Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

17 MEI 1952. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de staat der militaire aalmoezeniers van het reservekader(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-12-2013 en tekstbijwerking tot 01-03-2016)



Inhoudstafel:


Art. 1-19



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

  1989007127  1995007046  2013007327  2016007049 



Artikels:

Artikel 1.In tijd van mobilisatie vn het leger [1 en in periode van oorlog en voor de duur ervan wordt het kader]1 van de aalmoezeniersdienst van het leger met reserveaalmoezeniers aangevuld.
  In [1 periode van vrede en in periode van crisis]1 worden de reserveaalmoezeniers niet in actieve dienst geroepen dan onder de voorwaarden bepaald bij dit besluit.
  ----------
  (1)<KB 2013-12-26/03, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 31-12-2013>

Art.2.De [1 minister van [2 Defensie]2]1 stelt het kader van de militaire reserveaalmoezeniers vast; dit kader omvat aalmoezeniers 1e en 2e klasse.
  Die aalmoezeniers hebben rang van lager officier.
  ----------
  (1)<KB 2013-12-26/03, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
  (2)<KB 2016-01-29/11, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 11-03-2016>

Art.3.Om tot reserveaalmoezenier te kunnen worden benoemd, moet de candidaat aan volgende vereisten voldoen :
  1° van Belgische nationaliteit zijn;
  2° bedienaar zijn van de katholieke, de protestantse of de israëlitische eredienst;
  3° ten minste (24 jaar) en, behalve indien hij behoort tot een van de onder 5°, b en c, bedoelde categorieën, ten hoogste 40 jaar oud zijn;) <KB 17-09-1981, art. 1>
  4° van [1 het Frans en het Nederlands]1 een zodanige kennis bezitten dat zij hun bediening in een eenheid van het ene of van het andere taalstelsel kunnen uitoefenen;
  5° behoren tot een van de drie volgende categorieën :
  a) militairen met onbepaald verlof [1 ...]1;
  b) reserveofficieren die na hun benoeming in het reservekader bedienaren zijn geworden van de katholieke, de protestantse of de israëlitische eredienst;
  c) militaire aalmoezeniers van het actief kader die tot het rustpensioen zijn toegelaten of wier ontslag werd aanvaard en die nog geschikt worden geacht het ambt van aalmoezenier te velde uit te oefenen.
  ----------
  (1)<KB 2013-12-26/03, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 31-12-2013>

Art.4. De reserveaalmoezeniers worden door de Koning benoemd, op de voordracht van de (opperaalmoezenier) van hun eredienst na voorafgaand akoord der bevoegde geestelijke overheden. <KB 17-09-1981, art. 2>
  Zij leggen de eed af die bij artikel 2 van het decreet van 20 Juli 1831 is voorgeschreven.

Art.5.De betrekkingen van reserveaalmoezenier worden door de [1 minister van [2 Defensie]2]1 toegekend op de voordracht van de (opperaalmoezenier) van de eredienst. <KB 17-09-1981, art. 2>
  De reserveaalmoezeniers worden reeds in [1 periode van vrede]1 door middel van een dienstbrief in kennis gesteld van hun bestemming bij mobilisatie.
  ----------
  (1)<KB 2013-12-26/03, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
  (2)<KB 2016-01-29/11, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 11-03-2016>

Art.6.<KB 27-06-1972, art. 1> Reserve-aalmoezeniers kunnen in [1 periode van vrede]1 niet weder in actieve dienst worden opgeroepen. Wederopgeroepenen kunnen echter worden de reserve-aalmoezeniers :
  1° die bij een wederopgeroepen eenheid zijn ingedeeld;
  2° die erom verzocht hebben en de toestemming van de (opperaalmoezenier) van hun eredienst hebben verkregen, ten einde hun bediening in een wederopgeroepen eenheid uit te oefenen of een aalmoezenier van het actief kader voorlopig te vervangen. <KB 17-09-1981, art. 2>
  ----------
  (1)<KB 2013-12-26/03, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 31-12-2013>

Art.7. Reserveaalmoezeniers 2e klasse kunnen alleen in tijd van mobilisatie van het leger en voor zover zij ten minste tien jaar ancienniteit als reserveaalmoezenier 2e klasse tellen, tot reserveaalmoezenier 1e klasse worden bevorderd.
  Die bevordering kunnen zij eerst bekomen nadat alle aalmoezeniers 2e klasse van het actief kader, met dezelfde ancienniteit als zij, tot aalmoezenier 1e klasse zijn bevorderd.

Art.8. De reserveaalmoezeniers zijn voor de uitoefening van hun bediening ondergeschikt aan de (opperaalmoezenier) van hun eredienst; administratief en tuchtrechtelijk hangen zij af van de militaire overheden onder wier bevel zij staan. <KB 17-09-1981, art. 2>

Art.9.§ 1. Ten aanzien van de reserveaalmoezeniers kunnen als tuchtmaatregelen worden toegepast :
  1° de waarschuwing;
  2° de blaam;
  3° de berisping;
  4° het ontslag van ambtswege.
  § 2. De waarschuwing en de blaam worden toegepast onder de voorwaarden welke de [1 minister van [2 Defensie]2]1 bepaalt.
  De berisping wordt uitgesproken door de Minister van [2 Defensie]2.
  Het ontslag van ambtswege wordt uitgesproken door de Koning; op het met redenen omkleed verslag van de Minister van [2 Defensie]2.
  § 3. Geen tuchtmaatregel kan worden genomen zonder dat aan de belanghebbende de mogelijkheid werd gegeven zijn verdedigingsmiddelen voor te dragen.
  ----------
  (1)<KB 2013-12-26/03, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
  (2)<KB 2016-01-29/11, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 11-03-2016>

Art.10. Aan de reserveaalmoezeniers die daartoe aanvrage doen, kan de Koning, op het gunstig advies van de (opperaalmoezenier) van hun eredienst, eervol ontslag uit hun ambt verlenen. <KB 17-09-1981, art. 2>

Art.11. De Koning kan, op het advies van een geneeskundige commissie, de reserveaalmoezeniers wegens lichamelijke ongeschiktheid uit hun ambt ontslaan.
  Op hen is de reglementering aangaande de militaire commissies in zake geschiktheid en reform toepasselijk.
  Onder lichamelijke ongeschiktheid als bedoeld in dit artikel moet worden verstaan de ongeschiktheid die ten aanzien van wederopgeroepen militairen aanleiding kan geven tot afdanking wegens reform.

Art.12. Zo zij nog militaire verplichtingen hebben, worden de reserveaalmoezeniers die ambtshalve ontslagen zijn of wier ontslag is aanvaard, teruggeplaatst in de militaire toestand van vóór hun benoeming tot reserveaalmoezenier.
  De reserveaalmoezeniers die wegens lichamelijke ongeschiktheid uit hun ambt worden ontslagen, hebben geen militaire verplichtingen meer.
  De reserveaalmoezeniers waarvan sprake in dit artikel kunnen niet weder in het reservekader van de aalmoezeniersdienst opgenomen worden.

Art.13. De reserveaalmoezeniers houden op van het reservekader van de aalmoezeniersdienst deel uit te maken (op het einde van het jaar tijdens hetwelk) zij de leeftijd hebben bereikt van 58 of 54 jaar, naar gelang het reserveaalmoezeniers 1e of 2e klasse betreft. <KB 04-04-1980, art. 1>

Art.14. De reglementsbepalingen betreffende de militaire tenue der aalmoezeniers van het actief kader zijn van toepassing op de reserveaalmoezeniers wanneer zij in actieve dienst zijn.
  Zij mogen evenwel de militaire tenue dragen ter gelegenheid van vaderlandse plechtigheiden of van door de militaire overheid toegelaten voorlichtingsvergaderingen voor aanstaande dienstplichtigen.

Art.15. Aan de reserveaalmoezeniers kunnen, onder dezelfde voorwaarden als aan de reserveofficieren, eervolle onderscheidingen worden verleend.
  De reserveaalmoezeniers die om een eervolle reden uit het reservekader getreden zijn, kunnen op aanvrage de eretitel van hun ambt bekomen.

Art.16.
  <Opgeheven bij KB 2013-12-26/03, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 31-12-2013>

Art.17. Artikel 6 van het bij koninklijk besluit van 12 Maart 1929 goedgekeurd reglement wordt opgeheven.

Art.18. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 15 Juni 1949, behalve de artikelen 9, 11 en 12.

Art. 19. Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.