1 OKTOBER 1833. - Wet op de uitleveringen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-07-2007 en tekstbijwerking tot 24-05-2019)
Art. 1-7
Artikel 1. (Opgeheven) <W 15-03-1874, art. 12>
Art.2. (Opgeheven) <W 15-03-1874, art. 12>
Art.3. (Opgeheven) <W 15-03-1874, art. 12>
Art.4. (Opgeheven) <W 15-03-1874, art. 12>
Art.5. (Opgeheven) <W 15-03-1874, art. 12>
Art.6.In die verdragen zal uitdrukkelijk worden bedongen dat de vreemdeling niet zal mogen worden vervolgd of gestraft wegens een vóór de uitlevering gepleegd politiek misdrijf, noch wegens een met een dergelijk misdrijf samenhangend feit, noch wegens enige door onderhavige wet niet bepaalde misdaad of wanbedrijf; zo niet is iedere uitlevering of iedere voorlopige aanhouding verboden.
(Wordt niet als een politiek misdrijf beschouwd, noch als een feit samenhangend met dusdanig misdrijf, de aanslag tegen de persoon van een vreemd regeringshoofd, of tegen de persoon van een lid van zijn familie, wanneer deze aanslag hetzij een doodslag, hetzij een moord, hetzij een misdadige vergiftiging uitmaakt. (Wordt evenmin als een politiek misdrijf beschouwd, noch als een feit samenhangend met dusdanig misdrijf, het feit dat een misdrijf uitmaakt zoals bepaald in een internationaal instrument betreffende terrorisme of bedoeld in een internationaal instrument met betrekking tot het internationaal humanitair recht, wanneer de uitlevering wordt verzocht op grond van dit instrument en wanneer dit instrument België en de verzoekende Staat bindt en de weigering tot uitlevering wegens een politiek misdrijf uitdrukkelijk verbiedt zonder de mogelijkheid een voorbehoud te maken op grond van het verdragenrecht.)) <W 22-03-1856, enig art.> <W 2007-05-15/50, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 13-07-2007>
(In afwijking van alinea 1 van dit artikel, zal de regeering, onder verplichting van wederkeerigheid, aan de regeeringen van de met België in een oorlog tegen een gemeenschappelijken vijand verbonden landen, ieder vreemdeling kunnen uitleveren die, in de bedoelde landen, vervolgd is of veroordeeld werd wegens een misdaad of een wanbedrijf tegen de uitwendige veiligheid van den Staat, gepleegd naar aanleiding van dien oorlog.
In de uitleveringsverdragen, gesloten krachtens voorgaande alinea, zal niettemin worden bepaald dat de uitgeleverde in den verzoekenden Staat niet zal kunnen vervolgd worden op grond van een ten voordeele van den aangezochten Staat ondernomen politieke actie.
De regeering zal eveneens aan de regeeringen van de bij alinea 3 van dit artikel bedoelde landen, ieder vreemdeling die door de overheden van genoemde landen wegens een oorlogsmisdaad vervolgd is of veroordeeld, kunnen uitleveren ten einde er te worden berecht of er zijn straf uit te doen.
De regeering regelt de vormen en de voorwaarden van de krachtens de alinea's 3 tot 5 toegestane uitleveringen.
De rogatoire commissies die uitgegaan zijn van de bevoegde overheid van de in alinea 3 bedoelde landen en betrekking hebben op de daarin aangeduide misdrijven, kunnen in België worden uitgevoerd. Wanneer zij er toe strekken, hetzij tot een huiszoeking hetzij tot de inbeslagneming van het voorwerp van het misdrijf of van de stukken van overtuiging te doen overgaan, beslist de raadkamer der rechtbank van eersten aanleg van de plaats der huiszoekingen en inbeslagnemingen of de inbeslaggenomen papieren en andere voorwerpen al dan niet, geheel of gedeeltelijk, aan de verzoekende regeering dienen te worden overgemaakt. [1 Zij zal de teruggave bevelen van de papieren en andere voorwerpen die geen rechtstreeks verband houden met het aan verdachte ten laste gelegd feit, en zal eventueel beslissen over de terugvorderingen van derde bezitters of andere rechthebbenden]1.) <W 08-07-1946, enig art.>
----------
(1)<W 2019-05-05/10, art. 64, 003; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. 7. (Opgeheven) <W 15-03-1874, art. 12>