Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

19 AUGUSTUS 1948. - Wet betreffende de prestaties van algemeen belang in vredestijd. - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-12-1989 en tekstbijwerking tot 01-07-2010)



Inhoudstafel:


Art. 1-2, 2bis, 3-7, 7bis, 8-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1. (De paritaire comités bedoeld bij de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités) moeten voor de ondernemingen die onder hun respectievelijke bevoegdheid vallen, de maatregelen, prestaties of diensten bepalen en afbakenen, die moeten verzekerd worden in geval van collectieve en vrijwillige stopzetting van de arbeid, of in geval van collectieve afdanking van het personeel, ten einde het hoofd te bieden aan zekere vitale behoeften, sommige dringende werken uit te voeren aan de machines of aan het materiaal, sommige taken te volbrengen die geboden zijn door een geval van overmacht of een onvoorziene noodzakelijkheid. (De paritaire comités zijn er eveneens toe gehouden deze vitale behoeften te bepalen). <KB 1-3-1971, art. 5, 1°> <W 10-6-1963, art. 2>
  De coordinatie van de bepalingen voorgesteld door de paritaire comités wordt verzekerd door de (Minister van Tewerkstelling en Arbeid), na raadpleging van de (Nationale Arbeidsraad). <W 10-6-1963, art. 3> <KB 15-1-1954, art. 9, 1°>

Art.2. (De eventueel gecoordineerde beslissingen van de paritaire comités kunnen door de Koning algemeen verbindend verklaard worden op voordracht van de Minister van Tewerkstelling en Arbeid). <KB 1-3-1971,art. 5,2°>
  In afwijking (van artikel 47 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités), en voor het in het artikel 1 voorziene voorwerp kan wettelijke kracht gegeven worden aan de resoluties die ten minste 75 t.h. der stemmen door ieder der partijen uitgebracht in paritaire commissie, behaalden. <KB 1-3-1971, art. 5, 3°>

Art. 2bis. <W 10-6-1963, art. 5> § 1. Wanneer een paritair comité de bij artikel 1 bedoelde beslissingen niet heeft genomen, kan het, zo het nodig blijkt, door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid worden verzocht de vitale behoeften te bepalen alsmede de maatregelen, prestaties en diensten welke moeten verzekerd worden.
  Indien het paritair comité zulks niet bepaald heeft binnen zes maanden na het verzoek daartoe door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid tot het Comité gericht, hetzij omdat het verwaarloosd heeft een beslissing te nemen, hetzij omdat het Comité het door artikel 2 vereist quorum niet heeft kunnen bereiken om een beslissing te nemen, bepaalt de Koning zelf de vitale behoeften, evenals de te verzekeren maatregelen, prestaties of diensten.
  Ingeval er geen paritair comité (...) bestaat, bepaalt de Koning zelf de vitale behoeften alsmede de te verzekeren maatregelen, prestaties of diensten. <KB 1-3-1971, art. 5>.
  § 2. De Koning oefent de hem door dit artikel toevertrouwde macht uit na advies van de Nationale Arbeidsraad en bij een in Ministerraad overlegd gemotiveerd besluit.
  § 3. De beslissingen van de paritaire comités en de koninklijke besluiten die zijn genomen vóór de inwerkingtreding van deze bepaling, waarbij zijn vastgesteld de vitale behoeften en de in artikel 1 bepaalde maatregelen, prestaties en diensten in één der takken van het bedrijfsleven welke zijn bedoeld in de voornoemde besluitwet van 9 juni 1945, blijven van kracht.

Art.3. In het kader van de opdracht die hen wordt gegeven door de huidige wet (...) (kunnen) de paritaire commissies zekere leden in beperkt comité (afvaardigen), ten einde de toepassing op een tak der industrie, op een groep ondernemingen of eventueel op een onderneming, te verzekeren van de maatregelen die bindende kracht bekomen hebben. <KB 1-3-1971, art. 5, 5°> <W 10-6-1963, art. 6>
  (Deze beperkte comités zullen bestaan uit een gelijk aantal werkgevers en werknemers, bijgestaan door een afgevaardigde van de Minister van Tewerkstelling en Arbeid.
  Bij gebrek aan akkoord tussen de werkgevers en de werknemers is het beperkt comité gemachtigd de personen aan te wijzen die, in de ondernemingen te werk gesteld, onmisbaar zijn om de bij artikelen 1 en 2bis bedoelde prestaties te verrichten.
  Zo het beperkt comité niet is samengesteld of die personen niet heeft aangewezen, worden deze laatsten door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid of door de Minister van Economische Zaken en Energie of door hun afgevaardigden onder de in lid 3 bepaalde voorwaarden aangewezen en opgeroepen.
  Nochtans, wanneer er werknemers in de betrokken onderneming of in een sectie van de betrokken onderneming aan het werk zijn, is het de werkgever die ertoe gehouden is met deze werknemers de in uitvoering van de artikelen 1 en 2bis bepaalde prestaties te verzekeren). <W 10-6-1963, art. 7>

Art.4. (De bedrijfsleiders of hun aangestelden) moeten aan de paritaire commissies en aan hun afgevaardigden, alle nodige inlichtingen verstrekken voor het voorbereiden van, het uitvoeren van, en de controle op de krachtens de wet te treffen maatregelen. <W 10-6-1963, art. 8>
  De verkregen inlichtingen zijn vertrouwelijk en mogen slechts tot de bij deze wet beoogde doeleinden gebruikt of medegedeeld worden.

Art.5. (...) <W 10-6-1963, art. 9>

Art.6. De uitvoering van de prestaties voortvloeiende uit deze wet wijzigen, noch de natuur, noch de voorwaarden van het contract waardoor de werkgever en de belanghebbende werknemer verbonden zijn.
  Alle sociale wetten blijven op hen toepasselijk.
  Met uitzondering van een toelating verstrekt door (het beperkt comité of, bij ontstentenis ervan, door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid of zijn afgevaardigde), mogen de lopende contracten niet opgezegd worden en de opzegtermijnen worden geschorst gedurende de duur der prestaties. <W 10-6-1963, art. 10>
  Deze laatste geven als dusdanig geen enkel recht op vergoeding ten laste van de Staat.

Art.7.[1 De inbreuken op de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
   De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 36, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2011>


Art. 7bis.[1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 9°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2011>


Art.8. <Wijzigingsbepaling>

Art. 9. Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
  Op dezelfde dag houden op van kracht te zijn, de besluitwet van 12 april 1945, aangevuld en gewijzigd door deze van 21 mei 1945, betreffende de verplichte inschrijving met het oog op de tewerkstelling en betreffende de burgerlijke mobilisatie van personen en ondernemingen, alsmede de besluitwet van 12 november 1946, tot invoering van strafmaatregelen tegen werkgevers die arbeiders van de burgerlijk gemobiliseerde steenkolenmijnen te werk stellen.