1 AUGUSTUS 1924. - Wet omtrent de bescherming der minerale of thermale wateren. (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest door DWG 1990-04-30/30, art. 24, 1°, 002; Inwerkingtreding : 30-06-1990)
Art. 1-11
Artikel 1. De Regeering mag, op het eensluidend advies van de Koninklijke Academie van Geneeskunde, verklaren dat een bron van mineraal of thermaal water, toebehoorende aan den Staat, aan een provincie, aan een gemeente of aan een vereeniging van gemeenten, tot nut van 't algemeen beschermd dient. <zie nota's onder TITEL>
Art.2. Het koninklijk besluit, waarbij het algemeen nut erkend wordt, bepaalt den omtrek, waarbinnen, zonder voorafgaande vergunning, hoegenaamd geen werk mag uitgevoerd worden, waarvan het bestaan voor gevolg zou hebben het vermogen van bron of opvanging te verminderen of de kwaliteiten van het water te ontaarden.
De aldus bepaalde beschermingsomtrek en de lijst der werken, voor het uitvoeren waarvan een vergunning vereischt wordt, kunnen later bij een nieuw koninklijk besluit gewijzigd worden. <zie nota's onder TITEL>
Art.3. Het koninklijk besluit, waarvan sprake in voorgaand artikel, mag slechts genomen worden na onderzoek.
Dit onderzoek begint met het opmaken van een plan, waarop de beschermingsomtrek en, volgens de kadastrale aanduidingen, de grenzen van de daarin begrepen perceelen grond, alsmede de namen der eigenaars dezer perceelen, zijn aangegeven; dit plan bepaalt den aard der werken, voor het uitvoeren waarvan eerst vergunning moet gegeven worden. <zie nota's onder TITEL>
Art.4. In de gemeenten, over wier grondgebied de beschermingsomtrek loopt, wordt het ontwerp, zooals het voorzien is bij voorgaand artikel, gedurende vijftien dagen ten gemeentehuis neergelegd.
Er wordt daarvan schriftelijk, persoonlijk en ten huize bericht gegeven aan de eigenaars van de binnen den beschermingsomtrek gelegen vaste goederen.
De aankondiging dezer neerlegging wordt bovendien aangeplakt en uitgegeven in de gebruikelijke vormen der ambtelijke bekendmakingen.
Het vervullen dezer pleegvormen wordt vastgesteld door een getuigschrift van het college van burgemeester en schepenen. <zie nota's onder TITEL>
Art.5. De termijn van vijftien dagen bepaald op voorgaand artikel, gaat in te rekenen van de verwittiging, welke, zooals hierboven gezegd, aan belanghebbenden en publiek wordt gegeven. <zie nota's onder TITEL>
Art.6. De bezwaren of aanmerkingen, waartoe het ontwerp kan aanleiding geven, worden ingezameld door het college van burgemeester en schepenen. Het proces-verbaal, te dien einde aangelegd, behelst de mondelinge door de comparanten onderteekende verklaringen en vermeldt de bij het proces-verbaal gaande schriftelijke verklaringen; het wordt gesloten door den burgemeester of den gevolmachtigden schepen, na verloop van den termijn bepaald bij artikel 4. <zie nota's onder TITEL>
Art.7. Het dossier van het onderzoek wordt onderworpen aan de bestendige deputatie van de provincie of van de provinciën over wier grondgebied de beschermingsomtrek zich uitstrekt.
De bestendige deputatie brengt zijn advies uit bij een met redenen omkleede beraadslaging. <zie nota's onder TITEL>
Art.8. De vergunningsvragen, voorzien bij artikel 2, worden aan den Koning gestuurd en onderworpen aan het voorafgaand advies van de bestendige deputatie der provincie, waarin de bron zich bevindt en desgevallend van deze, waarin de terreinen, die het voorwerp zijn der vraag om werkenvergunning, gelegen zijn. De eigenaar der bron wordt door de bestendige deputatie gehoord.
De Regeering doet uitspraak, onder het voorbehoud en de voorwaarden, welke zij nuttig vindt voor te schrijven, binnen de drie maanden na de ontvangst der aanvraag. De datum der ontvangst wordt per aangeteekenden brief aan den aanvrager bekend gemaakt. Desnoods mag een koninklijk besluit den bovenvermelden termijn voor hoogstens drie maanden verlengen.
Bij uitblijven van beslissing binnen de in voorgaande paragraaf bepaalde termijnen mag de aangevraagde vergunning als toegestaan aangezien worden. <zie nota's onder TITEL>
Art.9. De overtredingen der bepalingen van artikel 2 worden vastgesteld door alle officiers van gerechtelijke politie of door de opzieners over de gezondmakingswerken van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken en Volksgezondheid.
De door gezegde opzieners opgemaakte processen-verbaal zijn geloofwaardig, behoudens tegenbewijs. <zie nota's onder TITEL>
Art.10. Iedere overtreding van artikel 2 wordt gestraft met een boete van 26 tot 200 frank onverminderd het herstellen der plaatsen in hun eersten stand op kosten van den overtreder en het betalen der schadeloosstellingen, indien er aanleiding toe bestaat. <zie nota's onder TITEL>
Art. 11. De wet van 31 Juli 1889, omtrent het beschermen der bron "Pouhon Pierre-le-Grand", te Spa, wordt opgeheven.
De bepalingen dezer wet blijven evenwel toepasselijk tot op den dag der inwerkingtreding van het koninklijk besluit dat, overeenkomstig artikel 2 dezer wet, den beschermingsomtrek van gezegde bron bepaalt. <zie nota's onder TITEL>