25 JULI 1893. - [Wet betreffende de aantekening van [hoger] beroep van [gedetineerde] of geïnterneerde personen](Vertaling)<Opschrift vervangen door W2014-02-14/02, art. 45, 002; Inwerkingtreding : 01-02-2015> <Opschrift gewijzigd door W2016-12-25/14, art. 33, 003; Inwerkingtreding : 09-01-2017(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-02-2014 en tekstbijwerking tot 30-12-2016)
Art. 1-4
Artikel 1.[1 In de gevangenissen, inrichtingen of afdelingen tot bescherming van de maatschappij en de gemeenschapscentra voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, kunnen door de personen die erin opgesloten of geïnterneerd zijn, de verklaringen van hoger beroep in strafzaken en de verzoekschriften waarin nauwkeurig de grieven worden bepaald die tegen het vonnis worden ingebracht, aan de directeur van die instelling of zijn gemachtigde worden gedaan.
In de gevangenissen en inrichtingen of afdelingen tot bescherming van de maatschappij worden deze verklaringen gedaan en deze verzoekschriften ingediend binnen de door de Koning te bepalen openingsuren van de griffie van deze instellingen.
Deze verklaringen en verzoekschriften hebben dezelfde uitwerking als die ter griffie of door de griffier ontvangen.
Uiterlijk de eerste werkdag volgend op de verklaring van hoger beroep wordt daarvan een akte van hoger beroep opgesteld, die bewaard wordt in een daartoe bestemd register.
De akte van hoger beroep vermeldt minstens :
1° de identiteit van de persoon die de verklaring heeft afgelegd;
2° de datum waarop die verklaring heeft plaatsgevonden;
3° de bestreden rechterlijke beslissing;
4° de identiteit en de hoedanigheid van de persoon die de akte heeft opgesteld;
5° de ondertekening door de persoon die de verklaring heeft afgelegd en de persoon die de akte heeft opgesteld.
De directeur of zijn gemachtigde bezorgt dezelfde dag een kopie van deze akte van hoger beroep via het snelste schriftelijke communicatiemiddel aan de griffier van de rechtbank waarvan de beslissing uitgaat waartegen beroep wordt ingesteld.
De directeur of zijn gemachtigde bezorgt aan de griffier van de rechtbank waarvan de beslissing uitgaat waartegen beroep wordt ingesteld, het verzoekschrift waarin nauwkeurig de grieven worden bepaald die tegen het vonnis worden ingebracht, uiterlijk de eerste werkdag volgend op de ontvangst ervan, met vermelding van de datum van ontvangst.]1
----------
(1)<W 2016-12-25/14, art. 34, 003; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art.2.De griffier schrijft [2 de akte van hoger beroep]2 onverwijld over in het register der beroepen [1 ...]1.
----------
(1)<W 2014-02-14/02, art. 47, 002; Inwerkingtreding : 01-02-2015>
(2)<W 2016-12-25/14, art. 35, 003; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art.3.[1 De directeur of zijn gemachtigde mag van de krachtens artikel 1 opgestelde akten van hoger beroep geen andere kopie afleveren dan die waarvan in dat artikel melding is gemaakt.]1
----------
(1)<W 2016-12-25/14, art. 36, 003; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 4.Zijn vrij van zegel, de registers ter uitvoering van artikel 1 gehouden, alsmede de [2 kopieën van aktes van hoger beroep]2 [1 ...]1 aan de bevoegde griffiers gezonden.
De wettelijke termijn voor de registratie van aangiften welke aan die formaliteit onderhevig zijn, begint slechts te loopen met den dag waarop de overschrijving krachtens artikel 2 gedaan wordt.
----------
(1)<W 2014-02-14/02, art. 48, 002; Inwerkingtreding : 01-02-2015>
(2)<W 2016-12-25/14, art. 37, 003; Inwerkingtreding : 09-01-2017>