23 JUNI 1930. - Wet over het inrichten van een aan krijgsdienstbaarheden onderworpen veiligheidsgordel, rondom de vliegvelden door één of meer eskadrils van 't leger gebruikt(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-08-2018 en tekstbijwerking tot 10-08-2018)
Art. 1-4, 4bis, 5-12
Artikel 1. Rondom de hierna vermelde burgerlijke en militaire vliegvelden, wordt er een veiligheidsgordel ingericht, waarvan de gronden aan luchtvaartdienstbaarheden onderworpen zijn :
Vliegveld van Brussel (Evere-Haren).
Vliegveld van Diest (Schaffen).
Vliegveld van Thienen (Goidsenhoven).
Vliegveld van Luik (Bierset-Awans).
Vliegveld van Nijvel.
Vliegveld van Kortrijk (Wevelghem).
Vliegveld van Zellick.
Vliegveld van Beverlo (Leopoldsburg)
.Vliegveld van Brasschaet.
Vliegveld van Elsenborn.
Vliegveld van Antwerpen (Deurne).
Vliegveld van Oostende.
In dien veiligheidsgordel worden uitwegen (ten hoogste vijf) voorbehouden.<Note : W 17-03-1936, B.St. 27-03-1936 p. 1841 : "De wet van 23 Juni 1930 , ... kan bij koninklijk besluit toepasselijk gemaakt worden op andere vliegpleinen dan die welke vermeld zijn in haar eerste artikel.">
Art.2. Van de grens van het landingsterrein af, is de veiligheidsgordel 400 meter diep. Elke uitweg is, op de geheele diepte van den veiligheidsgordel, 200 meter breed.
Deze afmetingen kunnen bij koninklijk besluit worden verminderd.
Art.3. Van de grens van het landingsterrein af, wordt de veiligheidsgordel onderverdeeld in twee strooken, de eene van 0 tot 200 meter, de andere van 200 tot 400 meter. Binnen de strook van 0 tot 200 meter, wordt de hoogte van gebouwen, beplantingen of hindernissen op 20 meter beperkt. Binnen de strook van 200 tot 400 meter, wordt deze hoogte beperkt tot het tiende van den kleinsten afstand tusschen het gebouw, de beplanting of hindernis en de grens van vermeld landingsterrein.
De afmetingen van deze strooken kunnen bij koninklijk besluit worden verminderd.
Art.4. Geenerlei gebouw, beplanting of hindernis mag op de uitwegen aangelegd worden. Veldvruchten en afsluitingen mogen niet hooger dan 2 meter zijn.
Art. 4bis. <W 17-03-1936, art. 1> In bijzondere gevallen, op verzoek van de belanghebbenden en op gemotiveerd advies van de bevoegde overheden mag de Koning milderingen toestaan in de voorschriften van artikelen 3 en 4, wanneer is vastgesteld dat deze milderingen geen bezwaar voor de luchtvaart meebrengen.
Art.5. Voor elk vliegveld worden de plaats en de uitgestrektheid van den veiligheidsgordel en uitwegen, op voorstel van den minister van spoorwegen, zeewezen, posterijen, telegrafen, telefonen en luchtvaart, of van den minister van landsverdediging, bij koninklijk besluit bepaald. Zij worden op een bij het koninklijk besluit gevoegd grondplan aangeduid.
Art.6.Een afschrift van den tekst van dit koninklijk besluit en een exemplaar van dit grondplan worden door toedoen van den minister van spoorwegen, zeewezen, posterijen, telegrafen, telefonen en luchtvaart, of van den minister van landsverdediging, neergelegd ten zetel van het bestuur van elk der gemeenten op wier grondgebied het vliegveld en de aan dienstbaarheid onderworpen gronden liggen.
De dienstbaarheden zijn van rechtswege gevestigd van den dag af dat die stukken neergelegd zijn. De eigenaars van de met dienstbaarheden belaste goederen mogen deze stukken inzien, maar zonder ze mede te nemen.
De eigenaars krijgen bij aangeteekenden brief, door toedoen van het gemeentebestuur der plaats waar de belaste gronden liggen, kennis van het vestigen dier dienstbaarheden, ten uiterste binnen vijftien dagen na ontvangst der stukken.
De gemeentebesturen zorgen ervoor dat in de door haar afgeleverde toelatingen tot bouwen deze wet streng wordt nageleefd.
Art.7. Gebouwen, beplantingen of hindernissen hooger dan toegelaten bij de artikelen 3 en 4, bestaande binnen den veiligheidsgordel bij zijn inrichting, mogen blijven.
De eigenaars mogen de gebouwen herstellen en zelfs heroprichten maar zonder de aanvankelijke hoogten te overschrijden; de deelen boven de afmetingen vallen onder toepassing der bepalingen van de artikelen 3 en 4 betreffende de nieuwe gebouwen.
Art.8.De eigenaars van onroerende goederen bezwaard met luchtvaartdienstbaarheden worden vergoed voor de schade die zij eventueel hebben geleden tengevolge van de waardevermindering voortspruitende uit het vestigen der dienstbaarheid. Indien het aanleggen van de vliegvelden, voor welker benuttiging eene dienstbaarheid wordt gevestigd, een waardevermeerdering voor gevolg heeft gehad, hetzij ten bate van heel het bezwaarde eigendom of van een gedeelte daarvan, hetzij ten bate van andere goederen toebehoorende aan denzelfden eigenaar, dan zal deze slechts een vergoeding ontvangen indien hij een nadeel ondergaat na compensatie van de waardevermeerdering en de waardevermindering.
Er zal aan de eigenaars dier goederen, zoolang de dienstbaarheden en het nadeel blijven bestaan, een jaarlijksche vergoeding kunnen verleend worden.
[1 Vanaf 1 september 2018 kan geen nieuwe vergoedingsaanvraag meer ingediend worden.]1
[1 De jaarlijkse vergoeding zal worden omgezet in kapitaal, vanaf 1 januari 2019.]1
[1 De afkoopwaarde zal berekend worden volgens de volgende formule :
De afkoopwaarde is gelijk aan het bedrag dat jaarlijks betaald wordt, gedeeld door de rentevoet. ]1. De rentevoet die hier toegepast wordt, is het rendement op de OLO 80 (eindvervaldag: 22/06/2066), op de berekeningsdatum.
De betalingen gebeuren vanaf 1 juli 2019, voor saldo van alle rekeningen.]1
----------
(1)<W 2018-07-30/10, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art.9.
<Opgeheven bij W 2018-07-30/10, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.10.
<Opgeheven bij W 2018-07-30/10, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.11. De inbreuken op de voorschriften van onderhavige wet zullen door gezworen Staatsbeambten vastgesteld en de overtreders, bij bevel van den minister van spoorwegen, zeewezen, posterijen, telegrafen, telefonen en luchtvaart of van landsverdediging, gedwongen worden het voorwerp der overtreding te doen verdwijnen.
Zoo zij nalaten binnen den bepaalden tijd aan dit bevel gevolg te geven, zal het van ambtswege en op hun kosten uitgevoerd worden.
De terugbetaling der gedane onkosten zal vervolgd worden als voor domeinzaken, op enkelen staat opgemaakt door de militaire of burgerlijke overheid die de uitvoeringsmaatregelen getroffen heeft.
Art. 12. Deze wet wordt van kracht den dag van hare bekendmaking in het Staatsblad.