25 AUGUSTUS 1900. - KONINKLIJK BESLUIT houdende bekendmaking van de beambten die gemachtigd zijn tot het opsporen en vaststellen van de overtredingen van artikel 1 der wet van 4 Mei 1900 op den handel in scheuten van harsboomen.
Art. 1-4
Artikel 1. De overtredingen van artikel 1 van voormelde wet van 1 Mei 1900 zullen opgespoord en vastgesteld worden :
1° Door de officieren van de gerechtelijke politie, belast met het opsporen der misdaden en wanbedrijven van gemeen recht;
2° Door de ambtenaars en aangestelden van het beheer van waters en bosschen;
3° Door de toezichters der apothekerijen, drogerijen en stapelplaatsen van geneesmiddelen, en door de toezichters en gemachtigden van het toezicht der fabricatie en des handels in eetwaren;
4° Door de agenten van het beheer van spoorwegen bekleed met een mandaat van gerechtelijke politie;
5° (...) <KB 06-09-1963, art. 1>
6° Door de gendarmen van allen graad;
7° Door de veldwachters en hulpveldwachters der gemeenten;
8° Door de bosch- en veldwachter van bijzonderen.
Art.2. Degenen van die agenten die den eed niet zouden afgelegd hebben voorgeschreven door het decreet van 20 Juli 1831 zullen hem afleggen vóór den vrederechter van het kanton waar zij verblijven.
Art.3. <W 1994-07-11/33, art. 55, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995> De processen-verbaal worden binnen drie dagen aan de procureur des Konigs overgezonden.
Art. 4. Onze Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.