24 MAART 1936. - Koninklijk besluit op de bewaring, ter griffie, en de [procedure] tot teruggave van de in strafzaken in beslag genomen zaken. <W2018-05-25/02, art. 79, 002; Inwerkingtreding : 09-06-2018>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-05-2018 en tekstbijwerking tot 30-05-2018)
Art. 1-6
Artikel 1.[1 De griffier zorgt voor de bewaring van de in strafzaken in beslag genomen zaken tot wanneer het beslag wordt opgeheven of de in beslag genomen zaken worden vernietigd, vervreemd of verbeurd verklaard. De procureur des Konings of, in geval van een gerechtelijk onderzoek, de onderzoeksrechter, kan evenwel een gespecialiseerde prestatieverlener of openbare dienst, die door de minister van Justitie is aangewezen, met de bewaring belasten. De minister waakt erover dat de aangewezen bewaarder voldoende garanties biedt met betrekking tot de goede bewaring en beveiliging van de toevertrouwde in beslag genomen zaken. De griffier of, in voorkomend geval, de bewaarder zorgt voor de teruggave van de in beslag genomen zaken, wanneer het beslag wordt opgeheven.]1
----------
(1)<W 2018-05-25/02, art. 75, 002; Inwerkingtreding : 09-06-2018>
Art.2. De zaken worden, behoudens een andersluidend bevel van den rechter, teruggegeven aan den persoon in wiens handen beslag werd gelegd.
Art.3.Een ieder die op de in beslag genomen zaak beweert recht te hebben, kan [1 langs elektronische weg of bij gedagtekend ontvangstbewijs gericht aan de bewaarder bedoeld in artikel 1]1, tegen die teruggave verzet doen.
Het verzet zal keuze van woonplaats binnen het Rijk inhouden voor het aanzeggen van het in artikel 4 voorziene bericht; werd geen woonplaats gekozen, dan kan hij die verzet doet het verzuim van aanzegging van dat bericht niet tegenwerpen.
----------
(1)<W 2018-05-25/02, art. 76, 002; Inwerkingtreding : 09-06-2018>
Art.4.Wanneer de opheffing van het beslag is gelast, geeft de [1 bewaarder bedoeld in artikel 1, bij gedagtekend ontvangstbewijs of langs elektronische weg]1, hiervan bericht aan degenen die verzet hebben gedaan en, in voorkomend geval, aan de andere personen die hem, door het openbaar ministerie, werden aangeduid als zijnde bevoegd om, volgens de door de rechtspleging verschafte aanwijzingen, rechten op de zaak te doen gelden.
Het bericht bepaalt dat de aldus gewaarschuwde personen hun rechten zullen hebben te doen gelden, zooals gezeid in het volgend artikel, vóór het verstrijken van een door het openbaar ministerie vastgestelden termijn, die ten minste vijftien dagen bedraagt.
----------
(1)<W 2018-05-25/02, art. 77, 002; Inwerkingtreding : 09-06-2018>
Art.5.Indien, vóór het verstrijken van dien termijn, iemand die beweert op de in beslag genomen zaak recht te hebben, aan [1 de bewaarder]1 bewijst dat hij zijn aanspraak voor den bevoegden rechter heeft gebracht, wordt met de turugave gewacht totdat omtrent die vordering een uitvoerbare beschikking is verleend.
In den loop van het geding, kan de sequestratie van de zaak, overeenkomstig artikel 1961 van het Burgerlijk Wetboek, op vordering van partijen of van het openbaar ministerie, te allen tijde worden bevolen.
----------
(1)<W 2018-05-25/02, art. 78, 002; Inwerkingtreding : 09-06-2018>
Art. 6. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 2>