niet tot vergoeding gehouden :
  a) indien zij er zich vrijwillig van onthouden de door het gemeenschappelijk waarborgfonds gevraagde dienstige inlichtingen te verschaffen, terwijl vaststaat dat die inlichtingen in hun bezit waren;
  b) indien zij zonder geldige reden hun vordering tegen een der aansprakelijke daders hebben laten verjaren, daarvan afstand gedaan hebben of er zich van onthouden een vordering tegen hem in te stellen, wanneer het gemeenschappelijk waarborgfonds hen hierom op geldige wijze verzoekt.

Art.7. De benadeelden zijn gehouden bij de betaling en in de mate van deze betaling het gemeenschappelijk waarborgfonds in hun rechten en vorderingen tegen de aansprakelijke dader te stellen.

Art.8. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de ongevallen die zich voordoen te rekenen van de dag waarop de wet van 1 juli 1956 in werking treedt.
  Ten aanzien van schadegevallen veroorzaakt door rijwielen met een hulpmotor waarvan de cylinderinhoud ten hoogste 50 cm3 bedraagt, in artikel 2 van het koninklijk besluit van 8 April 1954 houdende algemeen reglement op de politie van het verkeer rijwielen met hulpmotor genoemd, vindt het onderhavig besluit eerst toepassing op ongevallen die zich van 1 Januari 1958 af voordoen.

Art. 9. Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Economische Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.