6 MAART 1900. - Koninklijk besluit betreffende de aangiften inzake goederenvervoer per spoorweg.
Art. 1-5
Artikel 1. Het beheer van Staatsspoorwegen en de vergunde spoorwegen kunnen het vervoer weigeren van alle colli of pakken of van alle los verzonden goederen, waarbij niet gevoegd is eene door den afzender onderteekende aangifte van den aard en de hoeveelheid der verzonden voorwerpen.
Zendingen geld, geldswaarden, kostbaarheden en kunstvoorwerpen worden ten vervoer aangenomen volgens waarde-aangifte in den vrachtbrief.
Art.2. Iedere afzender is verplicht de in voorgaand artikel bedoelde aangifte te onderteekenen, er de juistheid van na te zien door persoonlijk den aard en de hoeveelheid der voorwerpen te erkennen en, daarenboven, de waarde der kunstvoorwerpen of kostbaarheden en het bedrag van het geld en de waarden, die de colli, pakken of wagens bevatten, waarvan hij het vervoer aan den spoorweg toevertrouwt.
Art.3. <R 02-05-1949, art. 1> Worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot veertien dagen en met geldboete van 26 frank tot 200 frank of met één van die straffen alleen, onverminderd de betaling, zo daartoe aanleiding bestaat, van de bijkomende vrachtprijs, die vastgesteld is of later mocht worden vastgesteld bij de bepalingen betreffende het vervoer :
1° elke valse aangifte omtrent de aard, het gewicht of de hoeveelheid van de, zelfs los, per spoorweg verzonden goederen;
2° elke valse aangifte met het doel de toepassing van de reglementaire tarieven te ontduiken;
3° wat betreft de zendingen van geld en waarden, elke aangifte, die werd gedaan met bedrieglijk inzicht, van een hogere som dan die welke de zending werkelijk bevat.
Artikel 85 van het Strafwetboek is op deze inbreuken toepasselijk.
Art.4. De vorenstaande bepalingen vervangen geheel die van de besluiten van 10 November 1880, 15 October 1888 en 4 December 1891.
Art. 5. Onze Minister van Spoorwegen, Posterijen en Telegrafen is belast met de uitvoering van dit besluit.