24 MAART 1846. - Wet betreffende het verkopen van militaire voorwerpen.
Art. 1-6
Artikel 1. Al wie stukken of voorwerpen van militaire kleding, uitrusting, optuiging of bewapening, geen merk van afwijzing dragende, gekocht, verkocht, gehuurd, verwisseld, ontleend, in bewaring of in pand gegeven of gekregen, te koop gesteld, in koop, huur, verwisseling, lening, bewaring of pand aangeboden zal hebben, zal gestraft worden met een gevangenisstraf van zes dagen tot één jaar, en met een geldboete van vijftig tot vijfhonderd frank.
Art.2. De medeplichtigen aan het misdrijf door de tegenwoordige wet voorzien, zullen met dezelfde straffen als de daders gestraft worden. Nochtans blijven de personen, tot het leger behorende, aan de militaire wetten onderworpen wat aangaat de feiten voorzien door artikel 193 van het Militair Strafwetboek, (...). <W 14-01-1975, art. 49>
Art.3. Wanneer de omstandigheden verzachtend zullen schijnen, en de veroorzaakte schade de vijfentwintig frank niet te boven gaat, vermogen de rechtbanken de gevangenisstraf te verminderen, zelfs tot beneden de zes dagen, en de geldboete, zelfs tot beneden de vijftig frank; zij zullen ook vermogen de ene of de andere van die straffen afzonderlijk uit te spreken, zonder dat zij in enigen gevalle beneden de straffen van enkele politie mogen gaan.
Art.4. Ingeval van herhaling zal de gevangenisstraf uitgesproken worden voor tenminste zes maanden, en de geldboete zal tenminste van honderd frank zijn.
Art.5. Ingeval van overtreding van de tegenwoordige wet, zullen de voorwerpen in artikel één vermeld, verbeurdverklaard worden.
Art. 6. Worden opgeheven de bepalingen van art. 1, § 8 van de wet van 12 december 1817.