Details



Externe links:

Justel
Reflex



Titel:

12 AUGUSTUS 1928. - Kieswetboek (Titel I en II : art. 1 tot en met 86). (NOTA : OPGELET, Voor het Kieswetboek vanaf 2003, zien KIESW1894-04-12/30)(NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 23-03-1999 en tekstbijwerking tot 08-05-2002)



Inhoudstafel:

TITEL I. - KIEZERS.
Art. 1-7, 7bis, 8-9, 9bis
TITEL II. - (KIEZERSLIJST, BEZWAAR EN BEROEP.) <W 05-07-1976, art. 8> <W 30-07-1991, art. 5>
HOOFDSTUK I. - (KIEZERSLIJST.) <W 30-07-1991, art. 6>
Art. 10-15, 15bis, 16-17
HOOFDSTUK II. - (BEZWAREN BIJ HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN.) <W 30-07-1991, art. 13>
Art. 18-26
HOOFDSTUK III. - (BEROEP BIJ HET HOF VAN BEROEP.) <W 30-07-1991, art. 13>
Art. 27-34
HOOFDSTUK IV. - (ALGEMENE BEPALINGEN.) <W 30-07-1991, art. 13>
Art. 35-86



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

  2019012151 



Artikels:

TITEL I. - KIEZERS.
Artikel 1. <W 30-07-1991, art. 1> § 1. Om parlementskiezer te zijn, moet men :
  1° Belg zijn;
  2° de volle leeftijd van achttien jaar hebben bereikt;
  3° in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente ingeschreven zijn (of ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters die bijgehouden worden in de diplomatieke of consulaire beroepsposten); <W 2002-03-07/49, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 05-06-2003>
  4° zich niet bevinden in één van de gevallen van uitsluiting of schorsing bepaald bij dit Wetboek.
  § 2. De voorwaarden vermeld in § 1, 2° en 4°, moeten vervuld zijn op de dag van de verkiezing; die vermeld in § 1, 1° en 3°, moeten dat zijn op de datum waarop de kiezerslijst wordt afgesloten.
  § 3. De kiezers die tussen de datum waarop de kiezerslijst wordt afgesloten en de dag van de verkiezing, ophouden te voldoen aan de voorwaarden vermeld in § 1, 1° of 3°, worden van de kiezerslijst geschrapt.
  De kiezers die na de datum waarop de kiezerslijst wordt afgesloten, het voorwerp zijn van een veroordeling of een beslissing die voor hen ofwel de uitsluiting van het kiesrecht, ofwel de schorsing van dat recht op de datum van de verkiezing meebrengt, worden eveneens van de kiezerslijst geschrapt.)

Art.2. [opgeheven] <W 2002-03-07/49, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 05-06-2003>

Art.3. <Opgeheven bij W 05-07-1976, art. 2, 2°>

Art.4. <W 30-07-1991, art. 2> Onverminderd artikel 89bis vindt de stemming plaats in de gemeente waar de kiezer op de kiezerslijst is ingeschreven.

Art.5. <Opgeheven bij W 05-07-1976, art. 2, 3°>

Art.6. <W 05-07-1976, art. 3> Van het kiesrecht zijn voorgoed uitgesloten en tot de stemming mogen niet worden toegelaten zij die tot een criminele straf zijn veroordeeld.

Art.7. <W 05-07-1976, art. 4> In de uitoefening van kiesrecht worden geschorst en tot de stemming mogen niet worden toegelaten zolang die onbekwaamheid duurt :
  1° De gerechtelijk onbekwaamverklaarden, (...), de personen onder statuut van verlengde minderjarigheid met toepassing van de wet van 29 juni 1973, en zij die geïnterneerd zijn met toepassing van de bepalingen van de hoofdstukken I tot VI van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers, vervangen door artikel 1 van de wet van 1 juli 1964. <W 1990-06-26/32, art. 38, § 13, b>
  De kiesonbekwaamheid houdt op terzelfder tijd als de gerechtelijke onbekwaamheid, (...), de verlengde minderjarigheid of met de definitieve invrijheidstelling van de geïnterneerde. <W 30-07-1991, art. 3, 1°>
  2° (Zij die tot een gevangenisstraf van meer dan vier maanden zijn veroordeeld, met uitsluiting van degenen die veroordeeld zijn op grond van de artikelen 419 en 420 van het Strafwetboek.
  De onbekwaamheid duurt zes jaar wanneer de straf meer dan vier maanden tot minder dan drie jaar bedraagt en twaalf jaar wanneer de straf ten minste drie jaar bedraagt.) <W 1994-12-21/31, art. 149>
  3° Zij die ter beschikking van de regering zijn gesteld met toepassing van artikel 380bis, 3°, van het Strafwetboek of met toepassing van de artikelen 22 en 23 van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door artikel 1 van de wet van 1 juli 1964.
  De kiesonbekwaamheid van de onder 3° bedoelde personen houdt op wanneer de terbeschikkingstelling van de regering een einde neemt.
  (...) <Lid opgeheven bij W 30-07-1991, art. 3, 2°>

Art. 7bis. <W 30-07-1991, art. 4> De personen die voorgoed van het kiesrecht zijn uitgesloten of wier kiesrecht geschorst is, worden naar rata van één steekkaart per betrokken persoon alfabetisch in een kaartenbestand ingeschreven. Het wordt doorlopend bijgehouden door het college van burgemeester en schepenen. Dit bestand bevat voor elk van die personen uitsluitend de vermeldingen bepaald in artikel 13, tweede lid. De steekkaarten die zijn opgemaakt op naam van de personen wier kiesrecht geschorst is, worden vernietigd zodra de onbekwaamheid een einde neemt. Dat bestand mag niet worden samengesteld noch bijgehouden met behulp van geautomatiseerde middelen. De inhoud ervan mag niet aan derden worden meegedeeld.

Art.8. <W 05-07-1976, art. 5> Artikel 87 van het Strafwetboek is niet toepasselijk op de gevallen van onbekwaamheid die in de artikelen 6 en 7 zijn opgesomd.

Art.9. <W 05-07-1976, art. 6> Is de veroordeling uitgesproken met uitstel dan wordt de in artikel 7, 2°, bedoelde onbekwaamheid opgeschorst tijdens de duur van het uitstel.
  Is de veroordeling gedeeltelijk met uitstel uitgesproken dan wordt voor de toepassing van de bepalingen van artikel 7, 2°, alleen rekening gehouden met het gedeelte zonder uitstel uitgesproken.
  Wordt de veroordeling uitvoerbaar dan begint de schorsing van het kiesrecht die er uit voortvloeit, op de dag van de nieuwe veroordeling of van de beslissing tot intrekking van het uitstel.

Art. 9bis. <W 05-07-1976, art. 7> Bij veroordeling tot verschillende straffen bedoeld in artikel 7, 2°, worden de daaruit voortvloeiende onbekwaamheden gecumuleerd zonder dat evenwel de totale duur twaalf jaar mag overschrijden.
  Hetzelfde geldt bij nieuwe veroordeling tot één of meer straffen bedoeld in artikel 7, 2°, uitgesproken tijdens de duur van de onbekwaamheid die volgt uit een voorgaande veroordeling, zonder dat nochtans de onbekwaamheid minder dan zes jaar na de laatste veroordeling kan ophouden.

TITEL II. - (KIEZERSLIJST, BEZWAAR EN BEROEP.)
HOOFDSTUK I. - (KIEZERSLIJST.)
Art.10. § 1. (In het geval bedoeld bij artikel 105, stelt het college van burgemeester en schepenen de kiezerslijst vast op de tachtigste dag die voorafgaat aan de dag van de verkiezing.
  In het geval bepaald in artikel 106, wordt de kiezerslijst vastgesteld op de datum van het koninklijk besluit tot vaststelling van de datum van de verkiezing. Die kiezers worden evenwel tot de stemming opgeroepen op basis van de lijst die opgemaakt werd met het oog op de gewone vergadering van de kiescolleges, wanneer de kamers of een ervan ontbonden worden na de tachtigste dag die voorafgaat aan de datum van de gewone vergadering van de kiescolleges, wat tot gevolg heeft dat er een verkiezing moet plaatsvinden vóór de gestelde datum.
  § 2. (Voor elke persoon die voldoet aan de kiesbevoegdheidsvoorwaarden, vermeldt de kiezerslijst de naam, de voornamen, de geboortedatum, het geslacht en de hoofdverblijfplaats.). De lijst wordt, volgens een doorlopende nummering, per gemeente of, in voorkomend geval, per wijk van de gemeente opgemaakt, ofwel in alfabetische volgorde van de kiezers, ofwel geografisch volgens de straten). <W 30-07-1991, art. 7> <W 1994-04-11/53, art. 1, § 1>
  § 3. (Wanneer de verkiezingen voor de vernieuwing van de federale Wetgevende Kamers op dezelfde datum plaatsvinden als de datum die vastgesteld is voor de vernieuwing van het Europees Parlement, vervangt de lijst van de Belgische kiezers die ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente, die opgemaakt is voor de verkiezing van het Europees Parlement, de kiezerslijst voor de verkiezing van de federale Wetgevende Kamers.) <W 1998-12-18/39 (I), art. 6>

Art.11. [opgeheven] <W 2002-03-07/49, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 05-06-2003>

Art.12. <Opgeheven bij W 30-07-1991, art. 54, 1°>

Art.13. (De parketten van de hoven en rechtbanken zijn gehouden aan de burgemeesters van de gemeenten, waar de belanghebbenden op het ogenblik van de veroordeling of internering in de bevolkingsregisters ingeschreven waren, evenals aan de belanghebbenden zelf kennis te geven van alle veroordelingen of interneringen, waartegen met geen gewoon rechtsmiddel meer kan worden opgekomen en die uitsluiting van het kiesrecht of opschorting van dit recht ten gevolge hebben.
  De kennisgeving vermeldt :
  1. de naam, voornamen, geboorteplaats en -datum, en de verblijfplaats van de veroordeelde of de geïnterneerde;
  2. het gerecht dat de beslissing heeft gewezen en de datum van de beslissing;
  3. de uitsluiting van het kiesrecht of de datum waarop de opschorting van dit recht ophoudt.
  De parketten van de hoven en rechtbanken geven eveneens kennis van de datum waarop de internering een einde heeft genomen. <W 05-07-1976, art. 9>
  (De griffiers van de hoven en rechtbanken geven aan de burgemeesters van de gemeenten waar de betrokkenen in de bevolkingsregisters ingeschreven zijn, kennis van de onbekwaamverklaring en van de opheffing van onbekwaamverklaring). <W 30-07-1991, art. 8, 1°>
  (...) <Lid opgeheven bij W 30-07-1991, art. 8, 2°>
  (De Minister van Justitie bepaalt de wijze van opmaking van die berichten en de Minister van Binnenlandse Zaken de manier waarop ze door de gemeentebesturen moeten behandeld, bewaard, en in geval van verandering van verblijfplaats, doorgezonden worden.) <W 05-07-1976, art. 9>

Art.14. <Opgeheven bij W 30-07-1991, art. 54, 2°>

Art.15. <W 30-07-1991, art. 9> Uiterlijk de vijfentwintigste dag vóór die van de verkiezing in het geval bedoeld in artikel 105 of onmiddellijk nadat de in artikel 10 vermelde kiezerslijst is opgemaakt in het geval bedoeld in artikel 106, zendt het gemeentebestuur twee exemplaren van de lijst aan de gouverneur of aan de door hem aangewezen ambtenaar.
  Wat echter de gemeenten Komen-Waasten en Voeren betreft, worden de in het eerste lid bedoelde exemplaren respectievelijk aan de arrondissementscommissaris van Moeskroen en aan de adjunct-arrondissementscommissaris van Tongeren gezonden.

Art. 15bis. <W 1988-08-09/30, art. 22> Wat de gemeenten Voeren en Komen-Waasten betreft, worden twee bijkomende exemplaren van de lijst van de alfabetisch gerangschikte kiezers overgezonden (aan de respectieve gouverneurs van de provincies Luik en West-Vlaanderen of aan de door hen aangewezen ambtenaren), volgens dezelfde procedure en binnen dezelfde termijn als die voorgeschreven in artikel 15. <W 30-07-1991, art. 10>

Art.16. <W 30-07-1991, art. 11> Op de datum waarop de kiezerslijst vastgesteld moet zijn, brengt het college van burgemeesters en schepenen ter algemene kennis, door een bericht in de gebruikelijke vorm gesteld, dat eenieder zich tot de twaalfde dag vóór die van de verkiezing tijdens de diensturen tot de gemeentesecretarie kan wenden om na te gaan of hijzelf of een ander op de lijst staat dan wel met een juiste vermelding erop staat. Dit bericht maakt melding van de bij de artikelen 18 en volgende voorgeschreven procedure van bezwaar en beroep.

Art.17. § 1. <W 30-07-1991, art. 12> Het gemeentebestuur is verplicht, zodra de kiezerslijst opgemaakt is, exemplaren of afschriften ervan af te geven aan de personen die in naam van een politieke partij optreden, daartoe uiterlijk de drieëndertigste dag vóór die van de verkiezing bij aangetekend schrijven een aanvraag richten aan de burgemeester en die er zich schriftelijk toe verbinden een kandidatenlijst voor de Kamer of voor de Senaat voor te dragen.
  Elke politieke partij kan kosteloos twee exemplaren of afschriften van deze lijst krijgen, voor zover ze een kandidatenlijst, voor de Kamer of voor de Senaat, indient (in de kieskring) waar de gemeente ligt bij welke de aanvraag om afgifte van de lijst is ingediend overeenkomstig het eerste lid. <KB 05-04-1994, art. 1>
  De afgifte aan de in het eerste lid vermelde personen van bijkomende exemplaren of afschriften geschiedt tegen betaling van de kostprijs, die door het college van burgemeester en schepenen wordt bepaald.
  Indien een politieke partij geen kandidatenlijst voordraagt, kan zij van de kiezerslijst geen gebruik meer maken, ook niet voor verkiezingsdoeleinden, op straffe van de in artikel 197bis vastgestelde strafsancties.
  § 2. Ieder persoon die als kandidaat voorkomt op een voordracht ingediend met het oog op de verkiezing, kan tegen betaling van de kostprijs exemplaren of afschriften van de kiezerslijst krijgen, voor zover hij ernaar gevraagd heeft volgens de nadere regelen bepaald in § 1, eerste lid.
  Het gemeentebestuur onderzoekt, op het ogenblik van de afgifte, of de belanghebbende als kandidaat bij de verkiezing is voorgedragen.
  Indien de aanvrager later van de kandidatenlijst wordt geschrapt, mag hij van de kiezerslijst geen gebruik meer maken, ook niet voor verkiezingsdoeleinden, op straffe van de in artikel 197bis vastgestelde strafsancties.
  § 3. Het gemeentebestuur mag geen exemplaren of afschriften van de kiezerslijst afgeven aan andere personen dan die welke ze overeenkomstig § 1, eerste lid, of § 2, eerste lid, aangevraagd hebben. De personen die deze exemplaren of afschriften hebben ontvangen, mogen ze op hun beurt niet meedelen aan derden.
  De exemplaren of afschriften van de kiezerslijst die worden afgegeven met toepassing van de §§ 1 en 2, mogen slechts voor verkiezingsdoeleinden gebruikt worden, inbegrepen buiten de periode die tussen de datum van afgifte van de lijst en de datum van de verkiezing valt.

HOOFDSTUK II. - (BEZWAREN BIJ HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN.)
Art.18. <W 30-07-1991, art. 13> Vanaf de datum waarop de kiezerslijst moet vastgesteld zijn, kan ieder die ten onrechte ingeschreven, weggelaten of van de kiezerslijst geschrapt is, of voor wie op deze lijst de vermeldingen voorgeschreven bij artikel 10, § 2, onjuist zijn, tot de twaalfde dag vóór die van de verkiezing bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen.

Art.19. <W 30-07-1991, art. 13> Vanaf de datum waarop de kiezerslijst moet vastgesteld zijn, kan ieder die de kiesbevoegdheidsvoorwaarden vervult, (in de kieskring) waarin de gemeente ligt waar hij op de kiezerslijst is ingeschreven, tot de twaalfde dag vóór die van de verkiezing bij het college van burgemeester en schepenen bezwaar indienen tegen de inschrijving, schrapping of weglating van namen van deze lijst, of tegen enige onjuistheid in de vermeldingen voorgeschreven bij artikel 10, § 2. <KB 05-04-1994, art. 2>

Art.20. <W 30-07-1991, art. 13> Het in artikel 18 of in artikel 19 bedoelde bezwaar wordt ingediend bij verzoekschrift en moet, samen met de bewijsstukken waarvan de verzoeker gebruik wenst te maken, tegen ontvangstbewijs neergelegd worden op de gemeentesecretarie of onder een ter post aangetekende omslag worden gericht aan het college van burgemeester en schepenen.
  De ambtenaar die het bezwaar ontvangt, is verplicht het op de datum van ontvangst in te schrijven in een bijzonder register, een ontvangstbewijs van het bezwaar en van de overgelegde bewijsstukken af te geven, voor ieder bezwaar een dossier aan te leggen, de overgelegde stukken te nummeren en te paraferen en ze met hun volgnummer in te schrijven op de bij ieder dossier gevoegde inventaris.

Art.21. <W 30-07-1991, art. 13> Wanneer de verzoeker verklaart niet in staat te zijn te schrijven, kan het bezwaar mondeling worden ingebracht. Het wordt door de gemeentesecretaris of zijn gemachtigde ontvangen.
  De ambtenaar die het ontvangt, maakt daarvan dadelijk proces-verbaal op, waarin hij vaststelt dat de betrokkene hem verklaart niet in staat te zijn te schrijven.
  Het proces-verbaal neemt de door betrokkene ingeroepen middelen over. De ambtenaar dagtekent en ondertekent het proces-verbaal en overhandigt een duplicaat aan de verschijnende persoon na het hem te hebben voorgelezen.
  De ambtenaar handelt vervolgens zoals in artikel 20, tweede lid, is voorgeschreven.

Art.22. <W 30-07-1991, art. 13> Het gemeentebestuur voegt kosteloos aan het dossier een afschrift of uittreksel toe van alle in zijn bezit zijnde officiële stukken die de verzoeker aanvoert om een wijziging van de kiezerslijst te verantwoorden.
  Het gemeentebestuur voegt ambtshalve bij het dossier alle in zijn bezit zijnde officiële stukken die de door de betrokkene ingeroepen middelen welke opgenomen zijn in het overeenkomstig artikel 21 opgestelde proces-verbaal, kracht kunnen bijzetten.

Art.23. <W 30-07-1991, art. 13> De rol van de bezwaren vermeldt de plaats, de dag en het uur van de vergadering tijdens welke de zaak of de zaken zal of zullen worden behandeld.
  Deze rol wordt ten minste vierentwintig uur vóór de vergadering aangeplakt op de gemeentesecretarie, waar iedereen er inzage en afschrift van kan nemen.
  Het gemeentebestuur geeft onverwijld en met alle middelen kennis aan de verzoeker alsook, in voorkomend geval, aan de betrokken partijen, van de datum waarop het bezwaar onderzocht zal worden.
  Deze kennisgeving vermeldt uitdrukkelijk en woordelijk dat, zoals bepaald in artikel 26, tweede tot vierde lid, het beroep tegen de te nemen beslissing alleen ter zitting kan worden ingediend.

Art.24. <W 30-07-1991, art. 13> Gedurende de termijn bepaald in artikel 23 worden het dossier van de bezwaren en het in artikel 25, tweede lid, bedoelde verslag op de secretarie ter beschikking gehouden van de partijen, hun advocaten of hun gemachtigden.

Art.25. <W 30-07-1991, art. 13> Het college van burgemeester en schepenen doet over elk bezwaar uitspraak binnen een termijn van vier dagen te rekenen vanaf het indienen van het verzoekschrift of van het in artikel 21 vermeld proces-verbaal, en in elk geval voor de zevende dag voor die van de verkiezing.
  Het doet uitspraak in openbare vergadering op verslag van een lid van het college en na de partijen, hun advocaten of gemachtigden te hebben gehoord, indien zij verschijnen.

Art.26. <W 30-07-1991, art. 13> Voor iedere zaak wordt, onder vermelding van de naam van de verslaggever en van de aanwezige leden, een afzonderlijke en met redenen omklede beslissing genomen, die in een bijzonder register wordt ingeschreven.
  De voorzitter van het college verzoekt de partijen, hun advocaten of gemachtigden, als zij dat wensen, in het in het vorige lid vermelde register een verklaring van beroep te ondertekenen.
  De partijen die niet verschijnen, worden geacht de beslissing van het college te aanvaarden.
  Wanneer de aanwezige of vertegenwoordigde partijen geen verklaring van beroep ondertekenen, is de beslissing van het college definitief. Van het definitieve karakter van de beslissing wordt melding gemaakt in het bijzonder register vermeld in het eerste lid, en de beslissing tot wijziging van de kiezerslijst wordt onverwijld ten uitvoer gelegd.
  De beslissing van het college wordt neergelegd op de gemeentesecretarie, waar eenieder er kosteloos inzage van kan nemen.
  Het beroep tegen de beslissing van het college heeft schorsende kracht ten aanzien van elke verandering in de kiezerslijst.

HOOFDSTUK III. - (BEROEP BIJ HET HOF VAN BEROEP.)
Art.27. <W 30-07-1991, art. 13> De burgemeester zendt onverwijld aan het hof van beroep, met alle middelen, een expeditie van de beslissingen van het college waartegen beroep is ingesteld alsook alle documenten die de gedingen betreffen.
  De partijen worden verzocht voor het hof te verschijnen binnen vijf dagen na ontvangst van het dossier en in elk geval vóór de dag die de verkiezing voorafgaat. Het staat hun vrij hun conclusies schriftelijk naar de kamer te sturen die is aangewezen om de zaak te onderzoeken.

Art.28. <W 30-07-1991, art. 13> Indien het hof een getuigenverhoor beveelt, kan het dit aan een vrederechter opdragen.

Art.29. <W 30-07-1991, art. 13> Indien het getuigenverhoor plaats heeft voor het hof, geeft de griffier aan de partijen ten minste vierentwintig uur van tevoren kennis van de vastgestelde dag en de te bewijzen feiten.

Art.30. <W 30-07-1991, art. 13> De getuigen mogen vrijwillig verschijnen, zonder dat zij hun recht op getuigengeld verliezen. Zij zijn verplicht te verschijnen op enkele dagvaarding. Zij leggen de eed af zoals in correctionele zaken.
  In geval van niet-verschijning of van valse getuigenis worden zij vervolgd en gestraft zoals in correctionele zaken.
  De straffen bepaald tegen niet verschijnende getuigen worden evenwel zonder vordering van het openbaar ministerie toegepast door het hof of door de magistraat die het getuigenverhoor afneemt.

Art.31. <W 30-07-1991, art. 13> In getuigenverhoren betreffende kiesrechtszaken kan een getuige niet worden ondervraagd met toepassing van artikel 937 van het Gerechtelijk Wetboek.
  Bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad van één der partijen mogen evenwel niet als getuige worden gehoord.

Art.32. <W 30-07-1991, art. 13> De debatten voor het hof zijn openbaar.

Art.33. <W 30-07-1991, art. 13> Bij de openbare terechtzitting geeft de voorzitter van de kamer het woord aan de partijen; die mogen zich laten vertegenwoordigen en bijstaan door een advocaat.
  Na het advies van de procureur-generaal gehoord te hebben, doet het hof staande de vergadering uitspraak door middel van een arrest dat in openbare zitting wordt voorgelezen; dit arrest wordt ter griffie van het hof neergelegd, waar de partijen er kosteloos inzage van kunnen nemen.
  Het beschikkend gedeelte van het arrest wordt door toedoen van het openbaar ministerie met alle middelen onverwijld ter kennis gebracht van het college van burgemeester en schepenen dat de beslissing waartegen beroep is ingesteld heeft genomen en van de andere partijen.
  Het arrest wordt onverwijld ten uitvoer gelegd, wanneer het een wijziging van de kiezerslijst inhoudt.

Art.34. <W 30-07-1991, art. 13> Over het beroep wordt zowel in afwezigheid als in aanwezigheid van de partijen uitspraak gedaan. Alle arresten van het hof worden geacht op tegenspraak te zijn gewezen; ze zijn niet vatbaar voor beroep.

HOOFDSTUK IV. - (ALGEMENE BEPALINGEN.)
Art.35. <W 30-07-1991, art. 13> In het door meer dan één verzoeker ingediende verzoekschrift wordt één enkele woonplaats gekozen; bij gebreke daarvan worden de verzoekers geacht bij de eerste verzoeker woonplaats te hebben gekozen.

Art.36. <W 30-07-1991, art. 13> Het getuigengeld wordt geregeld zoals in strafzaken.

Art.37. <W 30-07-1991, art. 13> De partijen schieten de kosten voor.
  Niet alleen de eigenlijke procedurekosten worden begroot, maar ook de kosten van de stukken die de partijen tot staving van hun eisen hebben moeten overleggen in het geding.

Art.38. <W 30-07-1991, art. 13> De kosten zijn ten laste van de verliezende partij. Worden de partijen elk op enige punten in het ongelijk gesteld, dan kunnen de kosten worden gecompenseerd.
  Indien de eisen van de partijen niet klaarblijkelijk ongegrond zijn, kan het hof bevelen dat de kosten geheel of gedeeltelijk ten laste van de Staat zullen komen.

Art.39. <W 30-07-1991, art. 13> De griffiers van de Hoven van beroep zenden aan de gemeentebesturen afschrift van de arresten.

Art.40. <Opgeheven bij 30-07-1991, art. 54, 3°>

Art.41. <Opgeheven bij 30-07-1991, art. 54, 3°>

Art.42. <Opgeheven bij 30-07-1991, art. 54, 3°>

Art.43. <Opgeheven bij 30-07-1991, art. 54, 3°>

Art.44. <Opgeheven bij 30-07-1991, art. 54, 3°>

Art.45. <Opgeheven bij 30-07-1991, art. 54, 3°>

Art.46. <Opgeheven bij 30-07-1991, art. 54, 3°>

Art.47. <Opgeheven bij 30-07-1991, art. 54, 3°>

Art.48. <Opgeheven bij 30-07-1991, art. 54, 3°>

Art.49. <Opgeheven bij 30-07-1991, art. 54, 3°>

Art.50. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.51. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.52. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.53. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.54. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.55. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.56. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.57. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.58. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.59. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.60. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.61. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.62. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.63. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.64. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.65. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.66. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.67. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.68. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.69. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.70. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.71. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.72. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.73. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.74. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.75. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.76. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.77. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.78. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.79. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.80. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.81. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.82. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.83. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.84. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art.85. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>

Art. 86. <Opgeheven bij 05-07-1976, art. 10>