7 APRIL 1954. - Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de begroting en de comptabiliteit van de bij de wet van 16 maart 1954 bedoelde instellingen van openbaar nut. (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG2017-06-08/26, art. 59, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2017) (NOTA : opgeheven voor de Franse gemeenschap bij BFG2022-04-21/07, art. 45,1°, 003; Inwerkingtreding : 04-06-2022)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-08-2017 en tekstbijwerking tot 25-05-2022)
TITEL I. - Over de begroting.
HOOFDSTUK I. - De begroting van ontvangsten en uitgaven.
Art. 1-7
HOOFDSTUK II. - Interne bewegingen.
Art. 8-9
HOOFDSTUK III. - Vorm van de begroting en van haar bijlagen.
Art. 10-14
TITEL II. - Over het houden van de comptabiliteit.
Art. 15-25
TITEL III. - Over het afleggen van de rekeningen.
Art. 26-36
TITEL IV. - Eindregeling van de begroting.
Art. 37
TITEL V. - Diverse bepalingen.
Art. 38-42
TITEL I. - Over de begroting.
HOOFDSTUK I. - De begroting van ontvangsten en uitgaven.
Artikel 1. De begroting is de akte, waardoor de begrotingsoverheid al de ontvangsten raamt en al de uitgaven toelaat, die uit te voeren zijn door het organisme tijdens het jaar waarvoor de begroting opgemaakt is, welke er ook de oorsprong of de oorzaak van weze.
Art.2. Door ontvangsten verstaat men al de rechten door het organisme verworven uit hoofde van zijn betrekkingen met derden.
Door uitgaven verstaat men al de rechten door derden ten laste van het organisme verworven.
De verrichtingen op gelden van derden worden voor orde op de begroting ingeschreven.
Art.3. § 1. Voor de contracten en overeenkomsten waarvan de uitvoering de duur van het begrotingsjaar overschrijdt, voorziet de begroting, enerzijds, het bedrag van de verbintenissen die mogen afgesloten worden en, anderzijds, het bedrag van het gedeelte der contracten en overeenkomsten, dat mag uitgevoerd worden tijdens de loop van het betrokken begrotingslaar.
§ 2. In afwijking van de bepalingen van § 1 van onderhavig artikel worden de rechten, die voortvloeien uit het afsluiten van contracten over het gebruik van goederen of diensten, die de ondertekenaars verbinden voor een langere tijdspanne dan het begrotingsjaar, slechts op de begroting gebracht ten belope van het bedrag van de rechten die tijdens het begrotingsjaar opvorderbaar worden.
Art.4. De begrotingsaanrekening wordt gestaafd met het stuk bestemd voor of uitgaande van derden, dat het bestaan en de omvang van de vetrichting vaststelt.
Art.5. De ramingen, voorzien in de tabel der ontvangsten van de begroting, zijn niet limitatief ten opzichte van de te innen ontvangsten.
De ontvangsten dienen verbonden aan de artikelen waaronder zij voorzien zijn.
Art.6. De kredieten, onder de artikelen van de tabel der uitgaven aangevraagd, beperken deze laatste tot het vastgesteld bedrag, tenzij de tekst voorziet dat zij niet limitatief zijn.
De kredieten kunnen slechts aangewend worden voor de doeleinden waartoe zij bestemd zijn.
Art.7. Wanneer de Wetgevende Kamers in het ontwerp van Rijksbegroting een krediet wijzigen, voorzien ten bate van een der organismen van categorie B, herwerken de beheersorganen van dit organisme de begroting er van, ten einde rekening te houden met deze wijzigingen; binnen de maand volgend op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de wet die het krediet wijzigt, leggen ze de begroting opnieuw ter goedkeuring over aan de minister die de contrôle uitoefent.
HOOFDSTUK II. - Interne bewegingen.
Art.8. De verrichtingen, die niet voortvloeien uit de betrekkingen met derden, zijn interne bewegingen. Deze verrichtingen betreffen inzonderheid de vorming, de verandering en het verdwijnen van patrimoniale waarden, de samenstelling van reserve-, amortisatie- of vernieuwingsfondsen.
Art.9. De interne bewegingen worden vrijblijvend geschat in de voorafbeelding van de rekeningen waarop zij betrekking zullen hebben.
De voorafbeelding van de rekeningen is de synthese van de beweging der waarden die uit de uitvoering van de statutaire opdracht van een organisme voortvloeit tijdens het jaar waarvoor de begroting is opgemaakt. Deze synthese houdt rekening met dezelfde onderverdelingsgroepen als deze voorkomend in het boekhoudingsplan dat krachtens artikel 18 dient opgemaakt. Zij heeft tot doel de waarschijnlijke wijzigingen van het patrimonium aan te tonen, die voortvloeien hetzij uit de door het organisme met derden uitgevoerde verrichtingen, hetzij uit de interne beweging der waarden.
HOOFDSTUK III. - Vorm van de begroting en van haar bijlagen.
Art.10. Het ontwerp van begroting van de organismen wordt tabelsgewijze voorgesteld in de vorm voorgeschreven door de ministers waarvan de organismen afhangen te zamen met de Minister van Financiën.
Deze tabellen dienen aldus opgemaakt, dat voldaan wordt aan de beschikkingen van bovenstaand artikel 3.
De ontvangsten en de uitgaven worden er volgens hun aard gerangschikt.
Art.11. De ramingen van ontvangsten en de kredieten van uitgaven worden gestaafd met afzonderlijke verantwoordingsnota's.
De beheersdaden, waarvan de financiële gevolgen zich over verschillende jaren uitstrekken, worden onder vorm van een beknopt programma uiteengezet. Elk jaar, tot aan de afwerking van het programma, wordt herinnerd in hoever de uitvoering gevorderd is.
Art.12. De organismen die een commerciële, financiële of industriële activiteit uitoefenen, geven in hun verantwoordingsnota's de voorafbeelding weer van de beweging der rekeningen waarvan sprake in artikel 9 hierboven.
Deze voorafbeelding wordt derwijze opgemaakt :
1° dat men al de ontvangsten en uitgaven, voorkomend in de tabel der begrotingsramingen, weervindt, de eerste op het credit en de tweede op het debet van de voorgestelde rekeningen;
2° dat al de interne bewegingen, bepaald onder artikel 8 hierboven, op een wel onderscheiden manier tot uiting komen en op het debet en op het credit tegen elkaar opwegen voor het geheel van de voorafgeheelde rekeningen.
Art.13. De organismen, die, zonder een commerciële, financiële of industriële activiteit uit te oefenen, roerende of onroerende goederen beheren, waarvan zij eigenaar zijn of het gebruik hebben of het beheer uitoefenen, mogen zich beperken tot het voorleggen van de voorafbeelding der rekeningen waarbij de beheersverrichtingen en de waardebewegingen van deze goederen geboekt worden.
Art.14. De voorafbeelding van de rekening der thesauriebewegingen wordt aan het begrotingsontwerp toegevoegd.
TITEL II. - Over het houden van de comptabiliteit.
Art.15. Alle verrichtingen die betrekking hebben op de activiteit en het beheer van de organismen (...), maken van dag na dag, het voorwerp uit van een volledige teboekstelling. <KB 19-02-1959, art. 1, BS : 05-03-1959>
Elke post dient met een verantwoordingsstuk gestaafd.
Art.16. De boeking geschiedt volgens de gebruikelijke regelen van het dubbel boekhouden.
Ze maakt minstens het voorwerp uit van inschrijvingen :
1° in een dagboek waarin de verrichtingen in chronologische volgorde worden opgenomen;
2° in een rekeningensysteem, waarin bepaald worden, eensdeels, de aangewende middelen volgens hun aard, en anderdeels, de aanwending van deze middelen alsmede de er uit voortvloeiende wijzigingen in, het patrimonium.
Art.17. Indien er meerdere hulpdagboeken worden gehouden, dan worden hun boekingen minstens eens per maand in een centraliserend dagboek overgeschreven.
Indien het belang of de noodwendigheden van de dienst zulks eisen kan van deze bepaling worden afgeweken mits de betrokken ministers er mede instemmen.
Art.18. § 1. Het in artikel 16 bedoeld rekeningensysteem alsmede de regels die zijn werking beheersen, worden beschreven in een boekhoudingsplan, aangepast aan de statutaire aard van het organisme en voortdurend bijgewerkt volgens de noodwendigheden van zijn beheer en van zijn activiteit.
§ 2. Dit plan is derwijze opgesteld, dat het mogelijk is :
1° dat de rekeningen, enerzijds, de verrichtingen met derden, en anderzijds, de bij artikel 8 bepaalde interne bewegingen van waarden, afzonderlijk boeken;
2° dat de rekeningen zodanig gegroepeerd worden dat, zonder nieuwe bewerking of ontleding, kan voldaan worden aan de bepalingen van de artikelen 26 tot 35 van onderhavig besluit;
3° dat het te allen tijde toelaat de uitvoering van de begroting na te gaan.
§ 3. De minister die het gezag of het toezicht op het organisme uitoefent en de Minister van Financiën keuren de algemene structuur van het boekhoudingsplan in gemeen overleg goed.
§ 4. In de organismen die een commerciële, financiële of industriële activiteit aan de dag leggen, mogen de overeenkomstig de begroting gedetailleerde verrichtingen het voorwerp uitmaken van inschrijvingen buiten rekening, op voorwaarde dat deze inschrijvingen met de algemene comptabiliteit overeenstemmen en eraan verbonden worden door een periodieke recapitulatieve boeking.
Art.19. De inschrijvingen in de bij artikel 18 bedoelde rekeningen moeten overeenstemmen met deze in de dagboeken.
Art.20. In de loop van het jaar behelzen de rekeningen, welke begrotingsuitgaven opnemen, slechts debetinschrijvingen; de rekeningen welke begrotingsontvangsten opnemen behelzen slechts creditinschrijvingen, zodat deze rekeningen de verantwoordingsstukken van deze inschrijvingen samenvatten.
Art.21. De van derden uitgaande stukken, die de inschrijvingen in de rekeningen staven, worden per artikel van de begroting gerangschikt.
De dubbels van de stukken bestemd voor derden worden op dezelfde wijze gerangschikt.
Indien de aard van de activiteit van het organisme het rangschikken per exploitatie of per dienst vereist, worden de aldus gegroepeerde stukken bijkomenderwijs per artikel van de begroting gerepertorieerd.
In de organismen welke een commerciële, financiële of industriële activiteit uitoefenen, mogen de stukken gerangschikt worden volgens de particuliere noodwendigheden van ieder organisme. Wanneer gebruik gemaakt wordt van deze mogelijkheid, worden de stukken gekanttekend met verwijzing naar de begrotingsposten waarop het bedrag is aangerekend.
Art.22. De stukken door het organisme opgemaakt ter verantwoording van de interne bewegingen van waarden worden per rekening gerangschikt; ze mogen niet vermengd worden met deze bedoeld bij artikel 21.
Art.23. Op 31 December wordt overgegaan tot de herziening van de waarden van de activa- en passiva-elementen van het patrimonium van de organismen en er wordt een algemene inventaris opgemaakt, die steunt op de gedetailleerde lijst van hetgeen voorhouden is.
Deze inventaris wordt ingedeeld in evenveel hoofdstukken als het in artikel 18 bedoeld boekhoudingsplan groepen van rekeningen omvat, die geopend werden ter inschrijving van de verrichtingen die de samenstelling van het patrimonium beïnvloeden.
Art.24. De verbeteringsposten bestemd om de rekeningen aan te passen aan de gegevens van de inventaris worden eveneens per 31 December uitgevoerd.
Art.25. Na teboekstelling van de verbeteringsposten bedoeld bij artikel 24 wordt een definitieve balans van de rekeningen opgemaakt.
TITEL III. - Over het afleggen van de rekeningen.
Art.26. <KB 19-02-1959, art. 2, BS : 05-03-1959> In uitvoering van de bepalingen van artikel 6 van de wet van 16 Maart 1954 leggen de organismen jaarlijks voor :
1° de uitvoeringsrekening van de begroting, gestaafd met een beheersrekening voor de organismen die geen commerciële, financiële of industriële activiteit uitoefenen;
2° de rekening van de wijzigingen van het patrimonium.
De organismen, die krachtens hun statuut een commerciële, financiële of industriële activiteit uitoefenen, leggen bovendien voor :
1° een rekening der resultaten;
2° een balans.
Art.27. De rekening betreffende de uitvoering van de begroting wordt gevormd door het transponeren van de sommen voorkomend op de definitieve balans in de groep rekening geopend om te voldoen aan de beschikkingen van artikel 18, 3°.
Ze vertoont, rekeningen gehouden met de regelmatig aangebrachte verbeteringen, dezelfde onderverdelingen als de tabellen van de begroting, zoals deze vastgesteld werd overeenkomstig de bepalingen van artikel 10.
Op deze tabellen staan aangegeven, in opeenvolgende kolommen :
1° de nummers van de artikelen;
2° de tekst van deze artikelen;
3° de ramingen van de ontvangsten of de toegestane kredieten, naargelang het geval;
4° de aangerekende ontvangsten of uitgaven;
5° de verschillen tussen de ramingen en de aanrekeningen.
Het verschil tussen de aangerekende ontvangsten en uitgaven vormt het begrotingsresultaat van het jaar. Dit resultaat, samengenomen met die van de vorige jaren, vormt het algemeen resultaat der begrotingen.
Art.28. De beheersrekening geeft :
1° de in kas aanwezige waarden en de sommen waarvan het organisme in rekening-courant schuldeiser of schuldenaar is op 1 Januari van het jaar voor hetwelk ze wordt opgemaakt;
2° de ontvangsten en de uitgaven, zoals ze voortvloeien uit de rekening betreffende de uitvoering van de begroting;
3° de in kas aanwezige waarden en de sommen waarvan het organisme in rekening-courant schuldeiser of schuldenaar is op het einde van het jaar voor hetwelk ze wordt opgemaakt.
Deze rekening moet bewijzen dat de comptabiliteitsboekingen en de begrotingsboekingen volkomen overeenstemmen.
Art.29. § 1. De rekening van de wijzigingen van het patrimonium wordt opgemaakt onder vorm van tabellen die de gegevens hergroeperen, opgenomen in de rekeningen geopend overeenkomstig de bepalingen van artikel 18.
§ 2. Zij behelst, enerzijds :
a) de sommen die de verhogingen van activa en de verminderingen van passiva vertegenwoordigen en die de tegenwaarde uitmaken van de op de begroting aangerekende uitgaven;
b) de meerwaarden en de andere verhogingen van activa, vastgesteld buiten enige budgetaire aanrekening;
anderzijds :
a) de sommen die de vermindering van activa of de verhogingen van passiva vertegenwoordigen en die de tegenwaarde uitmaken van de op de begroting aangerekende ontvangsten;
b) de minderwaarden, de waardeverminderingen, het wegvallen van activa of de verhogingen van passiva vastgesteld buiten enige budgetaire aanrekening.
§ 3. De verrichtingen worden samengevat door groepering, in aparte kolommen, van deze welke het voorwerp uitmaken van een budgetaire aanrekening en van die welke worden vastgesteld buiten enige budgetaire aanrekening.
§ 4. Het verschil tussen de verhoging en de vermindering geeft het resultaat van de gedurende het jaar ingetreden wijzigingen van het patrimonium.
§ 5. Dit resultaat, samengenomen met de resultaten van de vorige jaren, vormt de algemene rekening van de wijzigingen van het patrimonium.
§ 6. In de organismen die een commerciële, financiële of industriële activiteit uitoefenen, geeft de vergelijking tussen de balans van het jaar en die van het vorig jaar, het resultaat van de gedurende het jaar ingetreden wijzigingen van het patrimonium.
Art.30. De resultatenrekening is samengesteld :
1° naargelang van de noodwendigheden :
a) uit een of meerdere exploitatierekeningen;
b) uit een of meerdere rekeningen van de exploitatieresultaten.
Deze rekeningen mogen samengevoegd worden.
2° door een winst- en verliesrekening.
Art.31. Een exploitatierekening omvat :
enerzijds, de kosten van het gebruikt materiaal en de geleverde prestaties, de gebruikslasten van immobilisaties en uitrustingen alsmede alle andere over het algemeen niet nader bepaalde lasten die in verband staan met de exploitaties en die de kostprijs bezwaren;
anderzijds, alle elementen welke de kostprijs kunnen verminderen alsmede de waarde tegen kostprijs van het product der bedrijfsactiviteit.
Art.32. Een rekening van de exploitatieresultaten omvat :
enerzijds, de kostprijs van de verstrekte diensten en van de afgestane producten;
anderzijds, de prijs voor de afstand van deze diensten en producten.
Het verschil maakt de bedrijfswinst of het bedrijfsverlies uit.
Art.33. De winst- en verliesrekening omvat :
1° de bedrijfswinst of het bedrijfsverlies van de rekeningen van de exploitatieresultaten bedoeld in artikel 32;
2° de inkomsten, producten, onkosten en lasten buiten degene opgenomen in de exploitatierekeningen of de rekeningen van de patrimoniale wijzigingen.
De winst of het verlies van het jaar, samengenomen met het saldo getransporteerd van de vorige jaren, vormt de algemene winst- en verliesrekening.
Art.34. De balans houdende opgave van de toestand van activa en passiva per 31 December wordt gevormd door het transponeren van de saldi voorkomend op de definitieve balans van de rekeningen.
Art.35. De balans en de resultatenrekening van de organismen die een commerciële, financiële of industriële activiteit uitoefenen of de beheersrekening van de organismen die, zonder zulke activiteit uit te oefenen, roerende of onroerende goederen beheren waarvan zij eigenaar zijn of het gebruik hebben of het beheer uitoefenen, moeten toegelicht worden door tabellen opgemaakt volgens dezelfde verdeling als de voorstelling van de rekeningen gevoegd bij de begroting van het organisme in toepassing van de artikelen 9. 12 en 13.
Deze tabellen worden aldus opgemaakt :
1° dat al de begrotingsontvangsten en uitgaven vermeld staan, de eerste, op hun credit, de tweede, op hun debet;
2° dat al de interne bewegingen op debet en credit tegen elkaar opwegen.
Art.36. <KB 19-02-1959, art. 3, BS : 05-03-1959> § 1. Bij de op grond van artikel 26 ingediende rekeningen wordt een beknopte uiteenzetting gevoegd van de regels in verband met :
1) de vaststelling der winsten;
2) de wijze van schatting der bestanddelen van het vermogen;
3) de wijze van berekening en de vaststelling van het maximumbedrag :
a) van de afschrijvingen;
b) van de dotaties van de vernieuwingsfondsen;
c) van de speciale reserves en andere provisies die noodzakelijk zijn wegens de aard van de werkzaamheden van het organisme.
§ 2. De rekeningen worden, samen met een definitieve balans, in vijf exemplaren overgelegd aan de Minister van wie het organisme afhangt. Deze zendt hiervan drie exemplaren aan de Minister van Financiën.
§ 3. Moeten de rekeningen aan het Rekenhof worden voorgelegd, dan zendt de Minister van Financiën twee exemplaren ervan aan dit Hof binnen de in artikel 6 van de wet gestelde termijn.
Nadat het zijn controletaak heeft vervuld, zendt het Rekenhof een exemplaar van de rekeningen met zijn opmerkingen terug aan de Minister van Financiën, die het doorzendt aan de Minister van wie het organisme afhangt.
TITEL IV. - Eindregeling van de begroting.
Art.37. De rekening betreffende de uitvoering van de begroting van de organismen van categorie A maakt het voorwerp uit van een wetsontwerp van begrotingsregeling.
De rekeningen welke de organismen opmaken in uitvoering van artikelen 29 en 30 van onderhavig besluit, worden aan het wetsontwerp van begrotingsregeling toegevoegd.
TITEL V. - Diverse bepalingen.
Art.38. Wanneer een contrôle ter plaatse door het Rekenhof wordt ingericht, worden de verantwoordingsstukken van de inboekingen bewaard door de organismen, die er in de plaats van het Rekenhof de bewaarnemers van zijn, en zulks ten minste even lang als voorgeschreven door het koninklijk besluit van 25 November 1952, dat de termijnen bepaalt na dewelke de bij het Rekenhof neergelegde archieven mogen worden vernietigd.
Art.39. (...) <Opgeheven bij KB 19-02-1959, art. 4 , BS : 05-03-1959>.
Art.40. (...) <Opgeheven bij KB 19-02-1959, art. 4 , BS : 05-03-1959>.
Art.41. Algemene en bijzondere instructies, in gemeen overleg genomen tussen de ministers die het gezag of de contrôle uitoefenen en de Minister van Financiën, voorzien in de toepassing van de bepalingen van dit besluit.
Art. 42. Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Economische Zaken en Middenstand, Onze Minister van Verkeerswezen, Onze Minister van Openbare Werken en van Wederopbouw, Onze Minister van Volksgezondheid en van het Gezin, Onze Minister van Landsverdediging, Onze Minister van Buitenlandse Handel, Onze Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg en Onze Minister van Landbouw zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.