Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

8 MEI 1936. - Koninklijk besluit betreffende de wijze om van de rechten op pensioen te laten blijken. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-04-2009 en tekstbijwerking tot 13-12-2013)



Inhoudstafel:


Art. 1
I. - Rustpensioenen der magistraten, der ambtenaren en beambten, der leden van het personeel der onderwijsinrichtingen van den staat.
Art. 2-5
II. - Pensioenen van de bedienaars van den eeredienst.
Art. 6-8
III. - Administratief en onderwijzend personeel van de gemeentelijke onderwijsinrichtingen, onderwijzers van de aangenomen en aanneembare scholen, bestuurders, leeraars en studiemeesters van de erkende provinciale of vrije lagere normaalscholen en de onderwijzers der aan deze normaalscholen verbonden oefenscholen.
Art. 9
IV. - Pensioenen van weduwen, weezen en andere rechthebbenden.
Art. 10-15
V. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. 16-17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

  2009011172  2009022086  2013024426 



Artikels:

Artikel 1. De wijze om van de rechten op pensioen te laten blijken wordt bij onderstaande bepalingen geregeld.

I. - Rustpensioenen der magistraten, der ambtenaren en beambten, der leden van het personeel der onderwijsinrichtingen van den staat.
Art.2. Alle op pensioenaanspraak gerechtigde persoon stuurt, door bemiddeling van het bestuur waartoe bij behoort, een pensioensaanvraag aan den Minister van Financiën.
  De aanvraag wordt gesteld op twee formulieren overeenstemmend met het door den Minister van Financiën vastgesteld model, die aan belanghebbende worden afgegeven terzelfder tijd als het besluit waarbij hij tot pensioenaanspraak wordt gerechtigd.

Art.3.Het rust op belanghebbende de op de eerste bladzijde en op de binnenzijden der formulieren gevraagde aanduidingen te verstrekken, en dezelve daarna aan zijn bestuur terug te sturen na er te hebben bijgevoegd :
  1° [1 ...]1;
  2° het militair boekje of alle bescheid houdende aanduiding van het regiment waarbij belanghebbende gediend heeft alsmede van het nummer waaronder hij geïmmatriculeerd werd;
  3° zijn verschillende aanstellingsbrieven of eensluidende afschriften, op zegel, van zijn akten van benoeming.
  Mocht belanghebbende een of meer der in 3° aangeduide stukken niet kunnen overleggen, zoo verstrekt hij een fiscaal zegel bestemd voor het attest dat door den dienst der pensioenen moet worden afgeleverd;
  4° desvoorkomend het hem afgeleverd duplicaat van alle beslissing met betrekking tot een verlof zonder wedde, een terbeschikkingsstelling, een schorsing, een ontslag, enz.
  Het lid van het Staatsonderwijs legt, daarenboven, het origineel van zijn diploma's of een door den burgemeester zijner verblijfplaats eensluidend verklaard afschrift over.
  ----------
  (1)<KB 2009-03-12/49, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 02-05-2009>

Art.4. In de gevallen voorzien bij artikelen 5 en 9 van de algemeene wet van 21 juli 1844, voegt de betrokkene bij de in artikel 3 vermelde stukken een echt verklaard afschrift van het proces-verbaal opgemaakt ter gelegenheid van de gebeurtenis of, bij ontstentenis, een verklaring van getuigen, waarvan de handtekening door de bevoegde overheid wordt gelegaliseerd. Deze akten vermelden :
  a) dag, plaats, aard van de gebeurtenis;
  b) de gevolgen van de gebeurtenis voor den betrokkene die hem buiten staat stellen zijn ambt verder waar te nemen;
  c) de verklaring dat de betrokkene gekwetst is geworden of een ongeval heeft gehad in de uitoefening van zijn ambt, of ter zake van die uitoefening;
  d) eventueel, de daden van moed en van buitengewone toewijding waarvan de betrokkene onder deze omstandigheden zou hebben blijk gegeven.

Art.5.Het bestuur verificeert en vult, in voorkomend geval, de door den betrokkene verstrekte inlichtingen aan; het berekent op de vierde bladzijde der formulieren, de gemiddelde wedde die als grondslag moet dienen voor de berekening van het pensioen.
  Wanneer het een ambtenaar betreft die een der actieve ambten heeft bekleed, voorkomend in de gewijzigde tabel, behoorende bij de wet van 21 Juli 1844, stelt het bestuur, op de vierde bladzijde van de formulieren een verklaring, waaruit blijkt dat de betrokkene niet in sedentairen dienst werd gedetacheerd tijdens den duur van dit ambt of waarin de tijdperken van detacheering in sedentairen dienst vermeld zijn.
  Alle op de formulieren gebrachte aanduidingen worden echt verklaard door een ambtenaar met minstens den graad van onderdirecteur of een gelijkwaardigen graad.
  De formulieren en de bewijsstukken waarbij het bestuur een afschrift voegt van het besluit waarbij de betrokkene op pensioensaanspraak gerechtigd wordt en, eventueel, een uittreksel uit het proces-verbaal van verschijning voor [1 het Bestuur van de medische expertise]1, worden vervolgens aan den dienst der pensioenen van het Ministerie van Financiën gestuurd.
  [1 Het Bestuur van de medische expertise]1 is thans de administratieve gezondheidsdienst.
  ----------
  (1)<KB 2013-12-01/08, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 23-12-2013>

II. - Pensioenen van de bedienaars van den eeredienst.
Art.6. § 1. De bedienaar van den eeredienst die van de bevoegde kerkelijke overheid ontslag heeft gekregen, brengt dit ter kennis van het met het bestuur der eerediensten belast departementshoofd. Deze stuurt onmiddellijk aan den betrokken geestelijke de formulieren waarvan sprake in artikel 2.
  § 2. De bedienaar van den eeredienst die tot het algemeen bestuur van het Rijk behoort schikt zich naar artikel 2 van dit besluit.

Art.7.De betrokkene moet de inlichtingen verstrekken, gevraagd op de eerste bladzijde van de formulieren en deze daarna terugsturen aan de kerkelijke overheid na bijvoeging van :
  1° [1 ...]1;
  2° het militair boekje of alle document dat het regiment vermeldt waarin de betrokkene heeft gediend, evenals het nummer waaronder bij werd geïmmatriculeerd;
  3° eventueel, zijn verschillende aanstellingsbrieven of afschriften op zegel, van zijn akten van benoeming in het algemeen bestuur van het Rijk.
  ----------
  (1)<KB 2009-03-12/49, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 02-05-2009>

Art.8.De kerkelijke overheid vult de formulieren aan door de aanduiding van de door den betrokkene bewezen diensten, met inbegrip, in voorkomend geval, van de niet door 's Rijks Schatkist bezoldigde kerkelijke ambten, die, naar luid van het gewijzigd artikel 22 der algemeene wet voor het pensioen kunnen in aanmerking komen. Daarna zendt zij de bewijsstukken en formulieren aan den Minister van Justitie en voegt er eventueel den ontslagbrief bij.
  Op de vierde bladzijde van de formulieren berekent de Minister van Justitie het gemiddeld cijfer van de wedden die voor de berekening van het pensioen tot grondslag moeten dienen, zendt dan het dossier aan den dienst der pensioenen van het Ministerie van Financiën en voegt er, desvoorkomend, het uittreksel bij uit het proces-verbaal van verschijning voor [1 het Bestuur van de medische expertise]1 alsmede een afschrift van de akte van ontslag.
  ----------
  (1)<KB 2013-12-01/08, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 23-12-2013>

III. - Administratief en onderwijzend personeel van de gemeentelijke onderwijsinrichtingen, onderwijzers van de aangenomen en aanneembare scholen, bestuurders, leeraars en studiemeesters van de erkende provinciale of vrije lagere normaalscholen en de onderwijzers der aan deze normaalscholen verbonden oefenscholen.
Art.9.De aanvraag om pensioen, samen met de bewijsstukken, moet aan den Minister van Openbaar Onderwijs worden gezonden.
  Deze maakt de aanvraag aan den Minister van Financiën over en laat hem tevens weten of niets het toestaan van het pensioen belet. Desvoorkomend voegt hij bij de aanvraag een afschrift van het besluit waarbij belanghebbende van ambtswege op rust wordt gesteld, of een uittreksel uit het proces-verbaal van verschijning voor [1 het Bestuur van de medische expertise]1.
  De dienst van pensioenen van het Ministerie van Financiën doet daarna het noodige.
  Voor de provinciale pensioencommissie, zie noot onder art. 5.
  ----------
  (1)<KB 2013-12-01/08, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 23-12-2013>

IV. - Pensioenen van weduwen, weezen en andere rechthebbenden.
Art.10. <opgeheven bij KB 1985-01-29/30, art. 5-14>

Art.11. <opgeheven bij KB 1985-01-29/30, art. 5-14>

Art.12. <opgeheven bij KB 1985-01-29/30, art. 5-14>

Art.13. <opgeheven bij KB 1985-01-29/30, art. 5-14>

Art.14. <opgeheven bij KB 1985-01-29/30, art. 5-14>

Art.15. <opgeheven bij KB 1985-01-29/30, art. 5-14>

V. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art.16. <KB 1990-01-24/43, art. 2> (Indien één of meer uittreksels uit de akten van de burgerlijke stand niet worden ingediend, kan dit worden ondervangen door een document waarop de bij het Rijksregister verkregen inlichtingen vermeld staan; dit document wordt ondertekend door één van de ambtenaren die daartoe gemachtigd zijn door de Minister tot wiens bevoegdheid de Administratie der Pensioenen behoort.
  De Minister die bevoegd is voor de Administratie der Pensioenen is gemachtigd om te beslissen hoe bij de behandeling van de aanvragen te werk gegaan dient te worden als de stukken niet toereikend zijn.)

Art. 17. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.