Details



Externe links:

Justel
Reflex



Titel:

6 APRIL 1847. - Wet tot bestraffing van de beleedigingen aan den Koning(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-02-2014 en tekstbijwerking tot 27-02-2014)



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Al wie, hetzij in openbare plaatsen of bijeenkomsten, door uitlatingen, kreten of bedreigingen, hetzij door welke geschriften, drukwerken, prenten of zinnebeelden ook, die aangeslagen, rondgedeeld of verkocht, te koop of voor de oogen van het publiek ten toon gesteld worden, zich schuldig maakt aan beleediging van den persoon van den Koning, wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met geldboete van 300 tot 3,000 frank.

Art.2. Al wie, door een van dezelfde middelen, zich schuldig maakt aan beleediging van de leden van de koninklijke familie, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met geldboete van 100 tot 2,000 frank.

Art.3. Hij die schuldig is aan een der feiten, voorzien door de artikelen 1 en 2, kan, bovendien, van de uitoefening van alle of een gedeelte van de rechten vermeld in artikel 42 van het Strafwetboek, worden ontzet gedurende een tijdsverloop van twee tot vijf jaar.
  Deze straf en een geldboete van 300 tot 3,000 frank kunnen insgelijks uitgesproken worden tegen hen die schuldig zijn aan een van de wanbedrijvan voorzien door het niet opgeheven gedeelte van artikel 3 van het decreet van 20 Juli 1831, onverminderd de reeds door dit artikel gestelde straf.

Art.4. <W 10-10-1967, art. 3> De personen die naar het hof van assisen verwezen worden wegens een van de wanbedrijven bepaald door deze wet, kunnen berecht worden gedurende de zitting van de assisen die geopend is op het ogenblik van de uitspraak van het arrest van verwijzing.
  De uitloting van de jury voor de zaak heeft onmiddellijk plaats.
  De termijnen gesteld bij (de artikelen 118 en 240 van het Gerechtelijk Wetboek), worden tot achtenveertig uren verminderd. <W 24-06-1970, art. 40>

Art.5. Indien de beschuldigde niet verschijnt, of indien hij zich verwijdert vóór dat met de uitloting van de gezworenen een aanvang werd gemaakt, verleent het hof van assisen tegen hem een bevel van bijlijfneming. Vervolgens wordt gehandeld overeenkomstig het Wetboek van Strafvordering.
  Indien de beschuldigde zich verwijdert nadat de uitloting van de gezworenen is aangevangen, wordt de zaak voortgezet alsof hij aanwezig gebeleven was en het arrest zal onherroepelijk zijn.

Art.6. <W 20-12-1852, art. 4> De beschuldigde die krachtens artikel 5 van de wet van 6 April 1847 aangehouden is, kan zijn voorloopige invrijheidstelling onder borgtocht bekomen, door zich te wenden hetzij tot het hof van assisen hetzij tot de correctioneele rechtbank van de plaats waar dit hof zetelde, indien de zitting gesloten is. De te stellen borgtocht zal op tegenspraak met het openbaar ministerie bedongen worden.
  Zoo er verzachtende omstandigheden bestaan, kan het hof van assisen de door artikel 1 van deze wet vermelde straffen wijzigen, overeenkomstig artikel 6 van de wet van 15 Mei 1849.

Art.7.
  <Opgeheven bij W 2014-02-14/02, art. 44, 002; Inwerkingtreding : 01-02-2015>

Art.8. De vervolgingen wegens de door deze wet voorziene wanbedrijven worden ambtshalve ingesteld. Zij verjaren na verloop van drie maanden te rekenen van den dag waarop het wanbedrijf werd gepleegd, of van den dag van de laatste gerechtelijke handeling.
  Artikel 463 van het Strafwetboek is op dezelfde wanbedrijven toepasselijk.

Art. 9. <Wijzigingsbepaling van art. 3 VARIA 20-07-1831>