27 MEI 1870. - Wet houdende het Militair Strafwetboek. (NOTA 1 : Zie de wet van 10 juli 1996 tot afschaffing van de doodstraf en tot wijziging van de criminele straffen, inzonderheid artikel 3, B.St. 01-08-1996, p. 20598-20600) (NOTA : Opgeheven bij W 1992-07-24/30, art. 28, 2°; Inwerkingtreding : 01-07-1994, wat betreft de personeelsleden van de rijkswacht) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-08-1996 en tekstbijwerking tot 20-07-2018)
HOOFDSTUK I. - Militaire straffen.
Art. 1-5, 5bis, 6-13
HOOFDSTUK Ibis. Personen onderworpen aan de militaire strafwetten. <ingevoegd bij W 2003-04-10/60, art. 38; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 14, 14bis, 14ter, 14quater
HOOFDSTUK II. - Verraad en bespieding.
Art. 15-18, 18bis
HOOFDSTUK III. - Misdrijven die de krijgsplichten schenden.
Art. 19-27
HOOFDSTUK IV. - Insubordinatie en muiterij.
Art. 28-32
HOOFDSTUK V. - Geweld en smaad.
Art. 33-42
HOOFDSTUK VI. - Desertie.
Art. 43-53
HOOFDSTUK VII. - Verduisteringen, diefstallen en verkoop van militaire voorwerpen.
Art. 54-57
HOOFDSTUK VIII. - <Ingevoegd bij W 1958-02-27, art. 1, B.St. 29-03-1958> Overtreding van sommige buitenlandse wets- of reglementsbepalingen.
Art. 57bis
HOOFDSTUK IX. - Algemene bepalingen.
Art. 58, 58bis, 59-62
HOOFDSTUK I. - Militaire straffen.
Artikel 1. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1923-07-24, art. 1, B.St. 09-08-1923> De militaire straffen zijn :
(...); <W 1996-07-10/42, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 11-08-1996>
In boetstraffelijke zaken : de militaire gevangenisstraf;
In lijf- en boetstraffelijke zaken : de militaire afstraffing, de afzetting.
Art.2. (Opgeheven) <W 1996-07-10/42, art. 21, 002; Inwerkingtreding : 11-08-1996>
Art.3. <Zie NOTA onder TITEL> (De militair die, bij toepassing van het gewoon strafwetboek, (levenslange opsluiting) of de (opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar of gedurende een langere tijd) heeft opgeloopen, zal veroordeeld worden tot de militaire vervallenverklaring; hij zal kunnen veroordeeld worden tot de militaire vervallenverklaring, zoo hij, bij toepassing van hetzelfde wetboek, een andere crimineele straf heeft opgeloopen.) <B 1916-10-11, art. 1, B.St. 15-10-1916> <W 1996-07-10/42, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 11-08-1996> <W 2003-01-23/42, art. 91, 003; Inwerkingtreding : 13-03-2003>
Heeft hij krachtens het Militair Strafwetboek een criminele straf opgelopen, dan zal hij slechts tot de degradatie veroordeeld worden in de gevallen bij de wet bepaald.
Art.4. <Zie NOTA onder TITEL> Degradatie zal ook kunnen uitgesproken worden tegen ieder militair, die uit hoofde van de wanbedrijven, voorzien bij hoofdstuk V, titel VII, boek II, bij hoofdstuk I en bij de afdelingen II en III van hoofdstuk II, titel IX, boek II van het gewoon Strafwetboek, tot meer dan drie jaar gevangenisstraf verwezen wordt.
Art.5. <Zie NOTA onder TITEL> De gevolgen van de degradatie zijn :
De beroving van de graad en van het recht om er de kentekenen en de uniform van te dragen;
De onbekwaamheid om in het leger te dienen, in welke hoedanigheid ook;
De beroving van het recht om enig ereteken of ander teken van eervolle onderscheiding te dragen.
Art. 5bis. <ingevoegd bij W 2003-04-10/60, art. 37; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De militaire degradatie kan ook worden uitgesproken ten aanzien van de militairen die met onbepaald verlof zijn.
Art.6. <Zie NOTA onder TITEL> De straf van afzetting is slechts op de officieren toepasselijk.
Zij heeft tot gevolg de veroordeelde te beroven van zijn graad en van het recht om er de kentekenen en de uniform van te dragen.
Art.7. <Zie NOTA onder TITEL> De rechtbanken zullen de straf van afzetting uitspreken :
Tegen ieder officier, krachtens het Militair Strafwetboek tot een criminele straf veroordeeld, waaraan de wet geen degradatie hecht;
Tegen ieder officier, uit hoofde van wanbedrijven veroordeeld, voorzien bij hoofdstuk V, titel VII, boek II en bij hoofdstuk I en de afdelingen II en III van het hoofdstuk II, titel IX, boek II van het gewoon Strafwetboek, indien hij uit hoofde van die wanbedrijven niet tot de degradatie werd veroordeeld.
Art.8. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1923-07-24, art. 1, B.St. 09-08-1923> De Militaire gevangenisstraf is toepasselijk op de onderofficieren, korporaals, brigadiers en soldaten.
Voor de onderofficieren, korporaals en brigadiers heeft zij de berooving van hunnen graad ten gevolge.
Art.9. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1923-07-24, art. 1, B.St. 09-08-1923> De duur der militaire gevangenisstraf bedraagt ten minste ééne maand en ten hoogste drie jaar.
De veroordeelden tot militaire gevangenisstraf moeten hunne straf ondergaan in de door de regeering aangewezen gevangenissen en zijn aan hetzelde regime onderworpen als zij die tot boetstraffelijke gevangenis verwezen zijn.
Art.10. (Opgeheven.)<W 1923-07-24, art. 2, B.St. 09-06-1923>
Art.11. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1923-07-24, art. 1, B.St 09-08-1923> Wanneer verschillende met gevangenis gestrafte misdrijven samenvallen met één of meer met militaire gevangenis gestrafte misdrijven, dan wordt deze laatste straf niet uitgesproken dan als de gevangenisstraffen bijeen niet meer dan tien jaar bedragen, en, in dit geval, mag zij alleen uitgesproken worden voor den tijd om dezen termijn aan te vullen.
Art.12. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1923-07-24, art. 1, B.St. 09-08-1923> Ingeval er verschillende met militaire gevangenis gestrafte misdrijven samenvallen, worden de straffen bijeen gevoegd zonder dat zij het dubbel van het maximum der zwaarste straf mogen overtreffen.
Art.13. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1923-07-24, art. 1, B.St. 09-08-1923> De door den veroordeelde uitgedane gevangenisstraf en militaire gevangenisstraf tellen niet als diensttijd.
HOOFDSTUK Ibis. Personen onderworpen aan de militaire strafwetten.
Art.14. <ingevoegd bij W 2003-04-10/60, art. 39, Inwerkingtreding : 01-01-2004> De militaire strafwetten zijn van toepassing op alle personen die overeenkomstig de wet van 20 mei 1994 betreffende de aanwending van de krijgsmacht, de paraatstelling, alsook betreffende de periodes en de standen waarin de militair zich kan bevinden in werkelijke dienst of in non-activiteit zijn.
Art. 14bis. <ingevoegd bij W 2003-04-10/60, art. 40; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Personen tewerkgesteld in een inrichting of bij een dienst van het leger kunnen krachtens een koninklijk besluit worden onderworpen aan sommige bepalingen van de militaire strafwetten die in hun arbeidsovereenkomst zijn beschreven.
Art. 14ter. <ingevoegd bij W 2003-04-10/60, art. 41; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Militairen met onbepaald verlof zoals bepaald in artikel 7 van de voornoemde wet van 20 mei 1994, zijn met betrekking tot volgende misdrijven onderworpen aan de militaire strafwetten :
1° verraad en bespieding;
2° deelneming aan muiterij zoals bedoeld in dit Wetboek;
3° gewelddaden en smaad ten aanzien van een overste of een schildwacht;
4° deelneming aan desertie met samenspanning gepleegd door militairen;
5° ontvreemding en bedrieglijke wegneming van enigerlei voorwerpen bestemd voor de dienst van het leger en behorend hetzij aan de Staat hetzij aan militairen.
Art. 14quater. <ingevoegd bij W 2003-04-10/60, art. 42; Inwerkingtreding : 01-01-2004>Personen die binnen het jaar volgend op het definitief verlof zoals bepaald in artikel 8 van de voornoemde wet van 20 mei 1994, tegen één van hun vroegere meerderen of enige andere meerdere wegens de dienstbetrekkingen die zij met hem hebben gehad, een misdrijf bedoeld in de artikelen 34 tot 40 en 42 of de in de artikelen 443 tot 452 van het gewoon Strafwetboek hebben gepleegd, zijn aan de militaire strafwetten onderworpen.
In het geval bedoeld in artikel 34 wordt de veroordeelde ongeacht zijn graad gestraft overeenkomstig het tweede lid van dat artikel.
HOOFDSTUK II. - Verraad en bespieding.
Art.15. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1934-07-19, art. 2, B.St. 27-07-1934> Is aan verraad schuldig elk militair die een van de misdrijven pleegt, voorzien bij de artikelen 113 tot 119, 121 tot 123 en 123quater van het gewoon Wetboek van Strafrecht.
Art.16. <Zie NOTA onder TITEL> <W 2003-01-23/42, art. 92, 003; Inwerkingtreding : 13-03-2003> De straffen gesteld bij de voormelde artikelen van dit Wetboek worden aldus vervangen :
gevangenisstraf, door hechtenis van vijf jaar tot tien jaar of door opsluiting van vijf jaar tot tien jaar;
hechtenis van vijf jaar tot tien jaar, door hechtenis van tien jaar tot vijftien jaar;
opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, door opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar;
hechtenis van tien jaar tot vijftien jaar, door hechtenis van vijftien jaar tot twintig jaar
opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar, door opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar;
hechtenis van vijftien jaar tot twintig jaar, door hechtenis van twintig jaar tot dertig jaar;
opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar, door opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar;
hechtenis van twintig jaar tot dertig jaar en opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar, door levenslange opsluiting;
de schuldige wordt bovendien veroordeeld tot militaire degradatie.
Art.17. <Zie NOTA onder TITEL> Wordt als bespieder beschouwd en zal met (levenslange hechtenis) met degradatie gestraft worden, ieder militair die, in een krijgsplaats, in een krijgspost, of een militaire inrichting, in de werken, kampen, bivakken of kantonnementen van een leger, zal binnengedrongen zijn, om er zich in het belang van de vijand bescheiden of inlichtingen aan te schaffen. <W 1996-07-10/42, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 11-08-1996>
Art.18. <Zie NOTA onder TITEL> Wordt eveneens als bespieder beschouwd en zal met hechtenis van tien tot vijftien jaar gestraft worden, ieder persoon die, vermomd, in een van de plaatsen bij het voorgaand artikel aangeduid, zich toegang zal verschaft hebben, met het doel in voorgaand artikel aangewezen.
Art. 18bis. <Zie NOTA onder TITEL> <Ingevoegd bij W 1961-06-30, art. 2, B.St. 01-07-1961> De artikelen 123sexies, septies, octies en nonies van het Strafwetboek zijn toepasselijk op de misdrijven omschreven in de artikelen 17 en 18.
HOOFDSTUK III. - Misdrijven die de krijgsplichten schenden.
Art.19. <Zie NOTA onder TITEL> Zal met (levenslange hechtenis) gestraft worden, de generaal, gouverneur of bevelhebber, die met de vijand zal gecapituleerd hebben of de plaats zal hebben overgegeven, welke hem was toevertrouwd, zonder al de verdedigingsmiddelen, waarover hij beschikte, te hebben uitgeput. <W 1996-07-10/42, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 11-08-1996>
Art.20. <Zie NOTA onder TITEL> Ieder generaal, ieder bevelhebber van een gewapende troep, die te velde zal gecapituleerd hebben, zal met (levenslange hechtenis) gestraft worden, indien hij, vooraleer te onderhandelen of in het verdrag zelf, niet alles gedaan of bedongen heeft, wat plicht en eer gebieden. <W 1996-07-10/42, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 11-08-1996>
Art.21. <Zie NOTA onder TITEL> Zal met (levenslange hechtenis) gestraft worden, ieder officier die, in tegenwoordigheid van de vijand, de post of de stelling, die hem aangewezen was, zal hebben verlaten, zonder daartoe door overmacht gedwongen te zijn. <W 1996-07-10/42, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 11-08-1996>
Art.22. <Zie NOTA onder TITEL> In de gevallen bij de drie voorgaande artikelen voorzien, zal de schuldige, daarenboven, tot de degradatie veroordeeld worden.
Art.23. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1923-07-24, art. 1, B.St. 09-08-1923> De militair die, te voet of te paard, op schildwacht staande zijnen post verlaat, zonder zijn wachtorder te hebben uitgevoerd, wordt gestraft met één maand tot één jaar militaire gevangenis.
In oorlogstijd en bij het werkdadig leger wordt hij gestraft met twee tot vijf jaar gevangenis.
De schuldige wordt met (levenslange hechtenis) gestraft, indien hij tegenover den vijand stond. <W 1996-07-10/42, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 11-08-1996>
Art.24. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1923-07-24, art. 1, B.St. 09-08-1923> Ieder militair die, te voet of te paard, op schildwacht staande, dronken of slapende gevonden wordt, wordt gestraft :
Met drie maanden tot drie jaar militaire gevangenis, indien hij tegenover den vijand stond;
Met ééne maand tot één jaar militaire gevangenis, indien, buiten het bij voorgaand lid voorziene geval, het feit zich heeft voorgedaan in oorlogstijd en bij het werkdadig leger;
Met eene tuchtstraf in al de andere gevallen.
Art.25. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1923-07-24, art. 1, B.St. 09-08-1923> De militair die, zonder op schildwacht te staan, zijnen post heeft verlaten, wordt gestraft met drie maanden of drie jaar militaire gevangenis, indien het feit zich heeft voorgedaan in oorlogstijd en bij het werkdadig leger; met eene tuchtstraf in al de andere gevallen;
Is de schuldige postoverste, dan wordt de zwaarste straf toegepast;
Is hij officier, dan wordt hij, in oorlogstijd, veroordeeld tot afzetting, en, in vredestijd, met eenen tuchtmaatregel gestraft.
Stond hij tegenover den vijand, dan wordt de schuldige, wie hij ook wezen moge, met (levenslange hechtenis) gestraft. <W 1996-07-10/42, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 11-08-1996>
Art.26. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1923-07-24, art. 1, B.St. 09-08-1923> Ieder militair die zich in oorlogstijd, in geval van alarm of als de generaalmarsch wordt geslagen, niet naar zijnen post heeft begeven, wordt gestraft met twee maanden tot twee jaar militaire gevangenis;
Is hij officier, dan wordt hij tot afzetting veroordeeld.
Art.27. <Zie NOTA onder TITEL> Onverminderd de straffen bij bijzondere wetten vastgesteld, zal met afzetting gestraft worden, ieder officier die, door een der middelen bij die wetten voorzien, zich schuldig zal hebben gemaakt aan belediging jegens de persoon van de Koning of jegens de leden van de koninklijke familie of die, met kwaad inzicht en openbaar, hetzij het grondwettelijk gezag van de Koning, de onschendbaarheid van zijn persoon of de grondwettelijke rechten van zijn dynastie, hetzij de rechten of het gezag van de Kamers, hetzij de bindende kracht van de wetten zal hebben aangevallen, of rechtstreeks uitgelokt om aan deze niet te gehoorzamen.
HOOFDSTUK IV. - Insubordinatie en muiterij.
Art.28. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1923-07-24, art. 1, B.St. 09-08-1923> De militair die weigert aan de bevelen van zijnen overste te gehoorzamen, of er zich met opzet van onthoudt die uit te voeren wanneer hij met een dienst is belast, wordt met afzetting gestraft indien hij officier is; met drie maanden tot drie jaar militaire gevangenis, indien hij onderofficier, korporaal, brigadier of soldaat is.
In oorlogstijd en bij het werkdadig leger, wordt de officier gestraft met vijf tot tien jaar hechtenis; de onderofficier, korporaal, brigadier of soldaat, met twee jaar tot vijf jaar gevangenisstraf.
Werd de daad gepleegd tegenover de vijand, dan wordt de schuldige, wie hij ook wezen moge, met (levenslange hechtenis) gestraft. <W 1996-07-10/42, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 11-08-1996>
Art.29. <Zie NOTA onder TITEL> Wordt muiterij geheten elke gelijktijdige weerstand aan de bevelen van hun meerderen, door meer dan drie verenigde militairen, wanneer het bevel ter zake van dienst is gegeven.
Art.30. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1923-07-24, art. 1, B.St. 09-08-1923> Werd de muiterij gepleegd ten gevolge van samenspanning, dan wordt zij, in oorlogstijd en bij het werkdadig leger, gestraft met (opsluiting van vijf jaar tot tien jaar); in andere omstandigheden met twee jaar tot vijf jaar gevangenis. <W 2003-01-23/42, art. 93, 003; Inwerkingtreding : 13-03-2003>
Was de muiterij geen gevolg van samenspanning, dan worden de schuldigen, in oorlogstijd en bij het werkdadig leger, veroordeeld tot gevangenisstraf van twee jaar tot vijf jaar; in andere omstandigheden, tot militaire gevangenisstraf van drie maanden tot drie jaar.
In alle andere gevallen, wordt de zwaarste straf opgelegd aan de aanhitsers of voormannen der muiterij, en op de onderofficieren, korporaals of brigadiers die er hebben aan deel genomen.
Art.31. <Zie NOTA onder TITEL> De officier, die aan een muiterij zal hebben deelgenomen, zal met hechtenis van vijf tot tien jaar gestraft worden.
Hij zal met (levenslange hechtenis) gestraft worden, indien hij aan een muiterij heeft deelgenomen in oorlogstijd en bij het werkdadig leger. <W 1996-07-10/42, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 11-08-1996>
Art.32. <Zie NOTA onder TITEL> Het artikel 134 van het gewoon Strafwetboek is op de militairen, die de graad van officier of onderofficier hebben, niet toepasselijk.
HOOFDSTUK V. - Geweld en smaad.
Art.33. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1923-07-24, art. 1, B.ST 09-08-1923> Ieder militair, schuldig aan gewelddaden tegen eenen schildwacht wordt gestraft met afzetting, indien hij officier is, met twee maanden tot twee jaar militaire gevangenis, indien hij onderofficier, korporaal, brigadier of soldaat is.
In het bij artikel 399 van het gewoon Strafwetboek voorzien geval, wordt de schuldige gestraft met zes maanden tot drie jaar gevangenis, en daarenboven, indien hij officier is, met afzetting.
(In het geval bedoeld in artikel 400 wordt hij veroordeeld tot opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, en in het geval bedoeld in artikel 401 van het voornoemde Wetboek, tot opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.) <W 2003-01-23/42, art. 94, 003; Inwerkingtreding : 13-03-2003>
Art.34. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1923-07-24, art. 1, B.St. 09-08-1923> Gewelddaden vanwege een militair tegen zijnen overste worden gestraft met afzetting indien de schuldige officier is.
Heeft de schuldige een lageren graad dan die van officier dan wordt hij gestraft met drie maanden tot drie jaar militaire gevangenis, indien de gewelddaden werden gepleegd onder den dienst of naar aanleiding van den dienst; met twee maanden tot twee jaar, indien zij in alle andere omstandigheid gepleegd werden.
Art.35. <Zie NOTA onder TITEL> <W 2003-01-23/42, art. 95, 003; Inwerkingtreding : 13-03-2003> De gewelddaden door een militair tegen zijn meerdere gepleegd, worden gestraft met :
gevangenisstraf van twee jaar tot vier jaar in het geval bedoeld in artikel 399;
opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, in het geval van artikel 400;
opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar, in het geval van artikel 401 van het gewone Strafwetboek.
Art.36. <Zie NOTA onder TITEL> <W 2003-01-23/42, art. 95, 003; Inwerkingtreding : 13-03-2003> Indien de gewelddaden bedoeld in het vorige artikel gepleegd zijn tijdens of te gelegenheid van de dienst, worden de bij dit artikel voorgeschreven straffen vervangen :
gevangenisstraf, door opsluiting van vijf jaar tot tien jaar;
opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, door opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar;
opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar, door opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar.
Art.37. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1923-07-24, art. 1, B.St. 09-08-1923> De krachtens artikel 35 tot gevangenisstraf veroordeelde schuldige wordt bovendien met afzetting gestraft indien hij officier is.
Art.38. <Zie NOTA onder TITEL> In oorlogstijd en in het werkdadig leger, zal ieder militair, schuldig aan gewelddaden tegen zijn meerdere, met hechtenis van vijf tot tien jaar gestraft worden.
Indien de gewelddaden onder de dienst of ter gelegenheid van de dienst gepleegd werden, zo zal de straf hechtenis van tien tot vijftien jaar zijn.
Art.39. <Zie NOTA onder TITEL> <W 2003-01-23/42, art. 97, 003; Inwerkingtreding : 13-03-2003> Indien de gewelddaden die een militair in oorlogstijd en in het werkdadig leger tegen zijn meerdere gepleegd heeft, ziekte of onbekwaamheid tot persoonlijke arbeid hebben veroorzaakt, wordt de schuldige veroordeeld tot opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar. In het geval van artikel 401, § 1, van het gewone Strafwetboek wordt hij veroordeeld tot opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar. De straf is levenslange opsluiting met militaire degradatie in het geval van artikel 401, § 2, van bedoeld Wetboek.
Art.40. <Zie NOTA onder TITEL> Doodslag door een mindere op zijn meerdere, onder de dienst of ter gelegenheid van de dienst begaan, zal met (levenslange opsluiting) met degradatie gestraft worden. <W 1996-07-10/42, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 11-08-1996>
Art.41. <Zie NOTA onder TITEL> Wanneer een militair in het huis, waar hij op vordering van de openbare overheid was geherbergd, en tegen een bewoner van dit huis, gewelddaden zal hebben begaan, zal het minimum van de straffen bij de artikelen 398, 399, 400 en 401 van het gewoon Strafwetboek vastgesteld, verdubbeld worden, indien het gevangenisstraf geldt, en met twee jaar verhoogd worden, indien het (tijdelijke opsluiting) geldt. <W 2003-01-23/42, art. 98, 003; Inwerkingtreding : 13-03-2003>
Art.42. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1923-07-24, art. 1, B.St. 09-08-1923> Ieder militair die zijn overste heeft beledigd wordt gestraft met één maand tot zes maanden gevangenis, indien hij officier is; en met één maand tot zes maanden militaire gevangenis indien hij geen officier is.
Werd de smaad toegebracht onder de dienst of naar aanleiding van de dienst, dan wordt de schuldige veroordeeld, indien hij officier is, tot gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar of zelfs tot afzetting; en heeft hij die graad niet, tot militaire gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar.
HOOFDSTUK VI. - Desertie.
Art.43. <Zie NOTA onder TITEL> Wordt als deserteur beschouwd en zal met afzetting gestraft worden :
Ieder officier die, in oorlogstijd, zich gedurende meer dan drie dagen van zijn korps of van zijn verblijfplaats zal verwijderd hebben, of die buiten het koninkrijk zal gegaan zijn zonder machtiging;
Ieder officier die, in vredestijd, zich gedurende meer dan vijftien dagen van zijn korps of van zijn verblijfplaats zal verwijderd hebben, of die zonder machtiging buiten het koninkrijk gegaan zijnde, gedurende meer dan acht dagen afwezig zal gebleven zijn.
Art.44. <Zie NOTA onder TITEL> Dezelfde straf zal kunnen opgelegd worden aan ieder officier met verlof of met permissie, die niet naar zijn korps of zijn verblijfplaats zal teruggekeerd zijn, in oorlogstijd, drie dagen, in vredestijd, vijftien dagen na het verstrijken van zijn verlof of van zijn permissie, of na een bevel van wederoproeping ontvangen te hebben.
Art.45. <Zie NOTA onder TITEL> Wordt als deserteur beschouwd :
Ieder onderofficier, korporaal, brigadier of soldaat die, zonder daartoe gemachtigd te zijn, zich van zijn korps of detachement zal verwijderd hebben gedurende meer dan drie dagen, in oorlogstijd, meer dan acht dagen, in vredestijd;
Ieder onderofficier, korporaal, brigadier of soldaat die, afzonderlijk reizend, ter bestemming niet za aangekomen zijn, in oorlogstijd, drie dagen, in vredestijd, acht dagen na de hem gestelde dag;
Ieder onderofficier, korporaal, brigadier of soldaat met permissie of met verlof, die niet naar zijn korps zal teruggekeerd zijn, in oorlogstijd, drie dagen, in vredestijd, vijftien dagen na het verstrijken van zijn verlof of van zijn permissie, of na het tijdstip bepaald bij een wederoproepingsbevel.
(...)
Art.46. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1923-07-24, art. 1, B.St. 09-08-1923> Ieder onderofficier, korporaal, brigadier of soldaat, schuldig aan desertie in vredestijd, wordt gestraft met twee maanden tot twee jaar militaire gevangenis.
Art.47. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1923-07-24, art. 1, B.St. 09-08-1923> De militaire gevangenisstraf bedraagt van drie maanden tot drie jaar :
Indien de schuldige reeds vroeger wegens desertie werd veroordeeld;
Indien hij in overleg met een makker is gedeserteerd;
Indien hij zijn vuurwapen op zijn paard heeft medegenomen;
Indien hij op 't ogenblik van de desertie deel uitmaakte van een patrouille, een wacht, een post of om 't even welke andere gewapende dienst;
Indien hij de grenzen van het Belgisch grondgebied is overgetrokken;
Indien hij zich van een nagemaakte of vervalste verlof- of permissiebrief heeft bediend;
Indien de desertie langer dan zes maanden heeft geduurd.
Art.48. <Zie NOTA onder TITEL> Het maximum van de in de twee voorgaande artikelen gestelde straffen, zal uitgesproken worden, wanneer de desertie in oorlogstijd plaats heeft.
Art.49. <Zie NOTA onder TITEL> Wordt als desertie met samenspanning beschouwd, elke desertie door meer dan twee militairen met gemeen overleg gepleegd.
Art.50. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1923-07-24, art. 1, B.St. 09-08-23> Het hoofd der samenspanning wordt in vredestijd gestraft met twee jaar tot vijf jaar gevangenis; in oorlogstijd, wordt hij tot (opsluiting van vijf jaar tot tien jaar) veroordeeld. <W 2003-01-23/42, art. 99, 003; Inwerkingtreding : 13-03-2003>
De andere schuldigen worden in vredestijd gestraft met drie maanden tot drie jaar gevangenis; in oorlogstijd worden zij verwezen tot gevangenisstraf van twee jaar tot vijf jaar.
Art.51. <Zie NOTA onder TITEL> Al wie in tegenwoordigheid van de vijand deserteert, zal gestraft worden met hechtenis van tien tot vijftien jaar, indien hij officier is; met (opsluiting van vijf jaar tot tien jaar), als hij van mindere rang is. <W 2003-01-23/42, art. 100, 003; Inwerkingtreding : 13-03-2003>
(De schuldige zal, daarenboven, kunnen veroordeeld worden tot de militaire vervallenverklaring.)<B 1916-10-11, art. 2, B.St. 15-10-1916>
Art.52. <Zie NOTA onder TITEL> Ieder militair, aan desertie naar de vijand schuldig, zal met (levenslange hechtenis) gestraft worden. <W 1996-07-10/42, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 11-08-1996>
(De schuldige zal, daarenboven, veroordeeld worden tot de militaire vervallenverklaring.)<B 1916-10-11, art. 2, B.St. 15-10-1916>
Art.53. <W 2003-04-10/60, art. 43, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Vervolging bij verstek tegen een deserteur wegens een misdrijf omschreven in dit hoofdstuk is niet toegestaan.
HOOFDSTUK VII. - Verduisteringen, diefstallen en verkoop van militaire voorwerpen.
Art.54. <Zie NOTA onder TITEL> Zullen overeenkomstig de bepalingen van het gewoon Strafwetboek gestraft worden :
De militair, die wapenen, munitie, kazernerings- of kampementsgoederen, penningen of welke voorwerpen ook, die aan militairen of aan de Staat toebehoren, en waarover hij rekenplichtig was of die hem tot bewaking waren toevertrouwd, zal hebben verduisterd;
De militair die, zonder rekenplichtig noch tot de bewaking aangesteld te zijn over de zaken bij voorgaande paragraaf bepaald, deze bedrieglijk zal hebben weggenomen.
In alle gevallen, indien de schuldige officier is, zal hij afgezet worden; indien hij onderofficier, korporaal of brigadier is, zal hij van zijn graad beroofd worden.
Art.55. <Zie NOTA onder TITEL> Zal ook overeenkomstig de bepalingen van het gewoon Strafwetboek gestraft worden, zonder dat nochtans de straf minder zal mogen zijn dan zes maanden gevangenisstraf, de militair, die zich schuldig zal hebben gemaakt aan diefstal te nadele of ten huize van de inwoner, bij wie hij op vordering van de openbare overheid werd geherbergd.
Art.56. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1923-07-24, art. 1, B.St. 09-08-1923> Ieder onderofficier, korporaal, brigadier of soldaat die zijne kleedings-, uitrustings- of bewapeningsstukken verkoopt, weggeeft, verwisselt, verpandt of onverschillig hoe verkwist, wordt gestraft met ééne maand tot één jaar militaire gevangenis.
Art.57. <Zie NOTA onder TITEL> Dezelfde straf zal toegepast worden op hem die, na een afwezigheid van zijn korps, de voorwerpen, bij voorgaand artikel vermeld, niet weder zal hebben voorgebracht, tenzij hij bewijst dat hij bij overmacht ervan beroofd is geworden.
HOOFDSTUK VIII. -
Art. 57bis.<Zie NOTA onder TITEL> <Ingevoegd bij W 1958-02-27, art. 1, B.St. 29-03-1958> § 1. De militair die, op het grondgebied van een vreemde Staat waar hij in dienst is, de wetten van die Staat betreffende bos-, veld-, jacht-, visvangst-, wegverkeer-, douane-, deviezenaangelegenheden of betreffende de invoer- of uitvoerreglementering overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van 26 tot 1 000 frank of met één van die straffen alleen.
Hetzelfde geldt voor de persoon die verbonden is aan een fractie van het leger dat zich op het grondgebied van een vreemde Staat bevindt of die er toe gemachtigd is een troepenkorps, dat van die fractie van het leger deel uitmaakt, te volgen, wanneer het feit op dit grondgebied werd gepleegd.
§ 2. Wanneer de overtreding betrekking heeft op de buitenlandse wetgeving in zake wegverkeer, heeft ze, onder de voorwaarden als voorzien door de Belgische wet, de vervallenverklaring van het recht een voertuig te besturen tot gevolg, alsof de op het grondgebied van het Rijk geldende reglementering zou overtreden zijn.
§ 3. Wanneer de overtreding betrekking heeft op de buitenlandse wetgeving in zake douane of deviezen of op de reglementering van in- en uitvoer, zijn de volgende regels van toepassing :
1° De geldboete wordt steeds uitgesproken en het maximum er van wordt op 100 000 frank gebracht;
2° De verbeurdverklaring wordt enkel onder de voorwaarden als bepaald in de wetgeving van de vreemde Staat uitgesproken. De verbeurdverklaarde goederen worden ter beschikking van die Staat gesteld;
3° De publieke vordering kan slechts uitgeoefend worden op de klacht van de Minister van Landsverdediging of van de door hem daartoe aangewezen overheid. Die overheden kunnen een schikking toegestaan zolang de zaak niet aanhangig is gemaakt bij de vonnisgerechten die in eerste aanleg bevoegd zijn. De uitvoering der voorwaarden van de schikking doet de publieke vordering vervallen.
(§ 3bis. Voor iedere overtreding in bos-, veld-, jacht-, visvangst- en wegverkeersaangelegenheden, behalve indien het feit aan een ander een niet definitief vergoede schade heeft veroorzaakt, kan de ambtenaar van het openbaar ministerie (...), wanneer hij oordeelt alleen een geldboete ofwel een geldboete en de verbeurdverklaring te moeten vorderen, de overtreder verzoeken, binnen de termijn en volgens de regelen die hij bepaalt, een door hem vast te stellen bedrag te betalen in handen van de ontvanger [1 van de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën]1. <W 2003-04-10/60, art. 44, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
De termijn voor het betalen van de vastgestelde som zal ten minste acht dagen en ten hoogste zes maanden bedragen; bij uitzondering kan hij tot twaalf maanden worden verlengd.
((Artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering is van toepassing voor zover dit artikel er niet van afwijkt.)) <W 1984-06-28/30, art. 2, B.St. 22-08-1984>
Het in het eerste lid aan de ambtenaar van het openbaar ministerie toegekende recht mag niet meer worden uitgeoefend wanneer de zaak bij het bevoegde gerecht aanhangig is gemaakt.)<W 1963-04-05, art. 1, B.St. 16-04-1963>
§ 4. De akten van de buitenlandse overheid, waarbij de in dit artikel bedoelde feiten vastgesteld worden, hebben voor de Belgische rechtbanken dezelfde bewijskracht als die, welke de wetgeving van het grondgebied waar die feiten gepleegd werden, er aan toekent.
§ 5. De publieke vordering welke voortvloeit uit het bij dit artikel bedoeld misdrijf verjaart na verloop van één vol jaar te rekenen van de dag waarop het feit gepleegd werd.
----------
(1)<W 2018-07-11/07, art. 124, 005; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
HOOFDSTUK IX. - Algemene bepalingen.
Art.58. <Zie NOTA onder TITEL> <W 1958-02-27, art. 2, B.St. 29-03-1958> De bepalingen van het eerste boek van het gewone Wetboek van strafrecht, waarvan door onderhavig Wetboek niet wordt afgeweken, zijn van toepassing op de misdrijven waarop dit laatste straf stelt.
Art. 58bis. <Zie NOTA onder TITEL> (Ieder in oorlogstijd tot ten minste twee jaar gevangenisstraf of tot een jaar militaire gevangenisstraf veroordeeld militair, wegens een misdrijf voorzien bij de hoofdstukken III, IV, V of VI van onderhavig wetboek, of bij de besluit-wet van 13 November 1915 op de vrijwillige verminkingen, die, onder denzelfden oorlog, een misdrijf begaat voorzien bij de artikelen 23 tot 26, 28 en 30, tweede lid; 33, eerste lid; 34, 38, 48 of 50, tweede lid, kan veroordeeld worden tot hechtenis van tien tot vijftien jaar. Maakt hij zich schuldig aan een misdrijf, voorzien bij de artikelen 30, eerste lid; 33, 2° en 3° lid, 35, 36 en 50, eerste lid, of 51, of bij de besluit-wet van 13 November 1915, dan kan hij veroordeeld worden (tot opsluiting), van tien jaar tot vijftien jaar.) <W 1923-07-24, art. 1, B.St. 09-08-1923> <W 2003-01-23/42, art. 101, 003; Inwerkingtreding : 13-03-2003>
(Alle militair die, in tijd van oorlog veroordeeld tot twee lijfstraffen wegens inbreuken voorzien in de hoofdstukken III, IV, V of VI van dit wetboek of door de besluit-wet van 13 November 1915, gedurende denzelfden oorlog eene nieuwe inbreuk pleegt strafbaar met eene lijfstraf hetzij krachtens de bepalingen van bedoelde hoofdstukken of besluit-wet, hetzij bij toepassing van voorgaande lid, kan gestraft worden hetzij (met hechtenis van twintig jaar tot dertig jaar respectievelijk een kortere tijd, of met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar, respectievelijk een langere tijd), volgens het bij voorgaande lid bepaalde onderscheid, hetzij zelfs met (levenslange opsluiting of levenslange hechtenis).) <B 1918-09-14, art. 1, B.St. 15-09-1918> <W 1996-07-10/42, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 11-08-1996> <W 2003-01-23/42, art. 101, 003; Inwerkingtreding : 13-03-2003>
Art.59. <Zie NOTA onder TITEL> <W 2003-01-23/42, art. 102, 003; Inwerkingtreding : 13-03-2003> Bestaan er verzachtende omstandigheden dan wordt :
Levenslange hechtenis, bedoeld in de artikelen 17, 19 tot 21, 31 en 52, vervangen door tijdelijke hechtenis.
Levenslange hechtenis, bedoeld in de artikelen 23, 25 en 28, vervangen door tijdelijke hechtenis of door correctionele gevangenisstraf.
In de eerste twee gevallen wordt de hechtenis bedoeld in de artikelen 28, 31 en 51 vervangen door correctionele gevangenisstraf, en in het derde geval door hechtenis van kortere duur of door correctionele gevangenisstraf.
Opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, bedoeld in de artikelen 30, 50 en 51, wordt vervangen door correctionele gevangenisstraf.
Militaire degradatie wordt vervangen door afzetting indien de schuldige officier is.
Afzetting wordt vervangen door tuchtstraffen, die kunnen worden verhoogd tot vijfmaal het maximum bedoeld in het tuchtreglement.
Militaire gevangenisstraf wordt vervangen door een militaire gevangenisstraf van kortere duur of door tuchtstraffen die kunnen worden verhoogd tot tweemaal het maximum bedoeld in het tuchtreglement.
Art.60. <W 2003-04-10/60, art. 45, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie is van toepassing op de maatregelen en de straffen die overeenkomstig de bepalingen van dit Wetboek kunnen worden opgelegd.
Art.61. Het "Crimineel Wetboek voor het krijgsvolk te lande" van 20 juli 1814, is (...) opgeheven. <W 2003-04-10/60, art. 46, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 62. <Zie NOTA onder TITEL> Een koninklijk besluit zal het tijdstip van de tenuitvoerlegging van dit wetboek bepalen.