2 MEI 1951. - Koninklijk besluit betreffende het toekennen van premiën aan de instellingen die uit Belgische melk, zekere kazen, melkpoeder, ingedikte melk of caseïne voortbrengen.
Art. 1-8
Artikel 1. Binnen de perken van de kredieten die te zijner beschikking zijn gesteld, wordt de Nationale Zuiveldienst gelast, volgens de onderrichtingen van Onze Minister van Landbouw een premie uit te betalen aan de instellingen die uit Belgische melk, kaas, melkpoeder, ingedikte melk en caseïne voortbrengen. De categorieën der productie die in aanmerking komen voor het toekennen van deze premiën zullen worden bepaald door Onze Minister van Landbouw.
Art.2. Het bedrag der premiën bepaald bij artikel 1 wordt periodisch vastgesteld door Onze Minister van Landbouw, ten einde de verkoop van de in artikel 1 van onderhavig besluit bedoelde Belgische producten mogelijk te maken, rekening houdend met de markttoestand voortspruitend uit de buitenlandse concurrentie.
Art.3. Het toekennen van de premie kan beperkt worden tot een bepaald contingent producten. In dit geval stelt Onze Minister van Landbouw het globaal contingent vast. Dit zal door de Nationale Zuiveldienst verdeeld worden tussen de belanghebbende instellingen overeenkomstig de richtlijnen van Onze Minister van Landbouw.
Art.4. De premiën ingesteld door onderhavig besluit worden alleen toegekend indien het product beantwoordt aan kwaliteitseisen, vastgesteld door de Nationale Zuiveldienst, onder goedkeuring van Onze Minister van Landbouw.
Art.5. De bijzondere voorwaarden aan dewelke de instellingen moeten voldoen om recht te hebben op de premiën, worden vastgesteld door de Nationale Zuiveldienst onder goedkeuring van Onze Minister van Landbouw. Zij worden rechtstreeks aan de betrokken instellingen medegedeeld.
Art.6. De Nationale Zuiveldienst wordt rekenplichtig gesteld voor de bedragen, die in uitvoering van onderhavig besluit te zijner beschikking gesteld worden. Hij geeft er rekenschap over aan het Rekenhof, overeenkomstig de bepalingen van zijn statuut. Het niet gebruikte overschot wordt teruggestort aan de Schatkist.
Art.7. Onderhavig besluit heeft uitwerking op 1 Januari 1951.
Art. 8. Onze Minister van Landbouw wordt gelast met de uitvoering van onderhavig besluit.