29 MEI 1952. - Wet tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-12-1994 en tekstbijwerking tot 31-12-2009)
Art. 1-5, 5bis, 6-12
1953042150 1994012892 1994012893 1995012222 1995012223 1995012289 1995012290 1998012132 1999012043 1999012378 2007012161 2008012425 2009012195 2009202639 2010200764 2010200765 2014205669 2016202482 2021030307 2022034810 2022203276 2023041590 2023206464 2024002492 2024200563
Artikel 1. Er wordt een publiekrechterlijk lichaam ingesteld. "Nationale Arbeidsraad" genaamd, waarvan de opdracht er in bestaat, aan een minister of aan de Wetgevende Kamers, hetzij uit eigen beweging, hetzij op aanvraag van deze overheden en in de vorm van verslagen die de verschillende in zijn midden uiteengezette standpunten weergeven, alle adviezen of voorstellen omtrent de algemene vraagstukken van sociale aard welke de werkgevers en de werknemers aanbelangen, te laten geworden, alsook advies uit te brengen over de geschillen van bevoegdheid welke tussen de (Paritaire Comités) zouden kunnen rijzen. <KB 1-3-1971, art. 8>
Art.2.[1 § 1. De Nationale Arbeidsraad bestaat uit een voorzitter en uit zesentwintig werkende leden.
§ 2. De werkende leden worden door de Koning benoemd. De meest representatieve werkgeversorganisaties en de meest representatieve werknemersorganisaties zijn onder hen in gelijken getale vertegenwoordigd.
§ 3. De leden die de meest representatieve werkgeversorganisaties uit de nijverheid, de diensten, de landbouw, de handel, het ambachtswezen en de niet-commerciële sector vertegenwoordigen, worden gekozen op een door die organisaties voorgedragen dubbele lijst van kandidaten, van wie een bepaald aantal de kleine en de middelgrote ondernemingen alsmede de familiebedrijven vertegenwoordigen.
De dertien mandaten voor de meest representatieve werkgeversorganisaties worden als volgt verdeeld :
- acht mandaten voor de meest representatieve werkgeversorganisatie die voor het gehele land is opgericht en die de werkgevers uit de absolute meerderheid der sectoren uit de nijverheid, de handel en de diensten vertegenwoordigt voor zover tevens de meerderheid van de werkgevers vertegenwoordigd is.
- drie mandaten op voordracht van de Hoge Raad voor de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen;
- één mandaat voor de meest representatieve werkgeversorganisaties die de werkgevers uit de landbouw vertegenwoordigen;
- één mandaat voor de meest representatieve werkgeversorganisatie die voor het gehele land is opgericht en die de werkgevers uit de niet-commerciële sector vertegenwoordigt.
§ 4. De leden die de meest representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigen, worden gekozen onder de kandidaten, op een door die organisaties voorgedragen dubbele lijst van kandidaten.
Worden als meest representatieve werknemersorganisaties beschouwd de organisaties die beantwoorden aan elk van de volgende criteria :
1° voor het gehele land opgericht zijn en een interprofessionele werking hebben;
2° de absolute meerderheid van sectoren en personeelscategorieën vertegenwoordigen in de private en de publieke sector voor zover tevens de meerderheid van de werknemers vertegenwoordigd is;
3° gedurende de periode van vier jaar voorafgaand aan de benoemingen voorzien in artikel 5, gemiddeld ten minste 125 000 betalende leden tellen, met inbegrip van de leden van de bij haar aangesloten of geassocieerde organisaties;
4° de belangenverdediging van de werknemers als statutair doel hebben.
De dertien mandaten voor de meest representatieve werknemersorganisaties worden onder deze organisaties verdeeld bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
§ 5. De Koning kan de overeenkomstig § 3, tweede lid, en § 4, derde lid, bepaalde mandatenverdeling bij de hernieuwing ervan wijzigen bij een in Ministerraad overlegd besluit op advies van de Nationale Arbeidsraad. De Koning kan van deze bevoegdheid alleen gebruik maken wanneer onomstotelijk is komen vast te staan dat de mandatenverdeling op een voortdurende en significante wijze niet langer op basis van objectieve representativiteitsindicatoren kan worden verantwoord. Indien het bij de Nationale Arbeidsraad ingewonnen advies unaniem is, kan de Koning daarvan alleen afwijken mits een uitdrukkelijke en bijzondere motivering.
§ 6. De voorzitter wordt door de Koning benoemd die zijn statuut vaststelt. Hij wordt gekozen onder de onafhankelijke personen die op sociaal en economisch gebied bijzonder bevoegd zijn.
§ 7. De Koning benoemt evenveel plaatsvervangende leden als de Raad werkende leden telt. Voordracht en benoeming geschieden voor hen op dezelfde wijze als voor de werkende leden.
§ 8. De Raad kiest uit zijn midden vier ondervoorzitters, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het huishoudelijk reglement.]1
----------
(1)<W 2009-12-30/01, art. 91, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
Art.3. De Koning regelt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de wijze waarop de werkende en de plaatsvervangende leden worden voorgedragen.
Art.4. De Raad kan vertegenwoordigers van de besturen, van de openbare instellingen of van de instellingen van openbaar nut oproepen om hun advies te vernemen.
Hij kan voor het onderzoek van bijzondere vraagstukken eveneens beroep doen op bijzonder bevoegde personen, onder de voorwaarden welke het huishoudelijk reglement zal bepalen.
Art.5. De werkende en plaatsvervangende leden worden voor vier jaar benoemd, (...) <W 27-7-1979, art. 2>
Hun mandaten zijn hernieuwbaar.
Art. 5bis.<W 5-12-1968, art.64> Wanneer de Nationale Arbeidsraad bijeenkomt met het oog op het sluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst beraadslaagt en beslist hij alleen dan geldig, wanneer ten minste de helft van de gewone of plaatsvervangende leden die de werkgevers vertegenwoordigen, en de helft van de gewone of plaatsvervangende leden die de werknemers vertegenwoordigen, aanwezig zijn.
Alleen de werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers hebben een beslissende stem.
[1 In afwijking van artikel 24 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités kunnen de collectieve arbeidsovereenkomsten in de Nationale Arbeidsraad worden gesloten door de organisaties die vertegenwoordigd zijn door minstens 90 % van de leden die de werkgevers vertegenwoordigen en minstens 90 % van de leden die de werknemers vertegenwoordigen.]1
----------
(1)<W 2009-12-30/01, art. 92, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
Art.6. De Raad maakt zijn huishoudelijk reglement op; het wordt aan de Koning ter goedkeuring voorgelegd. Het kan bepalen dat in de Raad beperkte commissies worden opgericht, bestaande uit een gelijk aantal leden die de werkgevers en leden die de werknemers vertegenwoordigen.
Het reglement bepaalt eveneens de wijze van aanstelling en de werkwijze van een uitvoerend dagelijks bestuur, dat inzonderheid tot opdracht heeft :
1° de agenda van de vergaderingen van de Raad vast te stellen;
2° te zorgen voor het overmaken van de voorstellen, resoluties of adviezen aangenomen door de Raad;
3° de jaarlijkse begrotingsvoorstellen voor te bereiden.
Art.7. § 1. Bij de Raad wordt een secretariaat opgericht dat tot opdracht heeft :
1° te voorzien in de dienst van griffie en economaat;
2° de documentatie in verband met de werkzaamheden van de Raad te verzamelen.
De Koning bepaalt, op met redenen omkleed advies van de Raad, het kader, het statuut en de wedden van het personeel, alsmede de wijze waarop het secretariaat werkt.
(De secretaris en de adjunct-secretaris worden door de Koning benoemd). De andere personeelsleden worden door de Raad benoemd. <W 27-7-1979, art. 3>
§ 2. De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, de paritaire comités, het Nationaal Instituut voor de Statistiek, de Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid en de instellingen die deelnemen aan het beheer van de maatschappelijke zekerheid zijn gehouden, de secretaris, op diens verzoek, alle inlichtingen waarover zij beschikken, en die op het voorwerp van de werkzaamheden van de Raad zouden betrekking hebben, te verstrekken.
De Koning kan deze verplichting op andere instellingen toepasselijk maken.
Artikel 9. § 4, der wet van 28 juni 1932 op het gebruik der talen in bestuurszaken is toepasselijk.
Art.8. Wanneer een wet bepaalt dat de Koning de Nationale Arbeidsraad moet raadplegen, is deze verplicht zijn advies binnen twee maanden na de hem gedane aanvraag mede te delen. Na het verstrijken van deze termijn, mag een beslissing getroffen worden.
Art.9. De door de Raad opgemaakte jaarlijkse begroting wordt, samen met het voorstel tot toelage, ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde Minister, die de nodige kredieten op de begroting van zijn departement inschrijft.
De modaliteiten met het oog op de uitoefening van de budgetaire en financiële controle van de Raad en van zijn secretariaat worden bij koninklijk besluit vastgesteld.
Art.10. De Hoge Raad voor de Arbeid en de Maatschappelijke Voorzorg, de Nijverheids- en Arbeidsraden en de Algemene Paritaire Raad zijn afgeschaft. Hun bevoegdheden worden aan de Nationale Arbeidsraad overgedragen.
In de gevallen waarin volgens de wet het advies van de Algemene Paritaire Raad moet worden ingewonnen, treedt de Nationale Arbeidsraad in zijn plaats.
In de gevallen waarin de wet de verplichting oplegt tegelijk het advies in te winnen van een der in de voorgaande alinea's vermelde colleges en van de Hoge Gezondheidsraad, is het advies van deze laatste niet meer vereist.
Art.11. De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit wijziging brengen in de tekst van de wetten die het inwinnen van het advies van een der colleges, vermeld in artikel 10 van deze wet, voorschrijven, ten einde de tekst in overeenstemming te brengen met deze laatste bepaling.
Art. 12. <Opheffingsbepaling>