15 OKTOBER 1911. - KONINKLIJK BESLUIT _ Dienst der maten en gewichten. _ Regeling.
Art. 1-4
Artikel 1. Worden toegelaten tot het ijken de zelfwerkende weegwerktuigen, gemaakt naar stelsels, die, onder zekere vereischten, hetzij voorloopig, hetzij bepaald, werden goedgekeurd door den Minister van Nijverheid en Arbeid.
Het gebruik van voornoemde werktuigen bij de handelsbetrekkingen zal evenwel onderworpen zijn aan de volgende voorschriften :
1° De werktuigen, bij de eerste keuring geijkt, moeten aan geregelde keuringen onderworpen worden, welke jaarlijks plaats hebben.
De Minister van Nijverheid en Arbeid is gemachtigd bijkomende keuringen voor te schrijven, tengevolge waarvan de ijk van afkeuring mag gezet worden indien het werktuig niet meer voldoet aan de vereischten omtrent het periodisch ijken;
2° Naast de zelfwerkende werktuigen en in hetzelfde lokaal dient een gewoon weegwerktuig met behoorlijk geijkte gewichten voorhanden te zijn, om toe te laten de nauwkeurigheid van het automatisch wegen na te gaan.
De Minister van Nijverheid en Arbeid mag evenwel afwijkingen van dit voorschrift toelaten;
3° Indien de werktuigen werden goedgekeurd voor een bepaalde bestemming, namelijk om stoffen van bepaalden aard te wegen, dan mogen zij voor een ander bestemming niet aangewend worden. De Minister van Nijverheid en Arbeid mag in voorkomend geval voorschrijven dat die bijzondere bestemming, in duidelijk voorkomende letters, op het werktuig zelf wordt aangebracht;
4° De werktuigen zullen bijzonder nauwkeurig worden onderzocht met het oog op hunne goede werking en juistheid.
Art.2. Om geijkt te worden, moeten de zelfwerkende weegwerktuigen voldoen aan de vereischten omtrent juistheid, gevoeligheid en werking, welke door den Minister van Nijverheid en Arbeid zullen opgelegd worden.
Art.3. De bepalingen van het koninklijk besluit van 4 October 1855 voor de algemeene uitvoering der wet, met hare verdere wijzigingen, voor zooveel zij de weegwerktuigen betreffen, zijn van toepassing op de bij dit artikel bedoelde werktuigen.
Art. 4. Onze Minister van Nijverheid en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.