28 FEBRUARI 1947. - Besluitwet bestreffende de beteugeling van de sluikslachting en van den handel in van deze slachtingen voortkomend vleesch en vet(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-07-2018 en tekstbijwerking tot 20-07-2018)
Art. 1-10
Artikel 1. Met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar worden gestraft zij die een rund, een varken of een paard, op onwettige wijze geslacht hebben of doen slachten.
Zij worden met gevangenisstraf van ten minste één jaar gestraft indien de slachting werd gedaan zonder de toestemming van den eigenaar of van den rechtmatigen bezitter van het dier.
Art.2. De rechter die voor een inbreuk op artikel 1 een veroordeeling uitspreekt, legt daarenboven een geldboete op ten laste van den veroordeelde, indien deze laatste uit winstbejag heeft gehandeld en indien hij op het oogenblik van het misdrijf de meester van het dier was, hetzij als eigenaar, hetzij als regelmatige bezitter, hetzij als onregelmatige houder.
Deze geldboete zal voor ieder geslacht dier bedragen, hetzij :
1° voor het paardenras : 100,000 frank;
2° voor het runderras met uitzondering van de kalveren : 50,000 frank;
3° voor het varkensras : 15,000 frank;
4° voor de kalveren : 10,000 frank.
Het hoofdstuk VI van Boek I van het Strafwetboek is niet toepasselijk op de geldboeten en de voor de geldboeten voorziene vervangende gevangenisstraffen.
Art.3. De houder van het dier die, zonder dat hij mededader, noch medeplichtige aan de slachting is, de voorbereiding, de uitvoering of de volbrenging ervan heeft geduld of vrijwillig door zijn nalatigheid of zijn lijdzaamheid in de hand heeft gewerkt, wordt gestraft met de bij artikel 2 voorziene geldboete.
In dit geval is hoofdstuk VI van Boek I van het Strafwetboek niet van toepassing.
Art.4. Zij die, (wetens) hetzij met het oog op den verkoop of de verdeeling hetzij uit winstbejag, vleesch of vet voortkomende van een illegale slachting voorhanden hebben of vervoeren, worden gestraft met de bij artikel 1 voorziene gevangenisstraf. <W 10-03-1950, art. 1, 1°>
Zijn ondermeer strafbaar overeenkomstig de voorgaande alinea, alle producenten, industrieelen of handelaars, alsmede hun aangestelden die met voorweten bedoeld vleesch of vet vervoeren of voorhanden hebben, zelfs indien zij geen voordeel verwachten van het misdrijf.
Worden eveneens bij dit artikel bedoeld, het vervoer en het voorhanden hebben van vleesch of vet voortkomende van een illegale slachting door een persoon die geen handelaar is, maar die zelfs toevallig en zonder winstbejag, zich het vleesch of het vet heeft aangeschaft met het oog op den verkoop of de verdeeling, of het verkoopt of verdeelt.
Art.5. <W 10-03-1950, art. 1, 2°> Al de bepalingen van boek I van het Wetboek van Strafrecht zijn toepasselijk op de bij onderhavig besluit bedoelde misdrijven, met uitzondering van het hoofdstuk VI in de gevallen bedoeld in de artikelen 2 en 3 van het besluit.
Art.6. In geval van een bij onderhavig besluit omschreven of bedoeld misdrijf wordt elk op heterdaad betrapte persoon door de verbaliseerende agenten aangehouden en vóór den procureur des Konings geleid. Bedoelde agenten hebben het recht daartoe de hulp der gewapende macht in te roepen. De procureur des Konings draagt de zaak onverwijld aan de onderzoeksrechter op en bezorgt hem de processen-verbaal terwijl de verdachte in handen blijft van het gerecht. (Indien de onderzoeksrechter, na de ondervraging, vaststelt, dat zware vermoedens ten laste van de verdachte bestaan, kan hij tegen hem een bevel tot aanhouding afleveren onder de voorwaarden en volgens de regelen bepaald bij artikel 1 en volgende van de wet van 20 April 1874 op de voorlopige hechtenis.) <W 10-03-1950, art. 1, 3°>
Art.7. (Opgeheven) <W 10-03-1950, art. 1, 4°>
Art.8.De procureur des Konings, wanneer hij tegenover overtreders staat die niet gewoonlijk hun bron van inkomsten vinden in den ongeoorloofden handel in vleesch of vet, kan aan den overtreder doen kennen dat deze de vervolgingen kan vermijden door, in een bepaalden termijn, aan [1 de ontvanger van de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën]1 die hem zal worden aangeduid, een som te betalen die hij zal vaststellen en waarvan het bedrag de bij artikel 2 bedoelde maximum geldboete mag overschrijden.
----------
(1)<W 2018-07-11/07, art. 126, 002; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art.9. <W 10-03-1950, art. 1, 5°>
De rechter kan, ondanks elk beroep, de gehele of gedeeltelijke voorlopige uitvoering gelasten van de veroordelingen, uitgesproken ingevolge onderhavig besluit.
Art. 10. Onderhavige besluitwet wordt van kracht den dag waarop zij het Staatsblad wordt bekendgemaakt.