11 OKTOBER 1916. - Besluit-wet tot instelling van een militairen veiligheidsdienst.
Art. 1-4
Artikel 1. Voor den duur van den oorlog is een militaire veiligheidsdienst ingesteld.
Art.2. De militaire veiligheidsdienst is samengesteld uit commissarissen, inspecteurs en agenten.
In de kantonnementen van het veldleger, wordt hij bestuurd door een officier aangeduid door het Hoofd van den Generalen Staf, en onder dezes onmiddellijk gezag.
In het overige van het grondgebied wordt de militaire veiligheidsdienst bestuurd door een officier die den titel voert van commandant van den militairen veiligheidsdienst. De commandant van den militairen veiligheidsdienst wordt benoemd en afgezet door den Koning.
De commissarissen en inspecteurs worden benoemd en afgezet door den Koning en leggen, in handen van den voorzitter van het Krijgsgerechtshof, den eed af voorzien bij artikelen 130 en 131 uit de wet van 15 Juni 1899.
De agenten worden benoemd door den Minister van Oorlog en leggen den eed af in handen van den commandant van den militairen veiligheidsdienst.
Art.3. De commissarissen en inspecteurs van den militairen veiligheidsdienst zijn ambtenaren van rechterlijke politie. Voor het opzoeken en het vaststellen der inbreuken rakende de veiligheid van het leger en die van den Staat, oefenen zij de bevoegdheden uit der ambtenaren van rechterlijke politie, medehelpers van den procureur des Konings.
Zij verzenden onmiddellijk de aanklachten en de processen-verbaal naar den bevoegden procureur des Konings of krijgsauditeur, naar gelang die inbreuken tot de gewone of tot de militaire rechtsbevoegdheid behooren.
Deze processen-verbaal worden geloofd zoolang het tegendeel niet bewezen is.
Art. 4. Tegenwoordige besluit-wet zal den dag zelf harer bekendmaking in werking treden.