Details



Externe links:

Justel
Reflex



Titel:

4 APRIL 1890. - WET betrekkelijk het onderwijs en de uitoefening der veeartsenijkunde.



Inhoudstafel:

TITEL I. - VAN DE GRADEN EN DE EXAMENJURY'S.
Art. 1-17
TITEL II. - VAN HET ONDERWIJS.
Art. 18, 18bis, 19-20
TITEL III. - VAN DE MIDDELEN TOT AANMOEDIGING.
Art. 21-24
TITEL IV. - VAN DE RECHTEN AAN DE GRADEN VERBONDEN.
Art. 25-28
TITEL V. - VAN DE UITOEFENING DER VEEARTSENIJKUNDE.
Art. 29-45
TITEL VI. - ALGEMEENE EN OVERGANGSBEPALINGEN.
Art. 46-54



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1981001372  2003023022 



Artikels:

TITEL I. - VAN DE GRADEN EN DE EXAMENJURY'S.
Artikel 1. Er bestaan voor de veeartsenijkunde twee graden : die van candidaat en die van (doctor in de veeartsenijkunde) <W 23-05-1924, art. 1>

Art.2. Niemand wordt tot het examen van candidaat in de veeartsenijkunde toegelaten, indien hij den graad van candidaat in de natuurlijke wetenschappen, voorbereidend tot het doctoraat in dezelfde wetenschappen, niet verkregen heeft.
  Niemand wordt tot het examen van (doctor in de veeartsenijkunde) toegelaten, indien hij den graad van candidaat in de veeartsenijkunde niet bezit. <W 23-05-1924, art. 1>

Art.3. <W 21-06-1934, art. 1> Twee commissies, waarvan de eene te Brussel zetelt voor de examinandi die van de Fransche Taal gebruik maken, en de andere te Gent voor de examinandi die van de Nederlandsche taal gebruik maken, nemen de examens af en reiken de diploma's voor de graden uit.
  Iedereen mag zich voor de examens aanmelden en graden verwerven, zonder onderscheid naar gelang van de plaats waar hij studeerde en van de manier waarop hij zijn studiën deed.

Art.4. <W 21-06-1934, art. 1> De voorzitter, de secretaris en de leden der commissies, en gebeurlijk hun plaatsvervangers, worden door den Koning voor een jaar benoemd.

Art.5. <W 21-06-1934, art. 1> De commissies kunnen, zoo noodig, in afdeelingen verdeeld worden.
  Zij gaan slechts tot het examen over wanneer meer dan de helft der leden aanwezig zijn.

Art.6. <W 21-06-1934, art. 1> Ieder jaar zijn er twee zittijden van de commissies voor ieder examen.
  In geval van noodzakelijkheid mag de Koning de commissies in buitengewoon zittijd bijeenroepen.
  De datum en de duur der examens worden door den Koning bepaald.

Art.7. <W 28-05-1906, art. 1, 2°> De examens voor de graden van candidaat-(doctor in de veeartsenijkunde) en (doctor in de veeartsenijkunde) bevatten te zamen de leervakken vermeld in artikel 18. <W 23-05-1924, art. 1>
  Ieder examen begrijpt een theoretisch en een praktisch gedeelte.
  De Regeering stelt het programma vast der leervakken van ieder examen.

Art.8. <W 28-05-1906, art. 1, 3°> De theoretische examens geschieden mondeling; doch, bij hunne inschrijving, mogen de recipiendarissen verzoeken mondeling en schriftelijk ondervraagd te worden.

Art.9. <W 28-05-1906, art. 1, 4°> De vereischte examens voor het trapsgewijs bekomen van de twee graden bedragen te zamen ten minste drie proeven. De Regeering bepaalt het getal proeven en stelt het programma van elke proef vast.

Art.10. Het mondeling examen wordt, ten minste drie dagen te voren, in den Moniteur aangekondigd.
  Tot het praktisch examen worden alleen toegelaten zij die aan het mondeling examen en, zoo het pas geeft, aan het schriftelijk examen voldaan hebben.
  Een koninklijk besluit zal de volgorde, den duur en de afnemingswijze der mondelinge, schriftelijke en praktische examens bepalen.
  Alle examen 't zij mondeling, 't zij praktisch is openbaar.

Art.11. Na ieder examen beraadslaagt de jury over de aanneming en den rang der recipiendarissen. Van den uitslag der beraadslaging wordt proces-verbaal opgemaakt. Dit proces-verbaal vermeldt de verdienste van het schriftelijk, mondeling of praktisch onderzoek. Er wordt onmiddellijk lezing van gegeven aan de recipiendarissen en aan het publiek.

Art.12. De diploma's van candidaat en van (doctor in de veeartsenijkunde) worden uitgereikt, namens den Koning, volgens een door de Regeering voor de schrijven formulier. <W 23-05-1924, art. 1>
  Dezelve worden, evenals de processen-verbaal der zittingen, onderteekend door al de leden der jury en vermelden dat de aanneming geschiedde op voldoende wijze, met onderscheiding, met groote onderscheiding of met de grootste onderscheiding.

Art.13. Een koninklijk besluit zal het bedrag vaststellen der examengelden welke bij de inschrijving moeten betaald worden.

Art.14. Het tijdstip en de vorm der inschrijvingen voor de examens, alsmede de volgorde waarin men tot dezelve toegelaten wordt, worden vastgesteld bij de reglementen, onaangemerkt waar de aspiranten gestudeerd hebben.

Art.15. <W 21-06-1934, art. 1> De te Brussel zetelende commissie spreekt de afwijzing of de uitstelling uit van den examinandus die niet op voldoende wijze geantwoord heeft; in geval van uitstelling mag de examinandus zich niet gedurende denzelfden tijd opnieuw voor het examen aanmelden, tenzij de Koning, op eensluitend advies der commissie, er anders over beslist. De geweigerde examinandus mag zich in denzelfden tijd niet opnieuw aanmelden.
  De te Gent zetelende commissie gedraagt zich, in dit opzicht, naar de regelen die inzake toekennen de academische graden aan de universiteit te Gent gevolgd worden.

Art.16. <W 21-06-1934, art. 1> Niemand mag, in hoedanigheid van lid van een commissie, deelnemen aan het examen van een bloed- of aanverwant tot en met den vierden graad, op straf van nietigheid.

Art.17. <W 21-06-1934, art. 1> De Koning bepaalt het bedrag der vergoedingen die verleend worden aan de leden van de te Brussel zetelende commissie. Voor de te Gent zetelende commissie dienen de regelen gevolgd die aan de universiteit de Gent van kracht zijn.

TITEL II. - VAN HET ONDERWIJS.
Art.18. <W 21-06-1934, art. 1> Er zijn twee veeartsenijscholen, waarvan de eene te Brussel of in de agglomeratie gevestigd is, en de andere aan de faculteit van de geneeskunde der universiteit te Gent verbonden is.
  In de eerste worden de cursussen in het Fransch, in de tweede in het Nederlandsch gehouden.

Art. 18bis. <Ingevoegd bij W 21-06-1934, art. 1> Het in de twee scholen gegeven onderwijs omvat :
  De beschrijvende, systematische en vergelijkende ontleedkunde der huisdieren;
  De topografische ontleedkunde;
  De algemeene en de bijzondere weefselleer;
  De physiologie, met inbegrip van de embryologie;
  De physiologische proefondervindelijke natuurkunde en scheikunde;
  Het uitwendige;
  De pharmacognosie en de artsenijbereidkunde;
  De therapie, met inbegrip van de pharmacodynamie;
  De pathologische ontleedkunde;
  De algemeene ziektenleer, met inbegrip van de bacteriologie en de parasitologie;
  De geneeskundige ziektenleer;
  De heelkundige ziektenleer;
  De zootechnie, de hygiëne en de algemeene beginselen der landbouwkunde;
  De gezondheidspolitie, de gerechtelijke geneeskunde, de handelswetgeving en de plichtenleer;
  De toxicologie, met inbegrip van de scheikundige analyse op de cliniek toegepast;
  De hoefsmederij;
  De operatie geneeskunde;
  De verloskunde;
  De cliniek;
  Het toezicht over de eetwaren van dierlijken oorsprong.
  Daarbij : aan de te Brussel gevestigde veeartsenijschool, een facultatieven cursus in de Nederlandsche terminologie; aan de te Gent gevestigde veeartsenijschool, een facultatieven cursus in de Fransche terminologie.
  De Koning kan beslissen dat sommige van de hierboven aangegeven cursussen aan de in de universiteit te Gent gevestigde veeartsenijschool gemeen zullen zijn met die van de faculteit der geneeskunde dier universiteit.

Art.19. <W 21-06-1934, art. 1> Om als leerling in eene der twee Rijksveeartsenijscholen toegelaten te worden, moet men houder zijn van een diploma van candidaat in de natuurwetenschappen of van candidaat in de wetenschappen, groep veeartsenijkunde.
  De Koning bepaalt de toelatingsvoorwaarden der vrije leerlingen.
  De duur der studiën bedraagt er ten minste drie jaren.

Art.20. <W 21-06-1934, art. 1> De Koning bepaalt :
  1° De indeeling van het onderwijs en van de cursussen;
  2° Voor de te Brussel gevestigde veeartsenijschool, de samenstelling en de bevoegdheid van de commissie van toezicht en bestuur;
  3° De bevoegdheid en de wedden der leden van het personeel;
  4° De door de leerlingen te betalen rechten en de desbetreffende boekhouding.
  Voor de aan de universiteit te Gent verbonden veeartsenijschool zullen die bepalingen aangepast worden aan het statuut tot inrichting der Rijksuniversiteiten.

TITEL III. - VAN DE MIDDELEN TOT AANMOEDIGING.
Art.21. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art.22. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art.23. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art.24. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

TITEL IV. - VAN DE RECHTEN AAN DE GRADEN VERBONDEN.
Art.25. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art.26. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art.27. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art.28. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

TITEL V. - VAN DE UITOEFENING DER VEEARTSENIJKUNDE.
Art.29. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art.30. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art.31. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art.32. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art.33. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art.34. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art.35. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art.36. (Opgeheven) <W 25-03-1964, art. 20, § 2>

Art.37. (Opgeheven) <W 25-03-1964, art. 20, § 2>

Art.38. (Opgeheven) <W 25-03-1964, art. 20, § 2>

Art.39. (Opgeheven) <W 25-03-1964, art. 20, § 2>

Art.40. (Opgeheven) <W 25-03-1964, art. 20, § 2>

Art.41. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art.42. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art.43. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art.44. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art.45. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

TITEL VI. - ALGEMEENE EN OVERGANGSBEPALINGEN.
Art.46. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art.47. (Opgeheven) <W 23-04-1949, art. 1>

Art.48. (Opgeheven) <W 23-04-1949, art. 1>

Art.49. (Opgeheven) <W 23-04-1949, art. 1>

Art.50. (Opgeheven) <W 23-04-1949, art. 1>

Art.51. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art.52. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art.53. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>

Art. 54. (Opgeheven) <W 1991-08-28/37, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>