Details



Externe links:

Justel
Reflex



Titel:

21 JUNI 1868. - Koninklijk besluit tot regeling van de tarieven van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas van de vestiging van renten ten laste van de lijfrentekas, enz. <vertaling>.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. -
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - OVER DE BOEKJES.
Art. 5-7
HOOFDSTUK III. - HOE MEN DE OUDERDOM, DE WOONPLAATS EN HET BESTAAN VAN DE VERZEKERDE VASTSTELT.
Art. 8-10
HOOFDSTUK IV. - OVER HET VOORTIJDIG IN GENOT TREDEN VAN RENTEN.
Art. 11-14
HOOFDSTUK V. VERSCHEIDENE BEPALINGEN.
Art. 15-16, N1-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. -
Artikel 1. (opgeheven) <KB 14-03-1975, art. 3>

Art.2. (opgeheven) <KB 14-03-1975, art. 3>

Art.3. (opgeheven) <KB 14-03-1975, art. 3>

Art.4. (opgeheven) <KB 14-03-1975, art. 3>

HOOFDSTUK II. - OVER DE BOEKJES.
Art.5. Het boekje draagt een volgnummer en vermeldt :
  1° de naam, de voornamen en de woonplaats van de verzekerde;
  2° zijn datum en plaats van geboorte;
  3° De datum van ingenottreding van de renten.
  Het vermeldt daarenboven plaats, datum en bedrag van iedere storting, evenals de rentekwotiteit die overeenstemt met het gestorte kapitaal, naargelang het al dan niet is gereserveerd.
  Achteraan de boekjes worden uittreksels uit de wet van 16 maart 1865 en uit de reglementen van de lijfrentekas afgedrukt.
  Bij de ingenottreding van de rente wordt een tweede deel aan het boekje gehecht bestemd voor de inschrijving van de betaling van verschenen rentetermijnen.

Art.6. De storting van de verwervingsprijs van renten geschiedt bij de spaarkassen of bij de belastingsontvangers.
  Voor de eerste storting wordt aan de belanghebbende een bulletin afgeleverd dat binnen de twintig dagen tegen een boekje kan worden ingeruild. De eerste storting wordt door de directeur-generaal in het boekje vastgesteld.
  De boekjes, die door het bestuur van de algemene spaar- en lijfrentekas worden afgeleverd, worden aan de belanghebbende teruggegeven door tussenkomst van de agenten die de stortingen ontvangen hebben.
  Latere stortingen worden in het boekje ingeschreven door de agent die ze ontvangt. De met iedere storting overeenstemmende rentekwotiteit wordt er in vermeld door het bestuur van de kas; daartoe wordt bij iedere storting het boekje gedurende twintig dagen en tegen ontvangstbewijs door de agenten bijgehouden.

Art.7. Elke schenker kan op zijn verzoek, dat wordt gericht aan het bestuur van de kas, een getuigschrift bekomen houdende vermelding van de kapitalen die hij voor zichzelf wil voorbehouden.

HOOFDSTUK III. - HOE MEN DE OUDERDOM, DE WOONPLAATS EN HET BESTAAN VAN DE VERZEKERDE VASTSTELT.
Art.8. De ouderdom van de te verzekeren personen wordt vastgesteld door voorlegging van een uittreksel, hetzij uit hun geboorteakte, hetzij uit een andere authentieke akte, die hun naam en voornamen, de plaats en de datum van hun geboorte vermeldt, alsmede de naam en voornamen van hun vader en moeder.
  Kan een in België geboren verzekerde noch zijn geboorteakte, noch een authentieke akte ter vervanging daarvan voorleggen, dan wordt daarin voorzien door middel van een akte van bekendheid, opgesteld overeenkomstig de voorschriften van de artikelen 70 en 71 van het burgerlijk wetboek.
  Zo nodig worden al deze akten en documenten door het bestuur van de Kas aangevraagd bij de bevoegde overheden.

Art.9. Ten minste drie maanden voor hij in het genot van zijn rente treedt, moet elke verzekerde, door tussenkomst van de burgemeester van zijn verblijfplaats, de directeur-generaal van de kas kennis geven van :
  1° het nummer van zijn boekje;
  2° zijn naam en voornamen;
  3° zijn verblijfplaats en het bureel waar hij de termijnen van zijn rente wil gaan innen.

Art.10. Het bewijs van leven van de rentegenieters, die in het koninkrijk verblijven, wordt geleverd door de voorlegging van een getuigschrift, afgeleverd door de burgemeester van hun verblijfplaats, en waarin wordt vastgesteld dat zij in leven waren op het ogenblik na het verstrijken van de termijn, waarvan betaling wordt gevraagd.
  Het bewijs van leven van rentegenieters, die in een vreemd land verblijven en die het genot van hun rente behouden hebben, kan worden geleverd volgens de vormen die in dat land gebruikelijk zijn.

HOOFDSTUK IV. - OVER HET VOORTIJDIG IN GENOT TREDEN VAN RENTEN.
Art.11. De verzekerde die beweert recht te hebben op een der uitzonderingen voorzien bij artikel 50 van de wet, stuurt aan de directeur-generaal van de kas, door bemiddeling van de burgemeester van zijn gemeente :
  1° een verklaring vermeldende de inlichtingen vereist krachtens art. 9 van onderhavig besluit en houdende opgave van de feiten wegens dewelke om voortijdige ingenottreding van de rente wordt verzocht;
  2° een getuigschrift van de burgemeester van zijn verblijfplaats waarbij de bestaansmiddelen van de verzoeker worden vastgesteld;
  3° een getuigschrift, getekend door twee doctors in de geneeskunde of in de heelkunde, de ene aangesteld door de burgemeester van de verblijfplaats, de andere door de aangestelde van de kas. In dat getuigschrift wordt vastgesteld of verklaard :
  De aard en de ernst van het gebrek van de verzoeker;
  Of dit gebrek tijdelijk of blijvend schijnt te zijn;
  Of daaruit voor de betrokkene voortvloeit dat hij niet meer in zijn bestaan kan voorzien door zijn arbeid.
  De erelonen van de geneesheren zijn ten laste van de verzekerde.

Art.12. In geval van toepassing van § 2 van artikel 50 van de wet, moet daarenboven worden overgelegd een verklaring, door getuigen ondertekend en waarvan de handtekeningen voor echt zijn verklaard door de burgemeester van hun verblijfplaats, houdende vermelding :
  a. van de dag, plaats en aard van het ongeval waaruit de gebrekkigheid is ontstaan;
  b. of de verzekerde dit ongeval heeft gehad in het kader van, of ter gelegenheid van de uitoefening van zijn beroep.
  Aanvragen van deze aard zijn slechts ontvankelijk zo zij binnen het jaar van het ongeval worden ingediend.

Art.13. De overeenkomstig § 1 van artikel 50 van de wet van 16 maart 1865 verminderde renten gaan in op de eerste van de maand die volgt op de aanvraag van de betrokkene.

Art.14. De verzekerde die het vervroegd genot van zijn rente heeft bekomen op grond van § 2 van art 50 moet, telkens hij er om wordt verzocht en minstens een maal per jaar, aantonen of hij nog verkeert in de voorwaarden waarvan dit genot afhankelijk is.

HOOFDSTUK V. VERSCHEIDENE BEPALINGEN.
Art.15. (Door de Lijfrentenkas wordt, wegens kosten van begrafenis der verzekerden die, na de ingenottreding van de rente, in staat van behoeftigheid zijn gestorven, eene som verleend van 25 frank, op voorwaarde dat het kapitaal niet werd voorbehouden. Die toelage wordt tot het beloop der gedane stortingen verlaagd indien deze minder dan 25 frank bedragen.
  Geene aanvraag tot betaling der begrafeniskosten wordt ingewilligd indien zijn niet ingediend wordt binnen den termijn van dertig dagen, te rekenen van den datum van het overlijden des verzekerden.) <KB 20-12-1906>
  Daartoe zal een reservefonds worden gevormd, aangelegd door middel van een afname hetzij op de administratiekosten, hetzij op het overschot aan inkosten, afgeworpen door de beleggingen.

Art.16. Aan de ontvangers van de rechtstreekse belastingen kan een vergoeding worden toegekend voor de verrichtingen die zij gedurende het jaar hebben verricht; deze vergoeding zal worden bepaald door de raad van beheer van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas.
  Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. N1. Bijlage 1 : <Opgeheven bij KB 14-03-1975, art. 3>

Art. N2. Bijlage 2 : <Opgeheven bij KB 14-03-1975, art. 3>

Art. N3. Bijlage 3 : <Opgeheven bij KB 14-03-1975, art. 3>